GESCHIEDENIS - Tsjechië


De Kelten en de Premysliden


Bohemen en Moravië werden tot de 1e eeuw v.Chr. bewoond door Kelten.

 

Een van die stammen waren de “Boii” waaraan Bohemen z’n naam dankt. In de 5e en 6e werden de Germaanse stammen die inmiddels de Kelten hadden verdreven op hun beurt verdreven door Slaven uit het oosten en noorden. De Tsjechische landen werden in de negende eeuw schatplichtig aan Karel de Grote.

 

Na deze Frankische overheersing ontstond rond 830 het Groot-Moravische Rijk, dat ook Slowakije, Silezië en Bohemen grotendeels omvatte. Vorst Svatopluk I erkende het leenheerschap van Oost-Francië en steunde de Frankisch-Roomse kerk in zijn rijk. In 906 bezweek Groot-Moravië aan de aanvallen van de Magyaren. In Bohemen kwam eind 9e eeuw de inheemse dynastie de “Premysliden” op; in 1870 stichtten zij de stad Praag.

 

Ongeveer een eeuw later veroverde de Duitsers en kwamen de Premysliden onder koning Otto te hangen, leider van het heilige roomse rijk. De Tsjechen waren zo braaf dat hun leiders zich van de paus nu ook koning mochten noemen. De Tsjechische landen kenden in de dertiende eeuw een grote immigratiegolf van Duitsers, die tot in de twintigste eeuw een aanzienlijk deel van de bevolking zouden vormen. Nadat Bohemen al onder Moravie was gevallen nam Tsjechische koning Ottokar II nu ook delen van Oostenrijk en Slovenië op in z’n heilige roomse rijk.

 

Z’n nazaten werden zelfs koning van Polen en Hongarije.



De Hussieten oorlog en de Habsburgers


Toen erfgenamen uitbleven kwam de kroon in Luxemburgse handen. Een groot deel van Silezie kwam in Boheemse handen. Nazaat Karel I werd als Karel IV tevens Duits keizer en begunstigde de politieke en culturele bloei van zijn rijk; onder hem was Bohemen met de hoofdstad Praag het centrum van het Heilige Roomse Rijk. 

 

Onder zijn zoons Wenceslaus IV en Sigismund raakte het land echter in crisis. De Tsjechische bevolking verzette zich tegen de sterke verduitsing van de regio en de hervormingsbeweging van Johannes Hus leidde tot de Hussietenoorlogen, in feite een revolutie, die tot enige godsdienstvrijheid en terugdringing van de Duitse invloed leidden. Het Huis Luxemburg stierf in 1437 uit.  

 

In 1536 kwam het Tsjechische rijk weer in handen van de Katholieke Habsburgers dat het koninkrijk tot 1918 zou regeren. De katholieke Habsburger Ferdinand I kreeg te kampen met de Reformatie, die vooral bij de Boheemse adel en in de steden veel aanhang had gekregen.

 

De tweede defenestratie van Praag, waarbij protestanten twee keizerlijke gezanten uit het raam wierpen, luidde de Boheemse opstand tegen de Habsburgers in, die in 1618 uitmondde in de Dertigjarige Oorlog. De aanvankelijke successen ebden echter weg en in de Slag op de Witte Berg herwon Ferdinand II zijn macht.

 

Hij vervolgde opstandelingen, rekatholiseerde het land met geweld en degradeerde het tot Oostenrijkse provincie. In de zeventiende eeuw werd het katholicisme opnieuw de heersende godsdienst en zette een nieuwe tendens van verduitsing in maar ook een hernieuwde roep naar nationalisme. In de volgende Silezische Oorlogen werd ook Bohemen een strijdtoneel en verloor het Silezië aan Pruisen.

 

De decennia na 1848 werden gedomineerd door de tegenstelling tussen de Tsjechen, die een vérgaande autonomie binnen het Habsburgse Rijk nastreefden, en de Duitsers, die het bestaande centralistische en pro-Duitse bestuur wilden behouden.

 

Pogingen van de regering om tot een compromis te komen mislukten door Tsjechische of Duitse tegenwerking. De Tsjechische nationalisten vormden onderling overigens geen eenheid. Er waren de conservatieve en gematigde Oud-Tsjechen en daartegenover de radicale Jong-Tsjechen.




De eerste Tsjecho-Slowaakse Republiek


De regering in Wenen beperkte in 1913 de autonomie van Bohemen en greep de Eerste Wereldoorlog aan om haar greep op het koninkrijk nog meer te versterken. De oorlog vergrootte de tegenstelling tussen de Tsjechen en de Duitsers nog meer. Gesteund door de Geallieerden proclameerden Masaryk en Beneš op 14 oktober 1918 een Tsjecho-Slowaakse Republiek.

 

Kort daarna stortte Oostenrijk-Hongarije in en was een zelfstandig Tsjecho-Slowakije een feit met Masaryk als eerste president.

 

Hoewel gegrond op het etniciteitsbeginsel was Tsjecho-Slowakije, bestaande uit Bohemen, Moravië, Slowakije en Roethenië, een veelvolkenstaat: de republiek telde 46% Tsjechen, 28% Duitsers, 13% Slowaken, 8% Hongaren en 3% Roethenen.

 

De Duitsers (Sudetenduitsers) voelden zich in het nieuwe land redelijk thuis. Een groter probleem was aanvankelijk de Slowaakse Volkspartij van Andrej Hlinka.

 

De Grote Depressie leidde na 1930 tot een groeiend nationalisme onder de Duitsers, dat zich uitte in de beweging van Henlein. Aangemoedigd door Adolf Hitler stelde hij steeds radicalere eisen van Duits zelfbestuur. De dreiging werd acuut na de Anschluss van Oostenrijk in 1938. Datzelfde jaar eiste Hitler annexatie van het Sudetenland. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië stemden hier op de Conferentie van München mee in.

 

Tsjecho-Slowakije verloor het Sudetenland aan Duitsland, Teschen aan Polen en een strook land aan Hongarije. President Emil Hácha moest op 15 maart 1939 machteloos toezien hoe Duitsland ook de rest van Bohemen en Moravië annexeerde. De restanten van Tsjechië werden tot 1945 bestuurd als Protectoraat Bohemen en Moravië.


tweede wereldoorlog en communisme


Vanwege de snelle inname van de rest van Tsjechië bleef het land veel materieel schade beperkt. Onder het Duitse bewind van de rijksprotector “von Neurath” werden de Tsjechen uitgesloten van vormen van hoger onderwijs maar bleef het Tsjechisch verzet grotendeels achterwege.

 

Tsjechië werd in 1939 met een Duitse fluwelen hand bestuurt om aan de buitenwereld te tonen dat het allemaal mee meeviel met die nazi’s en daarnaast was het “protectoraat” belangrijk vanwege z’n oorlogsindustrie en z’n geschoolde arbeiders.

 

Ontevreden over von Neuraths aanpak (er ontstonden vele demonstraties, stakingen en sabotages) werd hij vervangen door de ijzervreter “Reinhard Heydrich” – de Tsjechische intelligentsia werd opgepakt en vermoord alsmede zo’n 80.000 Joden. Het Tsjechisch verzet o.l.v. de Britten vermoordde Heydrich bij moordaanslag.

 

Met de nadering van Russische troepen in 1945 wilde het Tsjechisch verzet de verwoesting van de terugtrekkende Duitsers verhinderen en boden de nazi’s een deal aan om heelhuids de stad te verlaten als ze geen schade aanrichtten. De stad was onaangetast toen de Sovjets de volgende binnenreden. Beneš had inmiddels  in Londen een regering in ballingschap en richtte zich, teleurgesteld in de westerse machten, sterk op de Sovjet-Unie.  

 

Na de bevrijding in 1945 wonnen de communisten dan ook snel aan invloed. Conform het program van Košice en de Beneš-decreten van 1945 werden de Sudeten Duitsers en in mindere mate de Hongaren uit Tsjecho-Slowakije verdreven. Met name de verdrijving van de Duitse bevolking van Bohemen, Moravië en Moravisch Silezië ging gepaard met zeer veel Tsjechisch bloedvergieten gericht tegen de Duitse bewoners, hoewel na 1947 de deportaties minder gewelddadig verliepen.

 

In totaal zouden zo’n 2,5 miljoen Sudeten Duits sprekende het land zijn uitgezet en hun bezittingen ingenomen. De communisten waren al prominent aanwezig en leverden met de verkiezingsoverwinning van 1946 ook de premier. Duizenden niet communisten vluchtten het land uit. De samenwerking tussen de communisten en de niet-communistische meerderheid verliep echter uiterst stroef.

 

Daarnaast bestond het communistische machtsblok voornamelijk uit Tsjechen – de Slovaken werden niet gehoord. Door de toenemende Sovjet-Russische invloed ging Tsjecho-Slowakije niet in op de door de Verenigde Staten aangeboden Marshallhulp. Toen de communisten in 1948 hun populariteit zagen dalen, grepen ze de macht.




De Tweede en Derde Republiek


Tsjecho-Slowakije werd hiermee een vazalstaat van de Sovjet-Unie, gedomineerd door de Communistische Partij. In de jaren '50 voerden de communisten met een reeks showprocessen zuiveringen door. Ook werden duizenden naar kampen gestuurd, gewoonweg omdat ze in democratie geloofden. Het regime werd na de dood van Jozef Stalin iets liberaler. 

 

Begin 1968 moest Novotný als secretaris-generaal van de partij plaats maken voor de Slowaak Alexander Dubček. Diens aantreden, voortvloeiend uit hervormingsdrang bij een aantal partijfunctionarissen en Slowaaks streven naar autonomie, luidde de zogenaamde Praagse Lente in.

 

Deze leidde tot een groot aantal democratiseringsmaatregelen, maar in augustus 1968 bezetten troepen van het Warschaupact de republiek. Dubček werd in 1969 vervangen door Gustáv Husák, die vrijwel alle maatregelen geheel terugdraaide.  

 

In de jaren '70 vonden wederom grootschalige zuiveringen plaats en verstarden politiek en economie. Het verzet tegen het repressieve beleid groeide echter. In 1977 ontstond de burgerrechtenbeweging Charta 77 vanwege een rechtszaak rond een rock groep. De critici werden vervolgd, maar de regering kon de oppositie niet geheel doen uitdoven.

 

Openlijk verzet

De spanningen kwamen in 1989 wederom naar boven in openlijk verzet van de bevolking. Maar dat kwam pas nadat de muur in Berlijn was gevallen – de communistische partij weigerde aanvankelijk op te stappen. Pas nadat, notabene door de communistische jeugd beweging georganiseerde bijeenkomst vanwege de herinnering aan de dood van 9 studenten in 1939 door de nazi’s liep het uit de hand.

 

Honderd mensen werden opgepakt en de volgende dag stond een veelvoud te demonstreren. Het sloeg over op andere steden en een paar dagen later stonden er driekwart miljoen mensen op “Letna” heuvel in Praag en was het einde nabij.  

 

Op 18 november werd het Burgerforum van Václav Havel opgericht. In de eerste vrije verkiezingen sinds 1946 kregen het Burgerforum en zijn Slowaakse tegenhanger Publiek Tegen Geweld in 1990 een meerderheid in het parlement. In de kortstondige Derde Tsjecho-Slowaakse Republiek die na deze Fluwelen Revolutie (omdat er geen dode of gewonde was gevallen) een feit was, werd de naam van de staat veranderd in Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek.

 

Men voerde een parlementaire democratie in en voerde economische hervormingen door. Een overheersend probleem was nog steeds het etnische vraagstuk en per 1 januari 1993 splitste Tsjecho-Slowakije zich vreedzaam in de republieken Tsjechië en Slowakije na vele pogingen en referenda.




De Tsjechische Republiek


Václav Klaus bleef in de nieuwe Tsjechische republiek premier, Václav Havel werd de eerste president. Snelle economische hervormingen gericht op liberalisering en de groei van het toerisme leidden tot een economische opbloei.

 

Tsjechië zocht aansluiting bij het westen: het werd nog in 1993 lid van de VN, in 1999 van de NAVO en in 2004 van de EU. Maar kapitalisme had ook een andere kant – die van een tekort aan betaalbare woningen, groeiende criminaliteit en een verslechterd gezondheidssysteem.

 

In 1997 bood Duitsland zijn verontschuldigingen aan voor de bezetting van Bohemen en Moravië in WW2 en excuseerde Tsjechië zich voor het verdrijven van de Sudeten-Duitsers net na de oorlog. De economie raakte in 1996 enigszins in het slop, maar trekt sinds 2000 weer aan. Klaus volgde in 2003 Havel op als president maar kan niet in de schaduw staan van de populaire en charismatische voorganger.

 

In 2007 zou men de euro invoeren maar vooralsnog hebben de Tsjechen nog de kroon.  De sociaaldemocratische ex-premier Milos Zeman wint in 2013 de presidentsverkiezingen. Het was de eerste keer dat de Tsjechen hun staatshoofd rechtstreeks konden kiezen. 

 

De Tsjechische premier Petr Necas dient zijn ontslag in omdat deze in het nauw geraakt is vanwege vermeende corruptie en illegale observaties van de veiligheidsdienst. De econoom “Jiri Rusnok” werd aangewezen als nieuwe premier. Een paar maanden later zou deze met z’n voltallige kabinet al weer aftreden. De botsing waar Tsjechië al bang voor was met de centrumrechtse coalitiepartijen die een eigen kandidaat hadden voorgesteld wordt daarmee waarheid. In 2015 slaat de vluchtelingencrisis toe in Europa van vooral mensen uit Syrië.

 

Zeman treed hard op en zet het leger in. Slowakije en Tsjechië voelen niets voor het nieuwe Europese asielbeleid dat de Europese Commissie voorstaat. De beide landen blijven bij hun verzet tegen een verdeling van asielzoekers over de lidstaten van de EU. In 2017 wordt Andrej Babis de nieuwe premier maar een paar maanden later verliest hij een vertrouwensstemming en treedt af. Hij wordt opgevolgd door Jan Hamacek.

 

De populistische partij ANO lijdt bij de verkiezingen van 2021 een verrassende nederlaag, na vier jaar aan de macht te zijn geweest, door toedoen van de centrumrechtse Spolu-coalitie onder leiding van Petr Fiala, die premier wordt.

 

In het voorjaar van 2022 vraagt de premier hulp voor de circa 270.000 Oekraïense vluchtelingen in het land, maar benadrukte daarbij dat Tsjechië niet veel meer vluchtelingen kan opnemen. 


zie ook: