Bosnische oorlog (1992)

Achtergrondinformatie - BiH



aanleiding


In 1980 was de bedenker van Joegoslavië met 6 autonome gebieden Tito overleden. Begin jaren 80 was, doordat de economie in alle deelstaten verslechterde, het nationalisme opgekomen. Slobodan Miloševic klom op tot partijleider in Servië in 1987, en werd boegbeeld van het Servische nationalisme.

 

In 1988 werd de autonomie van Kosovo en Vojvodina wederrechtelijk opgeheven door Servië, waarbij de zetels in de Federatieraad rechtstreeks door Servië bezet werden.

 

Milošević had nu, middels zijn aanhang in Montenegro, effectief vier van de acht stemmen in de Federatieraad in handen. Intussen had dit irritatie opgewekt in Slovenië en Kroatië.

 

Door het toerisme en de industrie waren deze deelrepublieken altijd al de welvarendste van de federatie geweest. Bij de verkiezingen in 1990 in alle deelrepublieken wonnen de nationalisten overal; Joegoslavië stond als land op springen. Slovenië en Kroatië splitsen zich af in de zomer van 1991 waarop in beide gevallen een oorlog volgde.

 

In September verklaarde eveneens na een referendum Macedonië zich onafhankelijk.  


het referendum


Bosnië-Herzegovina was een staat met verschillende etnische bevolkingsgroepen waarbij de “Bosniakken” (moslims), Bosnische Kroaten (Katholieken) en Bosnische Serviërs (Orthodox Christenen) de hoofdmoot waren.

 

Een van de eerste gewelddadige incidenten vond plaats op 30 september 1991, toen het Joegoslavische Volksleger, dat voornamelijk uit Bosnische Serviërs bestond, het door Bosnische Kroaten bewoonde stadje Ravno verwoestte, tijdens de strijd om het in Kroatië gelegen Dubrovnik. 

 

De regering van de republiek Bosnië en Herzegovina had op 29 februari en 1 maart 1992 een referendum uitgeschreven met de vraag of het land ook onafhankelijk moest worden.

 

Onafhankelijkheid dreigt

De Bosnische Kroaten en Bosniakken, stemden in meerderheid voor onafhankelijkheid. De Bosnische Serviërs boycotten deze verkiezingen; zij waren tegen onafhankelijkheid en vonden dat het referendum ongrondwettelijk was.

 

Aangezien de meerderheid van de uitgebrachte stemmen in het referendum voor onafhankelijkheid was riepen de Bosnische Kroaten en Bosniakken op 5 april 1992 de onafhankelijkheid uit. Als reactie hierop riepen de Bosnische Serven op 7 april 1992 een eigen republiek uit: de Servische Republiek (Republika Srpska) en claimden grote gebieden in het land waar een minderheid van Bosnische Serviërs woonde.

 

Al voor het referendum vormden de drie etnische groepen eigen legers en lokale milities, waarbij de Bosnische Serviërs werden gesteund door het Joegoslavisch Volksleger. Dit was destijds een van de grootste legermachten in Europa.

 

De legers en milities bestonden, zeker in het begin van de oorlog, vooral uit criminelen, voetbalhooligans, nationalisten en paramilitairen en in mindere mate uit gewone soldaten; die laatsten waren namelijk vaak niet bereid te vechten, aangezien de etnische strijd ondanks de propaganda weinig steun onder de bevolking had, waardoor de desertiepercentages zeer hoog waren.


>> Lees ook de gehele GESCHIEDENIS van Bosnië-Herzegovina. 



oorlog breekt uit


In afwachting van de resultaten van het referendum op 29 februari en 1 maart 1992 escaleerde de situatie snel. Op verschillende plaatsen braken gevechten uit, in eerste instantie tussen Bosnische Serviërs en Bosniakken (moslims). Eind maart riep Karadzic in de Servische Autonome Gebieden eenzijdig de Bosnisch Servische Republiek uit. 

 

Met name in Oost-Bosnië, in de Drina-vallei, en het noordwesten van het land pleegden milities van de Bosnische Serviërs vanaf april 1992 massamoorden en etnische zuiveringen op Bosniakken en Bosnische Kroaten.

 

In de steden Bijeljina, Višegrad, Foča, Bratunac, Sanski Most, Prijedor, Kozarac, en andere werden de Bosniakken het voornaamste doelwit. Het leger van de Bosnische Serviërs, o.l.v. generaal Ratko Mladić, omsingelde in het voorjaar van 1992 de Bosnische hoofdstad Sarajevo.

 

Het federale Joegoslavische leger bombardeerde zelfs de stad Zvornik. De politieke leider van de Bosnische Serviërs, Radovan Karadžić, kwam op 12 mei 1992 met het plan om Bosnische volkeren fysiek te scheiden. De Bosnische Serviërs stichtten om die reden vele concentratiekampen, waarvan Kamp Omarska het beruchtste was. Andere voorbeelden van Bosnisch Servische concentratiekampen zijn Kamp Trnopolje, Kamp Manjača en Keraterm. 

 

EU erkent BH

Ondanks de zeer gespannen toestand erkende de Europese Unie op 6 april 1992 Bosnië-Herzegovina als een onafhankelijk land. Ondanks de wapenboycot van de Verenigde Naties had het Joegoslavische leger zoveel wapens dat al snel ca. 70% van het Bosnische grondgebied veroverd werd. Als gevolg van de oorlog in Bosnië en Herzegovina breidde de VN Veiligheidsraad het mandaat van de VN Vredesmacht UNPROFOR, die tot dan toe actief was geweest in Kroatië, in juni 1992 uit naar Bosnië en Herzegovina.

 

UNPROFOR kon, gehinderd door een beperkt mandaat, beperkte middelen en het gebrek aan bereidheid van de internationale gemeenschap (met name landen als de Verenigde Staten en Frankrijk) om gewapend terhand in te grijpen, niet voorkomen dat de strijd doorging.

 

De zogenaamde “veilige gebieden” beschermt door de NAVO (o.a. in Bihać, Goražde, Sarajevo en Tuzla) werden toch aangevallen door de Bosnische Serviërs. In juni riepen de nationalistische Kroaten van Mate Boban de ‘Kroatische Gemeenschap Herzeg-Bosna’ uit. 


>> Lees hier over de 10-daagse oorlog tegen Slovenië. 


KROATIË heeft een dubbele agenda


In het begin van de oorlog vochten de Bosnische Kroaten en de Bosniakken samen tegen de Bosnische Serviërs, die als gevolg van de onafhankelijkheidsverklaring een eigen republiek hadden uitgeroepen: de Servische Republiek, gesteund door de republiek Servië.

 

In 1993 ontstond er ook een conflict tussen de Bosniakken en de Bosnische Kroaten, omdat ook de Bosnische Kroaten een territorium van Bosnië-Herzegovina wilden inlijven.

 

Een groot Kroatië zoals in WWII was het doel. De Bosnische Kroaten kregen hierbij steun vanuit de republiek Kroatië. Het bekendste voorval hierbij was de verwoesting door de Bosnische Kroaten van de oude brug in Mostar, de Stari Most, dat waarschijnlijk het bekendste symbool van Bosnië-Herzegovina was.

 

Deze onderlinge strijd duurde tot 1994; onder druk van de Verenigde Staten besloten de twee vechtende partijen om weer te gaan samenwerken.  

 

Kroaten krijgen hulp

In mei en augustus 1995 volgt er een kentering in de strijd toen de Kroaten met Amerikaanse steun de Serviërs uit Kroatië wisten te verdrijven. Tegelijkertijd nam het geweld in de Krajina, de grensstreek tussen Kroatië en Bosnië, enorm toe. Velen vluchtten richting Servië en de Republiek Srpska, achterna gezeten door het Bosnische leger. De Amerikanen vreesden voor enorme vluchtelingenstromen en zetten de Bosniërs onder druk om hun opmars te staken.

 

Ook de val van Srebrenica en de daaropvolgende genocide van de Bosnische Serviërs bracht de strijdende partijen weer aan de onderhandelingstafel.


>> Lees hier over de geheime tunnel in het tunnelmuseum Sarajevo



het einde van de oorlog


Het grootste drama voltrok zich in Srebrenica op 11 juli 1995. Daar zijn door Bosnisch-Servische milities op één dag meer dan 8000 personen, voornamelijk mannen met als etnische achtergrond Bosniak, vermoord. 

 

In de afgelopen jaren zijn veel van deze oorlogsmisdadigers berecht door het Joegoslavië-Tribunaal.

 

Deliberate Force

Het wordt na de etnische zuiveringen in de Tweede Wereldoorlog als een van de gruwelijkste daden in Europa gezien.

 

Na de val van Srebrenica en een mortieraanval op een markt in Sarajevo, waarbij bijna 40 inwoners van de belegerde stad omkwamen, veranderde het internationale politieke klimaat en werd door de internationale gemeenschap een Rapid Reaction Force ingezet, die werd gesteund met door de NAVO-bombardementen tijdens “Operation Deliberate Force”.

 

Na 12 dagen bombarderen zwichten de Serviërs en brachten deze hen tot het beëindigen van de gewapende strijd. Gevolg was dat alle strijdende partijen aan de onderhandelingstafel in het Amerikaanse Dayton plaatsnamen. Als gevolg van deze onderhandelingen en onder druk van verder ingrijpen door de internationale gemeenschap werd het Verdrag van Dayton bereikt.


>> De befaamde brug in Mostar als etnische scheidslijn 


gevolgen


In het Verdrag van Dayton werd bepaald dat de republiek Bosnië en Herzegovina zou gaan bestaan uit twee afzonderlijke entiteiten: de Republiek Srpska en de Federatie van Bosnië en Herzegovina.

 

Naast de voornoemde twee deelrepublieken is er het Federaal District BrčkoVerder was in het Daytonverdrag ook aandacht voor verkiezingen, mensenrechten en een grondwet.

  

Na afloop van de Bosnische Burgeroorlog werd de naleving van het Verdrag van Dayton gecontroleerd door achtereenvolgens de NAVO-vredesmachten IFOR en SFOR, en later de EU- vredesmacht EUFOR.

 

Etnische zuiveringen

Men schat dat als gevolg van het oorlogsgeweld en de politiek van etnische zuivering in de oorlog, ca. 60% van de toenmalige bevolking van huis en haard verdreven werd. Meer dan 250.000 vluchtelingen zijn gedood of worden vermist.

 

Ca. 1,3 miljoen mensen vluchtten binnen Bosnië-Herzegovina en 1,2 mensen vluchtten naar het buitenland. Na de oorlog keerden velen weer terug, maar stuitten op nieuwe moeilijkheden.

 

Vluchtelingen die terugkeerden naar plaatsen waar hun etnische gemeenschap in de meerderheid was, hadden nog het minste probleem. Mensen die echter terugkeerden naar gebieden die door de oorlog een andere etnische meerderheid hadden gekregen, waren daar nu in de minderheid.

 

Ook van de overheid hadden deze mensen weinig te verwachten. Jonge gezinnen met kleine kinderen trokken massaal van het platteland naar de stad.

 

Dayton akkoorden

Vanaf de ondertekening van het Dayton-akkoord tot eind februari 2002 keerden 834.000 ontheemden en vluchtelingen terug. Men schat dat ca. 700.000 ontheemden nooit meer zullen terugkeren naar Bosnië-Herzegovina. Veel gezinnen zijn onvolledig doordat de man is omgekomen; vrouwen en kinderen zijn vaak zwaar getraumatiseerd. Hulp voor deze mensen schiet vaak tekort. 

 

Tegenwoordig kampt Bosnië en Herzegovina met twee verschillende problemen: de wederopbouw na de oorlog en de verandering van een communistisch systeem naar een kapitalistische samenleving. Ondanks deze verschillen bestaan nog steeds grote twijfels tussen de verschillende bevolkingsgroepen aangezien men ervanuit gaat dat de Bosnische Serviërs nog steeds een onafhankelijk land willen in Bosnië – Herzegovina om dit later bij (Groot) Servië te laten voegen. 


>> Lees hier over het Joegoslavië Tribunaal



film


"Behind Enemy Lines" - (2001; 6,4)

Een jonge Amerikaanse piloot wijkt af van z'n "saaie" verkenningsvlucht en wordt door grondtroepen bestaande uit Bosnische-Serviërs neergehaald tijdens het einde van de oorlog aldaar. 

 

Hij probeert z'n hachje te redden en het wordt een kat-en-muis spel met de vijand. 



zie ook: