Achtergrondinformatie - Georgië

persoon: "josef stalin"



het begin


Jozef Stalin werd geboren als zoon van een schoenmakersknecht in het Georgische plaatsje Gori. Het gezin leefde onder armoedige omstandigheden en de andere kinderen van het gezin stierven op jonge leeftijd. De zeldzame keren dat zijn vader thuis was mishandelde hij de jonge Jozef en zijn moeder.

 

Hij zou een paar keer bijna zijn doodgeslagen, maar na het vertrek van zijn vader kwam er rust in het gezin. Stalins eerste echtgenote overleed in 1907, slechts één jaar na hun huwelijk in 1906.

 

Stalin en Jekaterina hadden een zoon, Jakov Dzjoegasjvili, met wie Stalin in latere jaren nauwelijks omgang had. Jakov diende in het Rode Leger gedurende de Tweede Wereldoorlog en werd door de Duitsers gevangen genomen. Zij boden aan hem te ruilen voor veldmaarschalk Friedrich Paulus, die zich na Stalingrad had overgegeven, maar Stalin sloeg het aanbod af.

 

Onduidelijk is hoe Stalin oudste zoon aan z’n einde kwam (executie, zelfmoord) maar feit is dat hij in concentratiekamp “Sachsenhausen” in Duitland in 1943 is overleden. Stalin kreeg bij zijn tweede vrouw nog een zoon, Vasili Stalin, en een dochter.

 

Mogelijk heeft z’n vrouw in 1932 zelfmoord gepleegd door zichzelf neer te schieten na een ruzie met haar man. Vasili diende bij de Sovjetluchtmacht en stierf volgens officiële bronnen aan alcoholisme in 1962.

 

Hij onderscheidde zich in de Tweede Wereldoorlog als een capabele vlieger. Svetlana emigreerde in 1967 naar de Verenigde Staten en zou in 2011 overlijden na een zeer bewogen leven.


Bolsjewiek Stalin


Na vijf jaar priesterstudie brachten Stalins revolutionaire denkbeelden hem in contact met de bolsjewieken. Hij zou z’n naam veranderen in Stalin ("man van staal" betekent). Hij zat enige malen gevangen (o.a. in Batumi, Baku maar vooral in Siberië) en werd ook verbannen, maar wist telkens te ontsnappen. In 1904 sloot hij zich aan bij Lenins bolsjewistische vleugel binnen de Russische Sociaal Democratische Arbeiderspartij (RSDAP).

 

Als gedelegeerde van de partij woonde hij conferenties te Tampere (1905) en Stockholm (1906) bij en ontmoette daar Lenin voor het eerst. Stalin en zijn groep revolutionairen vormde de belangrijkste geldbron van Lenin en zijn bolsjewisten die daarvoor zorgden door bankovervallen, roofovervallen, afpersing van industriëlen) te plegen 'bescherming' te bieden aan mijnbedrijven en piraterij op veerboten in het gehele gebied van de Kaukasus. 

 

In maart 1914 werd hij naar het arctisch gebied gebracht, naar het dorpje Koerejka ten noorden van de noordpoolcirkel en onder nog zwaardere politiebewaking gesteld. Later werd hij weer overgeplaatst naar Toeroechansk, waar hij tot de Februarirevolutie (1917) verbleef. In deze tijd kreeg hij last van z’n hand waar hij de rest van z’n leven last van zou hebben.  

 

Na de Oktober-revolutie

Na de Oktoberrevolutie, die de bolsjewisten aan de macht bracht, werd Stalin benoemd tot volkscommissaris (minister) van Nationaliteiten. Gedurende de Russische Burgeroorlog (1918-1921) vervulde hij zijn dienstplicht en trad hij op als militair organisator en politiek commissaris in het Rode Leger.

 

Hij wist als commandant de stad Tsaritsyn (later Stalingrad, nu Volgograd) te verdedigen met onbarmhartige meedogenloosheid zowel tegen de Witten als tegen interne tegenstanders. Hij kwam in Tsaritsyn echter spoedig in conflict met de volkscommissaris van Oorlog, Leon Trotski. Tijdens de Pools-Russische Oorlog werd Stalin in mei 1920, na de inname van Kiev door de Polen, benoemd tot politiek commissaris van het Zuid-Oostelijk front.

 

Het Politbureau had opdracht gegeven tot de verovering van Polen om de revolutie naar het westen te verspreiden. Toen Stalin bevel kreeg om de militaire bevelhebber van het Westelijk front, Michail Toechatsjevski, te steunen, weigerde hij dit totdat het te laat was. Dit leidde tot het debacle bij Warschau. Toechatsjevski bekritiseerde Stalin hierom. Lenin bemiddelde echter en haalde Stalin terug naar Moskou. Dit deed hij wel op een eervolle wijze, zodat Stalin geen gezichtsverlies leed. In maart 1919 werd Stalin als één van de vijf leden in het zojuist opgerichte politbureau van de Russische Communistische Partij gekozen.

 

Toen Lenin besloot zich meer toe te leggen op het landsbestuur, verkreeg Stalin in april 1922 het ambt van secretaris-generaal van de partij. Als secretaris-generaal had hij de bevoegdheid mensen binnen de Partij posities te geven of te ontnemen en zo wist hij geleidelijk steeds meer macht toe te eigenen.


Consolidatie en uitbreiding van de macht


Na de dood van Lenin in 1924 wist Stalin na een machtsstrijd (met als belangrijkste tegenstrever Leon Trotski) zich van de macht in partij en staat van de prille Sovjet-Unie meester te maken (1928).

 

De planeconomie versnelde het proces van industrialisatie. In snel tempo ontwikkelde de industrie zich tot een niveau waarop zij zich kon meten met die van het Westen. Dit resultaat werd grotendeels bereikt door de massale inzet van dwangarbeiders.

 

Ook de gedwongen volksverhuizingen in de Sovjet-Unie, die al in 1920 waren begonnen en tot 1950 zouden doorgaan, hielpen hierbij, hoewel het voornaamste doel ervan de etnische herschikking van de bevolking was. De collectivisering van de landbouw, die werd doorgevoerd om het nieuwe leger van industrie-arbeiders te voeden, was echter minder succesvol. In de beginfase lieten veel boeren hun vee massaal slachten, zodat het geen staatseigendom kon worden en de prijzen omhoog gingen.

 

Hierdoor konden de boeren meer winst maken. Het wordt ook gezien als de puls om de boerderijen te collectiviseren. Door de collectivisering kwamen kolchozen (collectieve boerengemeenschappen) en sovchozen (staatsboerderijen) tot stand. De 'rijkere' zelfstandige boeren, door de sovjetpropaganda veelal ten onrechte als koelakken (uitbuiters) betiteld, werden vermoord of opgepakt en weggevoerd naar werkkampen (goelag) of gevangenissen.

 

Koelak

Uiteindelijk werd iedere boer die ook maar ten minste één stuk vee had, zoals een paard, koe of varken, of die een of meer andere keuterboeren voor hem betaald liet werken, bestempeld tot koelak en dus vervolgd. Deze boeren stonden vaak in hoog aanzien in traditionele gemeenschappen. Hun bemiddelende rol in hun (niet-Russische) gemeenschappen werd vervolgens ingevuld door Russische partijleden: "russificatie". 

 

Stalin wist als secretaris-generaal van de communistische partij in 1919 langzaam maar zeker op te klimmen. Na de dood van Lenin in 1924 was Stalin nog geen absoluut heerser. Dit zou hij begin jaren '30 worden door al zijn tegenstanders weg te zuiveren door middel van zijn zuiveringspolitiek, onder meer tijdens de Moskouse schijn- en showprocessen. De moord op Sergej Kirov (1934) luidde het begin van 'De Grote Zuivering' in.

 

Heksenjacht

Dit was een meedogenloze heksenjacht: voormalige oppositieleiders binnen de partij, staatshoofden, premiers en partijleiders van deelrepublieken, geestelijken, intellectuelen, kunstenaars, trotskisten (aanhangers van Trotski), zinovjevisten (aanhanger van Zinovjev), rechtsen, maar ook gewone burgers werden het slachtoffer van Stalin's 'zuiveringen'.

 

Bijna de halve legerleiding, waaronder de geniale maarschalk Michail Toechatsjevski, werd terechtgesteld. De goelags zaten overvol. Reeds sinds 1929 werden de kerken, de islam en andere godsdiensten meedogenloos vervolgd. Het marxisme-leninisme gaf hem de theoretische basis om de godsdienst in het algemeen te vervolgen. Intussen kwam het stalinisme van de grond. Het stalinisme was een mengeling van orthodox marxisme-leninisme, burgerlijke moraliteit, heldenverering en verering van de Leider (Stalin).

 

Belangrijk onderdeel van het stalinisme was ook het socialistisch realisme. Deze kunstvorm maakte een einde aan de kunstzinnige experimenten die zo populair waren in het Rusland van kort vóór en kort ná de revolutie. Men moest begrijpelijke, realistische kunst maken.



tweede wereldoorlog


Rond 1938 hielden de zuiveringen plots op: zo plotseling als ze waren begonnen, werden ze beëindigd. Stalins koers veranderde langzaam maar zeker. Litvinov, een gematigd man, probeerde als minister toenadering te zoeken tot het Westen om een blok te vormen tegen het nationaalsocialisme in Duitsland (Hitler) en het fascisme in Italië (Mussolini). Toen dit mislukte zorgde Stalin voor een verrassende wending.

 

Op verzoek van Duitsland kwam het Molotov-Ribbentroppact (een wederzijds niet-aanvalsverdrag) tot stand op 24 augustus 1939, waarmee het begin van de Tweede Wereldoorlog onafwendbaar geworden was, hetgeen ook Stalins bedoeling was (`laat onze vijanden elkaar maar verslinden`). Na de Duitse inval in Polen op 1 september 1939  viel op 17 september 1939 de Sovjet-Unie op haar beurt Oost-Polen binnen, overeenkomstig de geheime afspraken van het Molotov-Ribbentroppact.

 

Stalin gaf vervolgens in 1940 opdracht om vele duizenden Poolse krijgsgevangen (met name alle Poolse officieren) en intellectuelen te vermoorden, onder andere in Katyn. In de winter van 1939 viel het Rode Leger Finland binnen. Hoewel de Finnen zich hevig verzetten, moesten zij in de lente van 1940 de wapens neerleggen en vrede sluiten. Grote stukken van Oost-Finland (Karelië) vielen in handen van de Russen.

In de loop van 1940 volgden de Baltische Staten. De troepensamentrekkingen van de Duitsers bij de grens met de Sovjet-Unie en verontrustende berichten van Sovjetdiplomaten over een ophanden zijnde aanval maakten Stalin weliswaar bezorgd, maar hij vreesde het slachtoffer te worden van een Brits complot en bleef tegen beter weten in hopen dat een oorlog zou uitblijven.

 

Operatie Barbarossa

Op 22 juni 1941 viel Duitsland de Sovjet-Unie binnen (Operatie Barbarossa).  Aanvankelijk reageerde Stalin geschokt.

 

Weliswaar had hij verwacht eens tegen Duitsland ten strijde te moeten trekken, maar nu werd hij door Hitler verrast op een tijdstip dat hij nog niet klaar was voor een grootschalige oorlog.

 

De schok nam nog toe toen de Duitsers enorme overwinningen op de Sovjetlegers boekten en oprukten naar Riga, Leningrad, Minsk en Kiev. De eerste dagen was Stalin depressief en apathisch, en trok zich in zijn datsja terug. Toen de overige leden van het Centraal Bureau naar zijn datsja kwamen om hem te smeken maatregelen te nemen, meende Stalin aanvankelijk dat ze hem kwamen arresteren.

 

Stalin, die al ruime ervaring had met oorlogen en vergelijkbare calamiteiten, hernam zich en nam inderdaad zijn maatregelen. Hij reorganiseerde de Sovjet-Russische samenleving tot een volledige oorlogseconomie, met hemzelf als symbool van onverzettelijkheid. De grootscheepse evacuatie van honderden industrieën vanuit het door de Duitsers bedreigde westen naar het Oeral-gebergte en nog oostelijker, was beslissend voor het winnen van deze oorlog. Militair ging het minder goed; pas toen de Russische winter inviel, liep de Duitse inval vast.

 

Stalin betaalde nu de prijs voor de Grote Zuivering; er waren vrijwel geen ervaren capabele officieren meer. Begin december 1941 stond het Duitse leger voor Moskou (operatie Taifoon). Het regeringsapparaat werd verplaatst naar Koejbysjev (Samara), maar Stalin weigerde Moskou te verlaten. 

 

De ommekeer

Na de Slag om Stalingrad begonnen de Duitsers aan hun terugtocht en de Russen aan hun opmars. In de loop van 1944 werden de toekomstige Oostbloklanden al gedeeltelijk door het Rode Leger ingenomen. In maart 1945 volgde de omsingeling van Berlijn en op 2 mei 1945 de val van die stad.

 

Na de Duitse capitulatie (9 mei 1945) werd Stalin, de Generalissimus, bewierookt als de Grote Leider die de Grote Vaderlandse Oorlog had gewonnen. Dit laatste is in zoverre juist, dat Stalins organisatietalent, zijn vermogen om juiste (leger)leiders te kiezen en zijn slimme politiek ten opzichte van Japan, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië sterk aan de Sovjetoverwinning hebben bijgedragen.

 

Aan de andere kant heeft Stalin door zijn politiek uit de jaren dertig die grote honger noden heeft veroorzaakt en zuiveringen kon hij ook deze mensen niet inzetten in de oorlog. Wat ook aan het succes van het Sovjet-leger bijdroeg was het tijdelijk verlichten van de algemene repressie: er werd weer enige godsdienstvrijheid toegestaan en een deel van de in ongenade gevallen officieren werden gerehabiliteerd en teruggehaald uit de goelags. Opmerkelijk was de inzet van grote aantallen onderbewapende en onervaren soldaten, die aan het front werden doodgeschoten door Stalins geheime dienst (de NKVD) wanneer een bevel niet werd uitgevoerd.

 

Vaak moesten deze slecht bewapende troepen oprukken met in hun rug met automatische wapens uitgeruste NKVD'ers die op de eigen troepen schoten zodra deze begonnen te weifelen of zich terug trokken. Deze tactiek van het Sovjetleger vergde veel mensenlevens aan eigen zijde. Het was een `extreme doorvoering van de krijgstucht`.



Na de oorlog


Kort na de oorlog werden de teugels in eigen land weer strak aangetrokken. De terreur keerde terug en de Sovjetkrijgsgevangenen die uit de Duitse kampen waren bevrijd werden veroordeeld tot dwangarbeid in Siberië wegens "lafheid". Duitse en Japanse krijgsgevangenen werden overigens ook naar Siberië gestuurd, of moesten de schade van de oorlog helpen herstellen in grote projecten. De strafkampen liepen weer vol.

 

Een van de redenen kan zijn dat Stalin zijn verwoeste land weer snel op wilde bouwen, een andere is wellicht Stalins angst dat oorlogshelden als Georgi Zjoekov populairder zouden worden dan hijzelf. Intussen gaf Stalin Beria opdracht tot het uitbreiden van het Russische atoomprogramma, wat in 1949 leidde tot de test met de eerste Russische atoombom. 

 

In 1948 was in Tsjecho-Slowakije als laatste een communistische regering aan de macht gekomen daar de geallieerden de schrik om het hart sloeg. Stalin wilde echter niets meer dan een "cordon sanitaire" middels satellietstaten in het gehele Oostblok van Europa en was eerder bang dat de geallieerden zouden aanvallen nu de Sovjet-Unie verzwakt was door de oorlog.

 

Niet voor niets weigerde hij in Griekenland te interveniëren tijdens de Griekse Burgeroorlog. Stalin tastte hoe ver hij kon gaan, maar trok zich terug wanneer hij op serieuze oppositie van de Verenigde Staten stuitte.

 

In het oosten bezette hij Turkestan en Mantsjoerije dat hij op Japan had veroverd tijdens Operatie Augustusstorm, tot groot ongenoegen van Mao. Na besprekingen met de Chinese leider trok Stalin zijn troepen terug uit de gebieden en gaf deze terug aan China. In 1952 schreef hij de veel bediscussieerde Stalin-nota, waarin hij een neutraal en verenigd Duitsland voorstelde.


het einde


Op 5 maart 1953 overleed Stalin in zijn huis in Kuntsevo waar hij sinds de bouw in 1934 veel werkte. Het geheel was zwaar beveiligd en bevatte een dubbele omheining, met gecamoufleerd 30-millimeter luchtafweergeschut en een driehonderd man tellende NKVD troepenmacht. Stalin stierf in zijn datsja. Het is nooit duidelijk geworden onder welke omstandigheden hij is gestorven.

 

De officiële verklaring noemde een hersenbloeding als doodsoorzaak. Een aantal theorieën wijst er op dat Lavrenti Beria Stalin zou hebben vergiftigd. Beria zou in de gaten hebben gekregen (net als andere hooggeplaatste stalinisten zoals Molotov) dat Stalin hem uit de weg wilde ruimen omdat hij te machtig zou zijn geworden. Dubieus is in elk geval dat Beria er waarschijnlijk voor zorgde dat er 24 uur lang geen arts bij Stalin mocht komen, toen hij stervend in zijn bed lag. Men verhaalt dat Stalin op weerzinwekkende wijze stervende was. Hij schreeuwde om een dokter en sloeg met zijn armen om zich heen, terwijl een deel van de partij-elite rustig rond zijn bed stond toe te kijken en niets deed.

 

Een ander verhaal verluidt dat Stalin op een ochtend niet uit zijn kamer kwam. Het duurde uren voordat iemand de moed had ongevraagd naar binnen te gaan. Niemand mocht nachtbraker Stalin in zijn slaap storen. Daarom lag hij bijna een hele dag verlamd op het tapijt nadat hij 's nachts in zijn datsja een beroerte had gekregen.  

 

Toen de dood van de 'Vader der Volkeren' bekend werd, gingen velen huilend de straat op. In de enorme drukte die daarop ontstond werden duizenden mensen vertrapt. Na de dood van Stalin werd er drie dagen afscheid van hem genomen. Stalin werd met grote pracht en praal bijgezet in het mausoleum van het Kremlin naast het lichaam van Lenin, de grondlegger van het Russische communisme.

 

Tijdens het twintigste partijcongres, drie jaar later, hekelde partijleider Nikita Chroesjtsjov Stalins persoon en optreden in het openbaar. Dit leidde de periode van destalinisatie in. Zijn stoffelijke resten werden in 1961 gecremeerd en de urn met zijn as werd bijgezet op een bescheiden plaatsje aan de muur van het Kremlin, waar nog meer beroemdheden lagen.


Feiten:


  • Misschien tegen beter weten in wordt Stalin (althans in Georgië) nog steeds als een held beschouwd en op menig plein of gebouw is z’n buste of afbeelding (nog) te zien. Het is en blijft een landgenoot die een wereldmacht voor een lange periode heeft bestuurd ondanks dat hij daar brute maatregelen voor nodig. Daarnaast is de economie in het land niet voor een ieder zo rooskleurig en ze zouden in Georgië graag weer een sterke leider nodig hebben die voor de (arme) mensen zorgt;
  • Saddam Hoessein (oud dictator van Irak) was groot “fan” en “volger” van Jozef Stalin en verslond al z’n werk en boeken; toeval of niet – de heren zijn niet ver van elkaar geboren;
  • Op afbeeldingen van Stalin wordt de indruk gewekt dat hij een goed gebouwde, forse, niet onknappe man was. Feitelijk was Stalin een kleine (ongeveer 1 meter 65), enigszins gezette man. Een pokkeninfectie uit zijn jeugd had ontsierende littekens op zijn gezicht achtergelaten. Stalins kleine postuur werd echter zo goed en zo kwaad als het kon verdoezeld en de pokputjes werden op foto's weggeretoucheerd. Er is slechts een foto (van een Amerikaanse journalist) bekend waar Stalin geen make-up draagt en je dit goed kunt zien.


zie ook: