Slag in de baai van Matanzas

In 1628 vertrokken drie kapervloten o.l.v. Piet Hein vanuit Nederland naar het toenmalige West Indië met als opdracht het onderscheppen van de Spaanse schatvloot. Normaliter werd de Spaanse vloot gevormd door vloten vanuit Zuid-Amerika en die van Mexico.

De Spanjaarden waren gewaarschuwd dat er Nederlandse kapers op de kust waren en bleven in havens in Zuid-Amerika liggen waarop Hein besloot daarop zijn geluk  te zoeken bij Cuba. De Spaanse vloot in Mexico dacht dat de kust veilig was om een uitbraak te wagen maar Hein arriveerde exact op dat tijdstip met 31 zwaar gewapende schepen maar werd door wind weggeblazen en had geen benul van het geluk wat aanstaande was.

Het stormseizoen was aanstaande en Hein kreeg eindelijk versterking van de Nederlandse vloot die Brazilië had aangevallen en besloot het nog twee dagen te geven. Door een van de vroege stormen werd de Spaanse zilvervloot uitelkaar geslagen en werden twee schepen meegesleurd door de orkaan en kwamen recht in de “handen” van Hein terecht.

De rest van de Spaanse vloot (zo’n 20 schepen) raakten direct in paniek toen ze de sterke Nederlandse vloot zagen en de meeste lieten direct het anker vallen en gaven zich nagenoeg direct over.

Andere kwamen op zandbanken terecht voor de haven van Havana en een aantal dachten weg te komen en werden door de snelle uitval van Hein’s sloepenaanval overvallen.

Na wat musketsalvo’s vluchtten de Spanjaarden onderdeks en gaven zich over. Aan beide partijen waren er nagenoeg geen slachtoffers. Het resultaat was dat er van de 16 Spaanse schepen vijf werden geconfisqueerd en de rest tot zinken gebracht.

De Spanjaarden werden met voldoende proviand aan land gezet in Cuba. De Duinkerker kapers deden nog een poging om de zilvervloot te heroveren maar de Nederlanders wachtten een tijdje in havens in Engeland voordat ze in Januari 1629 terugkeerden in Nederland.

De buit bestond uit duizenden ponden zilver, goud, parels, sieraden huiden, suiker en zakken met andere goederen wat vandaag de dag gelijk staat met zo’n 6.000.000.000 euro.

Een groot gedeelte van het geld werd gebruikt voor het beleg van Den Bosch op de Spanjaarden (het geld werd bewaard in het West Indisch huis te Amsterdam).

De admiraal van de Spaanse vloot werd vijf jaar later onthoofd wegens plichtsverzuim en de vice admiraal kreeg levenslang. Piet Hein werd door z’n aanval wereldberoemd.