Geschiedenis (achtergrond) - Iran

"Ruhollah Khomeini" en de revolutie


Khomeini’s opkomst en de Iraanse Revolutie


De vader van de jonge Ruhollah, een vooraanstaand sjiitisch geestelijke, werd in 1903 vermoord door vrienden van een door hem ter dood veroordeelde man waardoor zijn tante hem opvoedde. Vanaf de jaren dertig was hij een fel bestrijder van het seculiere beleid van sjah Reza Pahlavi.

 

T.t.v. de Amerikaanse coup begon Ruhollah zich ook heftig kritiserend uit te laten over de Amerikaanse invloeden in z’n land. In 1961 kreeg Khomeini die titel van ayatollah, waarmee hij de hoogste geestelijke rang binnen het sjiisme verwierf. 

 

In 1963 startte sjah Mohammed Reza Pahlavi de zogenaamde Witte Revolutie. Eén van de belangrijkste punten van de Witte Revolutie was de herverdeling van de grond, waarbij ook veel grond van de geestelijkheid werd onteigend. Samen met de grootgrondbezitters keerde de geestelijkheid zich tegen de hervormingen van de sjah. In 1963 werd Khomeini wegens zijn anti-regeringsactiviteiten gearresteerd en voor tien maanden opgesloten.

 

Na zijn vrijlating leefde hij achtereenvolgens in Turkije (1964), in Irak (1964-1978) en in Frankrijk (een deel van 1978 en 1979). Vanuit de heilige stad Najaf in Irak bestookte Khomeini in woord en geschrift het regime van de sjah en de Amerikaanse invloed die volgens hem ook in Irak aanwezig was. In 1975 sloten Iran en Irak een verdrag waarin werd geregeld dat beide landen elkaar niet meer dwars zouden liggen.

 

De activiteiten van Khomeini werden door de Iraakse president Bakr aan banden gelegd. Daarom vestigde hij zich in Parijs. In 1977 kwamen studenten in opstand tegen het regime en riepen om een staat waarin het Perzische en het islamitische karakter van het land meer naar voren kwam.

 

Het gat werd steeds groter

Tot dan toe was Iran een dictatuur geweest die sterk gesteund werd door het Westen, de Verenigde Staten voorop. Ook het verschil tussen de elite en de “gewone” mensen werd steeds groter. Spoedig sloten meer ontevreden mensen zich bij hen aan, waaronder intellectuelen, middenstanders, de communistische Tudeh-partij (die later door de sjah verboden zou worden) en geestelijken.

 

In 1978 voerde de sjah haastig enkele maatregelen door zoals de aanpassing aan het jaartal van de Iraanse kalender ongedaan maken en de afschaffing van het eenpartijstelsel. Dit laatste gaf het Nationaal Front de kans zich opnieuw te organiseren. Islamitische revolutionairen richtten daarop de Islamitische Revolutionaire Partij (IRP) op, die zich verwant voelde met de ideeën van Khomeini. Maar de maatregelen van de sjah kwamen te laat. In september 1978 destabiliseerde het land. Grootschalige protesten vonden regelmatig plaats.

 

De demonstraties werden hardhandig neergeslagen waarbij honderden doden vielen. Dit had tot gevolg dat de weerstand tegen het regime alleen maar sterker werd, zowel onder de eigen bevolking als bij andere landen. De sjah kondigde daarop de staat van beleg af. In december, gedurende de islamitische maand muharram, bereikten de protesten hun hoogtepunt. Het leger raakte verdeeld over het bevel tegen de demonstranten op te treden.

 

Op 4 januari 1979 benoemde de sjah Shahpur Bakhtiar, voorzitter van het Nationaal Front, tot premier. Op 16 januari vluchtte de sjah - met een zakje Iraanse aarde op zak - naar het buitenland. Hijzelf verklaarde dat hij op vakantie ging. Bij zijn vertrek wist hij al dat hij aan kanker leed. Samen met zijn familie vertrok hij naar Egypte, het enige land dat hen wilde toelaten.

 

De sjah werd zieker en keerde uit angst voor vervolging niet meer naar zijn land terug. Hij overleed twee jaar later aan kanker in Egypte.


de islamitische revolutie


Ayatollah Khomeini kwam op 1 februari 1979 terug uit Parijs in Teheran (na 15 jaar ballingschap) en werd de leider van de revolutie. Khomeini liet in die tijd nog niet het achterste van zijn tong zien. Khomeini sprak de mensen aan met een anti-Amerikaanse, een antidictatoriale houding en een beroep op vrijheid. Khomeini zette Bakthiar af (die het land uit vluchtte) en benoemde een voorlopige regering met de geestelijke Mehdi Bazargan als premier.

 

Op 30 maart van dat jaar hield de voorlopige regering een referendum waarin de bevolking zich kon uitspreken vóór een seculiere staat, of vóór de instelling van de islamitische republiek. Met een overweldigende meerderheid stemde het volk vóór de instelling van de islamitische republiek en op 1 april 1979 werd de Islamitische Republiek Iran uitgeroepen.

 

In november 1979 bezetten islamitische militanten de Amerikaanse ambassade in Teheran en namen 63 Amerikaanse diplomaten en burgers in gijzeling. Na een mislukte reddingsoperatie kwamen na 444 dagen de gegijzelden eindelijk vrij. Een maand later was de opstelling van de nieuwe, op islamitische leest geschoeide grondwet klaar en verkreeg Khomeini de titels Leider van de Revolutie en Hoogste Leider waardoor hij een zeer grote macht kreeg. De naam van de staat werd veranderd in Islamitische Republiek Iran.

 

In 1980 werd Abolhassan Bani Sadr tot president gekozen maar werd al snel aan de kant gezet toen bleek dat Sadr niet helemaal eens was met de nieuwe fundamentalistische kijk van Khomeini. Deze introduceerde n.l. het velajat-e fakih principe ofwel de 'voogdij van de rechtsgeleerde'. Hiermee werd bepaald dat de geestelijk leider over alle politieke kwesties. Andersdenkenden zoals de Bahai, waar hij een grootse politieke samenzwering achter vermoedde en mensen die jaren tevoren al christen waren geworden, homoseksuelen en anderen waren hun leven niet meer zeker.

 

Hij zorgde ervoor dat “vrouwen” vanaf hun negende jaar gehuwd konden worden. Op 13 oktober 1981 werd Ali Khamenei president en werden een voor een alle andere partijen verboden – ook degene die zich jarenlang aan Khomeini’s zijde geschaard hadden.

 

Jarenlang hadden de Verenigde Staten de Sjah gesteund maar dit was verleden tijd; Jimmy Carter, de idealistische president van de VS had de CIA flink in z’n mogelijkheden beknot en was zag de sjah liever gaan dan komen. Zeker toen demonstraties uitliepen op heftige confrontaties met het leger en de geheime politie. Door die reactie namen de stakingen, onlusten en demonstraties alleen maar toe. Carter’s regering zou elke stimulering van projecten om de Islamitische Revolutie de kop in te drukken tegen gaan en z’n handen van Iran aftrekken.


na de revolutie


De nieuwe machthebbers wilden hun boodschap verspreiden naar andere landen. Iraanse televisie-uitzendingen in het Arabisch riepen de sjiieten in Irak op in opstand te komen tegen Saddam Hoessein. Hoessein - een seculier heerser - was verbolgen over oude grensconflicten met Iran en dacht Iran, dat nu niet langer van wapens werd voorzien en intern nog lang niet stabiel was, makkelijk te kunnen verslaan.

 

Op 23 september 1980 brak de Iran-Irak-oorlog uit, die voor beide landen desastreus zou verlopen. Hoewel Khomeini niet alleen de sjiitische minderheid maar alle moslims aan wilde spreken, zorgde de Perzische-Arabische en de soennitische-sjiitische rivaliteit ervoor dat slechts weinig moslims Khomeini's oproep tot revolutie steunden.

 

Irak werd tijdens de oorlog gesteund door de Golfstaten en door westerse landen.

 

Deze zaten in een lastig parket; iedereen wist dat Irak deze oorlog begonnen was, maar een verpletterende overwinning van het revolutionaire Iran was een nachtmerriescenario. De gehoopte opstand van de sjiieten in Irak bleef uit. Anderzijds bracht de oorlog niet de makkelijke overwinning die Saddam Hoessein had gehoopt. De oorlog duurde acht jaar en er was geen winnaar of verliezer aan te wijzen, maar verspreiding van de Islamitische Revolutie werd gestopt.

 

Het vredesverdrag, getekend in 1988, zou Khomeini omschrijven als het drinken van een gifbeker. Weliswaar steunde Syrië Iran, maar een religieuze revolutie daar in februari 1982 werd in de kiem gesmoord. Iran steunde de sjiitische Hezbollah-beweging, die toen in conflict was met andere partijen tijdens de Libanese Burgeroorlog.

 

Daarnaast steunde Iran de PLO-leider Yasser Arafat, die als held onthaald werd in Teheran. De steun voor de Palestijnen leverde Iran veel sympathie onder andere moslims op.



overlijden khomeini


In juni 1989 overleed Khomeini - vlak daarvoor had hij nog een fatwa uitgesproken tegen de schrijver Salman Rushdie, waarin hij opriep om Rushdie te doden, omdat hij een boek had beschreven (de Duivelsverzen) dat door Khomeini als belediging van de profeet werd opgevat. 

 

Het zou de grootste begrafenis ooit worden wereldwijd – zo’n 10 miljoen mensen kwamen wenend op de been om hun laatste eer te bewijzen. De lijkenwagen had de grootste moeite om zich een baan door de stoet te banen. Op een gegeven moment kregen de mensen grip op de auto en grepen de kist uit de wagen en begonnen deze over hun hoofden heen te bewegen.

 

Een helikopter werd ingeroepen om dit alles niet te laten escaleren maar het was te laat; het lijk viel uit de kist en mensen begonnen aan de lijkwade te trekken om maar een relikwie van de “heilige” te bemachtigen.

 

Er werd een groot mausoleum gebouwd tussen de steden Qom en Teheran in waar gebeden kan worden; vlakbij liggen de duizenden veelal jonge soldaten begraven uit de Irak-Iran oorlog. Oorspronkelijk werd ayatollah Hoessein-Ali Montazeri gedoodverfd als de opvolger van Khomeini, maar deze werd in 1988 door zijn pro-Westerse uitspraken in diskrediet gebracht.

 

Het was ayatollah Ali Khamenei die de nieuwe geestelijke leider werd en het tot op heden is gebleven. Khamenei was een volgeling en vertrouwensman van Khomeini die in 1981 een aanslag op z’n leven overleefde. Een bewijs voor z’n volgelingen dat hij een "levende" martelaar is. Eind jaren negentig liet hij enkele hervormingen toe om een eind te maken aan de internationale geïsoleerde positie van Iran.

 

De hervormingsbeweging nam in 1997, na de verkiezing van Mohammad Khatami tot president, een vlucht.


ZIE OOK: