Achtergrondinformatie - Kroatië

"ustasa-beweging" en "ante pavelic"



ontstaan "ustasa"


De jonge nationalistische Kroaat “Ante Pavelić” was van 1921 tot 1929 de enige afgevaardigde in de Skupština, het Joegoslavische parlement voor de Kroatische Partij van het Recht. Deze partij keerde zich fel tegen de Joegoslavische staat en streefde naar een onafhankelijk Kroatië. 

 

De partij was echter ook gekant tegen de Kroatische Boerenpartij - de belangrijkste Kroatische partij in het parlement - die zij te links vond. De Kroaten traden in 1925 toe tot de centrale regering, maar een moordpartij in het Parlement in Belgrado in 1928 verscherpte de tegenstellingen onoverbrugbaar.

 

Op 28 juni van dat jaar vermoordde een pan-Servische nationalist een aantal Kroatische parlementsleden, waaronder de oudere leider van de Kroatische Boerenpartij, Radic. De Kroaten verlieten het parlement in Belgrado en zochten samenwerking met andere niet-Servische nationaliteiten in het land. Samen verklaarden ze de oorlog aan de Serviërs. 

 

Vanwege de persoonlijke dictatuur die de Joegoslavische koning Alexander in 1929 vestigde, werden alle politieke partijen verboden en werd het parlement ontbonden. Hij doopte het land om in Joegoslavië en Pavelic ontvluchtte het land richtte de de “Ustasa” partij op (de opstandsbeweging) – de  Kroatische nationalistische en antisemitische organisatie. 

 

De beweging was op fascistische leest geschoeid en bestreed het Servisch centralisme in Joegoslavië. De beweging kreeg financiële steun van het fascistische Italië van Benito Mussolini, waar zij ook haar bases had. Vanuit daar werd menig aanslag beraamd en gepleegd waardoor de Joegoslavische regering steeds repressiever ging optreden. Vanuit Groot-Brittannië beraamde Pantelic samen met de Bulgaars-Macedonische nationalist en terrorist Ivan Mihailov een aanslag op koning Alexander.

 

Deze werd in 1934 gepleegd door Mihailovs chauffeur, tijdens een staatsbezoek van de koning aan Frankrijk. De koning overleed ter plekke, en ook de Franse minister van Buitenlandse Zaken kwam om het leven. Spoedig kwam men erachter dat de Ustaša en de Macedonische IMRO achter de aanslag zaten. Pavelić werd door Frankrijk bij verstek ter dood veroordeeld. Pavelić, die in Italië leefde, werd door dat land (Mussolini) echter niet uitgeleverd.


Begin van de oorlog


Het grote moment voor de Ustasa en Pavelic kwam in 1941, toen Duitsland Joegoslavië binnenviel. Pavelic liet de Kroatische staat uitroepen met zichzelf als Poglavnik (leider). Maar in feite was de Kroatische staat een marionet van Duitsland en Italië.

 

Een Italiaanse edelman werd tot koning Tomislav II benoemd, genoemd naar een middeleeuwse vorst Tomislav I. Tomislav II regeerde slechts in naam; hij heeft zelfs nooit voet op Kroatische bodem gezet. De staat bestond uit het hedendaagse Kroatië, minus Dalmatië en Istrië, dat aan Italië werd toegekend, en enkele stukjes in het noorden die onder Hongaars bestuur kwamen te staan.

 

Bovendien omvatte de NDH geheel Bosnië en Herzegovina. Omdat Kroatië geen slagvaardig leger had, werd de noordoostelijke helft beheerd door de Wehrmacht, terwijl het Italiaanse leger het zuidwesten controleerde. 

 

De Kroatische minister van onderwijs en cultuur, Budak, vatte het programma van de Kroatische staat als volgt samen: "Grondslag van de Ustasa beweging is de religie. Voor minderheden als Serviërs, Joden en Zigeuners hebben wij drie miljoen kogels. We zullen een deel van de Serviërs doden. De anderen worden het land uitgezet en de rest zullen wij dwingen de rooms-katholieke religie aan te nemen.

 

Zo zal het nieuwe Kroatië alle Serviërs verwijderen, opdat wij binnen tien jaar volledig katholiek zullen zijn". Dit centrale idee van politieke soevereiniteit was verbonden met de opvattingen dat de boer de primaire bron van de Kroatische vitaliteit was. Het gezin was de basiseenheid van de maatschappij en het katholicisme de bron van spirituele autoriteit. De Ustasa wisten de nazi’s te overtuigen van het feit dat het verschil tussen Kroaten (Katholiek en Westers) en Serviers (Orthodox en Slavisch) te groot was en dat ze “untermenschen” waren.

 

Drie weken nadat de Duitsers het land binnen waren gevallen had Kroatië al een rassen wetgeving die zelf verder ging dan in Duitsland. Alle Joden moesten en armband dragen met de letter Z (Zidov, jood) en alle Serviërs een armband met P (Pravnoslavni, orthodox). Op gruwelijke wijze werden mensen afgeslacht: de keel afgesneden, de ogen uitgestoken, tongen uitgetrokken, onthoofd, verkracht en alle andere mogelijkheden.

 

De 81 jaar oude orthodoxe aartsbisschop van Banja Luka kreeg hoefijzers onder zijn voeten gespijkerd en moest door de straten galopperen. Maar de eliminatie werd ook op grotere schaal aangepakt door de oprichting van verschillende concentratiekampen, waarvan Jasenovac wel de meest beruchte is en waar de meeste Joden werden vermoord.

 

De Kroatische regering verklaarde zich overigens ook bereid om de Duitsers 30 rijksmark te betalen voor elke Jood die door de Duitsers zou worden afgevoerd, als beloning voor hun bijdrage in de oplossing van het "jodenprobleem".



"Ustasa" organisatie


De Ustasa was tegen liberale democratie, communisme en tegen de "kapitalistische plutocratie". De katholieke kerk in Kroatië ondersteunde de Ustasa en individuele priesters gaven soms zelf aanwijzingen hoe Serviërs vermoord moesten worden. 

 

De Kroatische aartsbisschop Stepanic stond sympathiek tegenover de Ustasa en verdedigde het beleid en optreden bij het Vaticaan, die overigens niets deed. Stepanic is in 1998 door Paus Paulus Johannes II zalig verklaard.

 

Niet onbelangrijk voor Pavelić en de legitimiteit van zijn onafhankelijk Kroatië was de audiëntie die hem verleend werd door paus Pius XII. Ante Pavelić noemde dat hij als enig fascistisch leider ook daadwerkelijk actief Rooms-Katholiek was. Mussolini en Hitler waren namelijk atheisten.

 

De ustaša's zijn nooit populair geworden, ook niet in Kroatië. De Boerenpartij van de charismatische Macek had veel meer steun, terwijl ustaša's als een stel onbehouwen vechtjassen werden gezien. Zij dankten hun macht slechts aan Duitse wapens en Italiaans geld.

 

Op het moment van hun machtsovername telde de beweging volgens Balkandeskundige Misha Glenny hooguit 300 actieve "harde kern" leden. Deze werden echter al snel aangevuld door een grote hoeveelheid opportunisten die hoopten carrière te maken, en pragmatici, die dachten dat dit nieuwe Kroatië duurzaam was. 

 

Naar schatting zijn in de oorlog een half miljoen Serviërs vermoord, een kwart miljoen is verdreven en een kwart miljoen heeft zich gedwongen bekeerd tot het katholicisme. (Over deze cijfers wordt nog steeds een felle strijd gevoerd, waarbij het aantal slachtoffers al naar de politieke opvattingen van de onderzoekers sterk variëren.) Van de Joden is 80% uitgemoord, evenals 20.000 zigeuners en duizenden tegenstanders van het Ustasa regime. Het concentratiekamp Jasenovac werd het grootste niet-Duitse concentratiekamp.

 

Nog steeds worden er massagraven ontdekt uit de Tweede Wereldoorlog. 


de ondergang


Na de capitulatie van Italië in 1943 werd Dalmatië ook aan de NDH toegekend en kwamen steeds meer wapens van de Italianen in partizanen handen. De aantallen van deze opstandelingen werden steeds groter door de hoop van een verliezend Duitsland en de hardheid van de strijd.

 

In de tweede helft van 1944 deserteerden soldaten van het Kroatische Reguliere Leger en liepen veelal over naar Tito's partizanen, die nu praktisch geheel Kroatië in handen hadden. Alleen Zagreb, de hoofdstad van de NDH was dankzij de aanwezigheid van de Wehrmacht nog in handen van de Ustaša.

 

In april 1945 vond er een grootscheepse evacuatie van Ustaša-leiders uit Zagreb plaats, onder hen ook Pavelić. Het dagelijkse bestuur van de NDH in Zagreb liet hij over aan Mile Budak, de Doglavnik (plaatsvervanger). Op 7 mei 1945 capituleerde de Wehrmacht in Zagreb en werd de stad door de partizanen bevrijd. 

 

Inmiddels vluchtten duizenden Kroatische civielen de Oostenrijkse grens over, op de voet gevolgd door het Eerste Partizanenleger. Ze werden na hun aankomst in het Oostenrijkse Bleiburg door de Britten terug de grens over gestuurd, zodat deze in handen kwamen van de partizanen.

 

Velen werden daarop vermoord in wat later bekend stond als het bloedbad van Bleiburg. Geregeld worden er nog massagraven met Kroatische vrouwen en kinderen gevonden. Er wordt jaarlijks een bijeenkomst gehouden in Bleiburg ter nagedachtenis van deze gruwelijke oorlogsmisdaad. 



Mile Budak en Andrija Artuković:  

In 1934 werd Budak door leden van de pro-Joegoslavische groep Jong Joegoslavië ernstig mishandeld waaraan hij blijvend letsel overhield. Daarna vertrok hij naar het buitenland en sloot zich aan bij de Ustašabeweging. Hij werd na de Duitse inval in Joegoslavië minister van Cultuur, Religie, Educatie en Religieuze Groeperingen en tevens Doglavnik, plaatsvervanger.

 

Hij was een trouw volgeling van de Poglavnik ('Leider') van Ante Pavelić. Direct na de machtsovername gaf hij de aanzet voor de antisemitische campagne, gericht tegen de Serviërs, Joden, zigeuners en andere minderheidsgroepen.

 

Volgens zijn 'ideologische beschouwingen' waren de in Joegoslavië wonende moslims verwant aan de Kroaten (weliswaar in zijn ogen 'geloofsverzakers') en daarom broeders in de strijd tegen de Serven. Later werd hij minister van Buitenlandse Zaken. In die functie maakte hij onder andere een reis naar het Vaticaan. Budak was één van de weinige Ustasa's, die de Joegoslaven na de oorlog konden gevangennemen. Hij werd in juni 1945 geëxecuteerd.

 

Andrija Artukovic leidde een nationalistische opstand in de Velebit bergen in de jaren '30. Om aan een arrestatie te ontsnappen vluchtte hij naar Groot-Brittannië. Hij sloot zich aan bij de Ustasa-Beweging. Na de (geslaagde) aanslag op koning Alexander I werd hij gearresteerd, maar spoedig weer vrijgelaten. Na de nazi-Duitse-invasie in april 1941 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en gaf hij o.a. bevel om 4000 Serviërs uit Siroki Brijeg weg te voeren naar concentratiekampen.

 

Ook was hij betrokken bij de oprichting van de Kroatische concentratiekampen en werd daarom vaak betiteld als de Joegoslavische “Himmler”. Na de oorlog vluchtte hij samen met o.a. Pavelic naar Oostenrijk waar hij even vastzat en toen werd vrijgelaten. Hij vertrok naar de VS (1948) terwijl Joegoslavie tevergeefs vroeg om z’n uitlevering vanwege z’n fysieke toestand.

 

Meer dan twintig jaar later, in 1986, werd hij uiteindelijk alsnog uitgeleverd aan Joegoslavië, waar hij terecht stond en ter dood werd veroordeeld. Het vonnis werd niet uitgevoerd omdat hij in het gevangenisziekenhuis overleed.



de vlucht


In 1945 vluchtte ook Pavelic naar Oostenrijk en werd daar beschermd door de Engelsen die in hem een instrument zagen om het communistisch regime van Tito om ver te werpen. Pogingen daartoe liepen echter op jammerlijke mislukkingen uit. 

 

Het schijnt dat Pavelic zo’n 2 jaar ondergedoken heeft gezeten in het Klooster van San Girolamo (een centrum van Kroatische activiteit) in Rome. Daarna zou hij zich vestigen in het Argentinië van dictator Juan Perón waar ook veel Duitse nazi’s zich hadden gevestigd.

 

Of Pavelić en de Ustaša door het Vaticaan geholpen zijn tijdens hun vlucht naar Argentinië wordt nog altijd omstreden. Ook de deels verdwenen staatsschat van Kroatië speelt daarin een belangrijke rol. Volgens velen werd deze schat, die voor een groot deel uit goud bestond en mede afkomstig was van de slachtoffers van het regime van Pavelić, onder meer gebruikt voor de financiering van gewelddadige activiteiten van de naoorlogse Ustaša. 

 

Bij hun vlucht had Pavelić ruim 250 kilogram goud en edelstenen mee en schijnt er een bedrag van 1.000.000 kuna betaald te zijn voor de vlucht van duizenden Ustaša. In Argentinië richtte Pavelić een 'Kroatische Regering in Ballingschap' op. De voorlopige regering gaf haar steun aan de Ustaša-rebellen die nog steeds actief waren in Kroatië (tot 1947).

 

Een neo-Ustaša-beweging pleegde nog tot in de jaren tachtig van tijd tot tijd moordaanslagen op Joegoslavische doelen. De moord op de Joegoslavische ambassadeur in Zweden is daar een van de bekendste voorbeelden van. Pavelić was in Argentinië veiligheidsadviseur van de Argentijnse president Juan Perón. Na een mislukte aanslag op zijn leven, op 9 april 1957, besloot hij om naar het Franquistische Spanje te verhuizen.

 

Hij overleed aan complicaties van zijn schotwonden op 28 december 1959 in een Madrileens ziekenhuis. In Kroatië wordt hij nog door sommigen nog steeds als een held vereerd. Bij zijn overlijden hield hij een krans vast die hij persoonlijk van paus Pius XII had gekregen.


onafhankelijkheid


Een van de aanleidingen, maar geen oorzaak, tot de oorlog in ex-Joegoslavië was de overhaaste erkenning door het Duitsland van CDU kanselier Helmut Kohl van Kroatië als zelfstandige natie in 1991. Kroatië en Duitsland hadden in de tweede wereldoorlog al een nauwe relatie.

 

Delen van katholiek Duitsland hebben een zwakke plek voor Kroatië dat ooit een katholiek-fascistische staat was onder Ante Pavelic. Na de Kroatische onafhankelijkheid (1992) werden de ustaša's in Kroatië min of meer gerehabiliteerd. In sommige Kroatische steden werden straten naar bekende ustaša's genoemd.

 

De Bosnisch-Kroatische strijdgroepen identificeerden zich soms ook met ustaša's in hun strijd tegen de Servische "cetnik"-beweging. Na de dood van de Kroatische president Franjo Tudjman in 1999 (die begrip had voor de Ustasa en ontkende dat er honderdduizenden mensen waren vermoord tijdens de oorlog) en de ingezette democratisering zijn de verwijzingen naar de ustaša's in Kroatië zo goed als verdwenen.



zie ook: