Reisverhalen - Turkije

sanliurfa (Urfa) en Harran



op naar pelgrimsstad Urfa


Via Kayseri reis ik met de nachtbus naar Sianlurfa of Urfa in het zuidoosten van Turkije. Kijkend op de kaart zie ik een grote stad van bijna een half miljoen inwoners en het is angstvallig dichtbij Syrië waar ik helaas niet meer de tijd voor heb omdat land te bezoeken.

 

Voordat we de stad inrijden zie ik veel mensen op het land werken (het lijkt alsof ze met katoen bezig zijn) al lijkt de vlakte kaal omringd door redelijk hoge (kale) bergen. Iedereen stapt uit op het busstation en ik ga op zoek naar m’n grote tas die onder het stof het ruim uitkomt.

 

Zoals wel vaker ben ik de enige toerist en ik zie al de eerste pelgrims ronddolen op het station. Ik had al besloten lopend naar het centrum toe te wandelen en het valt op hoe weinig “touts” hier zijn.

 

Omdat het een drukbezochte pelgrimstad is had ik een prachtig mooie wandeling verwacht, langs de “Karakoyun” rivier maar niets is minder waard – stoffige weggetjes, een rivier vol afval en ik wandel ook nog ‘ns dwars door een begraafplaats heen.

 

Aan het einde van de weg kom ik uit op de doorgaande weg van de stad – een chaos van verkeer, winkels, geluid, licht en ook dit had ik niet verwacht. Mijn beoogde hostel ligt als het goed is om de hoek maar wat een lawaai! Het hok wat ik krijg toebedeel is goedkoop maar echt “gezellig” of sfeervol is het allerminst. Ik check in, douche en besluit even een tukje te doen want heb vannacht toch niet heel goed geslapen in de bus.


het wonder van abraham


Helemaal fris en fruitig stap ik m’n bed uit en als ik buiten kom schijnt de zon en is het nog drukker op straat dan vanmorgen. Ik besluit naar de bezienswaardigheden te lopen en kijkend op de kaart ga ik vandaag naar het belangrijkste en verste en zal dan rustig aan teruglopen.

 

“Golbasi” ligt aan het einde van de straat die naar het zuiden loopt en moet ongeveer 1,5 kilometer verderop liggen. Op straat veel oude grijs bebaarde mannetjes met zo’n Arabische hansop aan en vrouwen die in totale zwarte gewaden zich een weg banen door de menigte.

 

Dit zijn niet meer de stijlvolle Turken die ik elders in het land heb gezien maar meer Arabische en Koerdische mannen en vrouwen. 

 

De legende van Abraham

Legende gaat dat Abraham (die voor de moslims een belangrijke profeet is) hier in de stad vertoefde om heidense Goden te verjagen toen de lokale Assyrische koning “Nimrod” ingreep en Abraham op de brandstapel zette.

 

God zou vervolgens het vuur in water hebben veranderd en de brandende kolen in vis. De in brand staande Abraham zou vanaf het fort door de lucht vliegen en op een bed van rozen landen.

 

Dit wetende kom je hier op een terrein wat deze legende symbolisch uitbeeld – er zijn twee precies eender gebouwde rechthoekige waterbakken of vijvers gebouwd met daarin de meest vetgemeste karpers die ik ooit heb gezien. Je mag deze niet aanraken want anders is de kans dat je snel blind wordt.  

 

Gegrilde vis

Als je een visje wilt aanraken neem dan plaats aan een van de vele (buiten)restaurants hier die gegrilde vis verkopen. Naast de twee bakken water is er een grote rozentuin aangelegd, naast een medressa en nog een moskee. Op de heuvel ligt de citadel. Ik wandel eerst langs de boulevard (zo je wilt) die onderdeel van de “Halilur Rahman Camii” moskee uitmaakt – de plek waar Abraham terecht kwam na z’n lift. Gemaakt van licht zandsteen met koepels en bogen voel je de andere sfeer die hier hangt.

 

Niet opmerkelijk lees ik het verhaal dat dit juist een van de Byzantijnse kerken is geweest en gebouwd in de 13e eeuw. Tussen de terrasjes in waar vooral thee wordt genuttigd wandel ik naar het begin van het pad dat naar de citadel leidt – het is heet en ik lees dat er alleen een paar columns te zien zijn.

 

Het fort wat je nu ziet zou door Turken gebouwd zijn maar daaronder liggen de fundamenten van eerder gebouwde vestingen – de Byzantijnen, de kruisvaarders – iedereen is hier geweest en heeft een fort boven op het andere gebouwd. 

 

De stichter van de stad, de Bijbelse koning “Nimrod” zou hier de eerste stenen hebben neergelegd.

Urfa – historie: 

De plaats is al sinds duizenden jaren bewoond; Hurrieten vochten hier zij aan zij met de Egyptische farao’s tegen de Hittieten. In de plaatselijke overlevering wordt de stad in verband gebracht met aartsvader Abraham.

 

Dat komt omdat hier zich een grot bevindt waarvan men aanneemt dat hij daar zou zijn geboren. In de 3e eeuw v.Chr. verovert Alexander de Grote de stad en sticht er een militaire nederzetting en vernoemt haar naar Edessa, de hoofdstad van zijn vaderland Macedonië.

 

In 150 (onder het bewind van de Romeinen) wordt hier het christendom geïntroduceerd en hier zou een van de belangrijkste bisschopszetels van de Syrisch-orthodoxe Kerk van Antiochië ontstaan. Aangenomen wordt dat de oudste christenen van Edessa nazaten waren van de oergemeente te Jeruzalem. Edessa wordt wel eens de stad van de apostel Thomas genoemd.

 

Lijkwade van Jezus

Volgens de overlevering zou Thomas opdracht gegeven hebben om aan de Edessenen het evangelie te verkondigen. Ook zou hier enige tijd “het kleed van Edessa” liggen – de lijkwade van Jezus of niet – het kleed met een afbeelding van Christus is met de Kruistochten naar Constantinopel gegaan en daarna nooit meer gezien.

 

In de 3e eeuw ontstond hier het koninkrijk Osroene. Toen koning Abgar in de 3e eeuw christen werd en veel inwoners van het land zijn voorbeeld volgden verrezen overal kerken en kloosters. Edessa ontwikkelde zich zo reeds vroeg tot een centrum van godgeleerdheid. Een belangrijke stimulans werd gevormd door de Syrische christenen met hun beroemde theologische school met vele vermaarde leraren, waaronder Efrem de Syriër. Omdat de stad op de scheidslijn lag tussen het Perzische en Romeinse rijk ging de stad van hand tot hand en weer terug.

 

Arabisch en Byzantijns

In de 7e eeuw kwam de stad in handen van het Arabische Rijk maar in 1030-1031 werd Edessa veroverd door de Byzantijnen onder leiding van generaal Georgios Maniakes, ze zou ruim 50 jaar Byzantijns blijven tot 1086-1087. In 1098 wordt de stad ingenomen door de kruisvaarders gedurende de Eerste Kruistocht onder hertog “Baldwin van Boulogne”. In 1147 werden ze weer verdreven door de Turkse Seltsjoeken waarop de paus een tweede kruistocht organiseerde. Daarna zouden verschillende heersers komen en gaan.

 

In 1637 lijfden de Ottomanen de stad bij hun rijk in en kreeg de stad haar huidige naam. In 1830 komt de stad korte tijd onder de controle van de Egyptische onderkoning Mohammed Ali Pasja. De vervolging van de Arameestalige christenen in 1916 zorgde ervoor dat de christelijke bevolking van Şanlıurfa nu zo goed als verdwenen is.

Ik besluit naar het “Dergah” complex te lopen wat op een steenworp ligt. Vele moskeeën zijn hier gebouwd maar bordjes wijzen mij naar de beroemde grot waar de grote Abraham geboren zou zijn. Ik wandel langs de grote Ottomaanse moskee “Mevlid-i Halil Camii” waar ik bijna moet vechten om tussen de groepen pelgrims vooruit te komen die bijna verdwaast, in een trance voorbij lopen.

 

Gelukkig heb ik m’n sarong meegenomen en deze sla ik om m’n middel om over m’n korte broek te trekken. Ik kom op een prachtig versierde binnenplaats uit waar je je handen en voeten kunt wassen en dan een grot met tralies ervoor. Natuurlijk een rij mensen en ik moet rustig wachten op m’n beurt om een kijkje te nemen in de donkere grot.

 

Ik ben de enige (Westerse) toerist. Aartsvader Abraham zou hier de eerste zeven jaren van z’n leven hebben gewoond in angst voor z’n leven. Koning “Nemrud” had in een visioen gezien dat er iemand geboren zou worden die hem van de troon zou stoten en om die reden werden alle nieuw geborenen gedood. Het is zoals ik eerder heb beleefd een vreemde gewaarwording versterkt door de mensen die hier rondlopen.

 

Het is heerlijk om hier rond te lopen – pelgrims zitten in het park te lunchen, de terrasjes zitten vol en natuurlijk is de sfeer goed en het weer prachtig. Je kunt het aantal minaretten hier niet tellen alsmede de koepels en bogen. Een man laat z’n bok uit en ik vind het eigenlijk zeer opmerkelijk dat ik geen andere toeristen hier zie. Ik vind een internetcafé en doe wat boodschappen vlakbij de bazaar die ik voor morgen bewaar. Terug in m’n hok doe ik wat was, lees wat in m’n boek en ga slapen.


god van de maan


Vroeg in de morgen wandel ik naar het busstation waar ik gisteren ben uitgestapt en direct komen mensen op mij af om te vragen waar ik heen wil – nee, beter gezegd ze roepen namen van bestemmingen en letten dan op m’n reactie.

 

Er gaat bijna elk uur een dolmus (minibusje) naar “Harran” wat op een paar kilometer ligt van de Syrische grens. Het landschap is dor en kaal met veel rotsen en af en toe een stekelig struikje. We rijden langs stenen huisjes met grote erven die afgebakend zijn door drie laags muren en stokken.

 

Er lopen kippen, honden, geiten in het rond en vaak ook kinderen die in de modder of met de troep spelen die daar ligt opgestapeld. Het rijke westen van Turkije is hier totaal niet aan de orde. Ik stap uit in het nieuwe gedeelte van de ongeveer 7000 tellende oude stad en aangezien ik net uit de bus al wat ruïnes heb gezien wandel ik die kant uit. 

 

De verhalen rond Harran gaan bijzonder ver terug; zo wordt er gezegd dat Adam en Eva er heen gingen nadat zij uit het Paradijs verbannen waren. Ook al mocht dit niet de waarheid zijn dan blijkt het toch een van de oudste nog steeds bewoonde nederzettingen wereldwijd.

 

Het Bijbelboek “Genesis” meldt dat Abraham hier voor een tijdje woonde rond het jaar 1900 v.Chr. en daarna op weg ging naar het beloofde land “Kanaän”.

 

Ik kom uit bij een open vlakte met heel veel stenen waar zo hier en daar een stuk muur of boog nog overeind staat; het geheel is omringd door prikkeldraad. Ik heb gelezen dat je hier een ticket o.i.d. moet kopen maar er is niemand en ik wandel het terrein op niet wetende wat te verwachten.

 

Het grootste gebouw; het kasteel 

Eerst maar eens naar het grootste gebouw wat nog in redelijke staat is – dit moet het kasteel of “kale” zijn waarover ik gelezen heb. Het is een halve maan met heel rotsen en stenen en het is bijna ongelofelijk dat hier zomaar zo’n gebouw staat zonder iets of iemand.

 

Er staat nog een toren van de vier overeind en ooit moeten hier 150 kamers geweest zijn. Onder de fundamenten van dit kasteel of fort liggen vele andere forten en tempels zoals degene die de kruisvaarders gebouwd hebben toen zij hier kwamen. Daaronder schijnt de belangrijke tempel van de maan hebben gelegen. 

 

Sinds het jaar 800 v.Chr. was dit het centrum  waar de “God van de Maan” werd aanbeden.


harran


De Byzantijnse keizer “Theodosius” zou in de 4e eeuw v.Chr. de tempel hebben vernield.

 

Ik bekijk nog wat ruïnes en bogen en wandel daarna naar de op “bijenkorf” lijkende huizen die achter de ruïnes staan. Kinderen komen aan lopen en vragen pennen, geld en cadeautjes en ik lach alleen maar. Vrouwen lopen in kleine groepjes voorbij, gesluierd en verlegen.

 

Eentje zwaait en lacht terwijl de anderen het uitschateren van het lachen. Ik wandel langs wat huisjes waar een aantal paprika’s hangen te drogen en alles is hier van steen en opgedroogde mest gebouwd. De beroemde “bijenkorf-huizen” worden tegenwoordig vaak gebruikt als voorraadschuur of stal.

 

Deze vorm van architectuur stamt al terug uit de 3e eeuw v.Chr. en zou verzonnen zijn vanwege het gebrek aan hout hier en de aanwezigheid van stenen van de ruïnes. De huizen zouden koel zijn in de zomer en enigszins warmte vasthouden in de winter. Hier vraagt een man of ik niet even binnen wil komen kijken – natuurlijk wil hij wel geld hebben. Ik sla het aanbod af en hoop even verder wellicht gratis ergens naar binnen te kunnen. 

 

Hier staat een oude houten kar met een paard ervoor – de vrouwen prikken met een stok opgedroogde stront op de kar en lachen wat. Een container is zo vol dat het afval erop en eromheen is gevallen en kinderen roepen van ver naar deze Westerse vreemdeling.  

 

Damascus - Tyrus

Harran was vanoudsher een centrum van Mesopotamische cultuur, op het belangrijke handels kruispunt van de weg van Damascus naar o.a. Tyrus.  Na het verdrag tussen Suppiluliuma I en Shattiwaza werd Harran in de as gelegd door een Hettitisch leger onder Piyashshili tijdens de verovering van Hanilgalbat.

 

Ondanks de verafgelegen positie van de stad speelde zij een belangrijke rol in de tijd van het Nieuw-Babylonische rijk. In 53 v.Chr. ging Marcus Licinius Crassus Dives, een lid van het Romeinse triumviraat en rivaal van Julius Caesar, hier ten onder in een mislukte poging tot onderwerping van de Parthen in de Slag bij Carrhae, zoals de Romeinen Harar noemde.

 

Uitnodiging

Verderop ga ik toch in op een vraag van een zwangere mevrouw om in haar huis te kijken. Eerst kom ik in haar eigen huisje waar wat vergeelde foto’s aan de muur hangen en ik plaats neem op een bank van klei waar wat kleden op gelegd zijn. Ik heb gelezen dat de mensen hier van oudsher rondkomen van de landbouw en smokkel en wacht rustig af wat ze mij gaat aanbieden. Dan wenkt ze mij om naar de bijenkorf te komen kijken. 

 

Ook hier liggen wat koeien maar ik heb alleen oog voor de architectuur van dit gebouwtje. Ik mag wel een foto van haar nemen in de bijenkorf maar dan wil ze wel wat geld. Akkoord maar dan alleen omdat niemand anders het ziet – voordat je het weet loopt er een horde kinderen achter je aan.

 

Ik bedank de mevrouw, stop wat munten toe en zwaai naar haar zoontje wat met open mond naar mij en m’n kleding en spullen heb zitten te kijken. Tenslotte neem ik nog een kijkje bij de “Aleppo” poort die er nog enigszins goed uitziet en stukken van de ooit 4 kilometer lange stadsmuur. Ook zouden hier meer dan 150 torens gebouwd zijn – echt jammer dat er zo weinig van over is.



grot van job


Staand bij de bushalte om terug te gaan rijdt er een oude tractor voorbij met twee laadbakken vol mensen en spullen voorbij. Een jonge jongen begint te gillen naar mij en ik zwaai terug – prachtig vinden ze het en het is jammer dat ze de “andere” kant opgaan anders had ik er ook bij geklommen. 

 

Onderweg zie ik het bordje staan naar de grot van “Job” – legende gaat dat de duivel de toegewijde en welvarende Job een lesje wilde leren en alle rijkdom, z’n gezondheid en z’n famlie afnam om te kijken of hij van z’n geloof zou vallen.

 

Niets was minder waar en Job trok zich terug in de grot die je nu kunt bezoeken. Na zeven jaar wachtten op God zou deze z’n gezondheid en spullen teruggeven in de vorm van een waterbron die hij “aanboorde” door met z’n hiel in de grond te stampen.

 

De bron zou nu een pelgrimsoord zijn waar vele gelovigen hun “heilige” water komen halen. Ik laat deze aan mij voorbijgaan.  

 

Terug in Sianlurfa besluit ik eerst even terug te gaan naar het hostel om een koude douche te nemen. Ik lees nog wat op bed voordat ik terugga naar de bazaar in de stad. Deze schijnt al in de tijd van “Suleyman de grote” gebouwd te zijn en is er (nog) eentje die je doet denken aan oude vervlogen tijden. Schaapvachten, koperen ketels, duiven, kleding en handgemaakte schoenen kun je hier o.a. kopen en ik besluit ook wat nieuwe kleding te kopen.

 

Even later kom ik op een heel klein lief pleintje aan waar thee wordt gehaald voor een ieder die daar zit met een gouden dienblad aan een gouden ketting – een groep mannen zit achter hun naaimachientje die netjes in rijtjes buiten staan opgesteld. In de buurt staat ook een oude caravanserai die zijde verkocht zou hebben en een veelvoud van moskeeën.

 

Ik sla de oude huizen die verderop zouden staan even over en maak mij op voor het volgende avontuur morgen.



tips & advies (2004)


Het grote busstation van Sianlurfa of Urfa ligt op ongeveer een kilometer ten westen van het centrum van de stad.

 

Sianlurfa (Urfa) – Kahta: er gaat elk uur een minibusje van hier (Urfa) naar “Kahta”. Ik moet omgerekend zo’n 3 dollar betalen en de reis duurt zo’n 1,5 uur.


  • Naam : hotel “Dogu” (hotel Guven)

Adres : Sarayonu Caddesi 131

Prijs : 10.000.000 (single)

Tel.nr. : 215 1228

 

Inhoud:

Gelegen in de zeer drukke (doorgaande) weg ligt dit niet zo “sjeike” hotel – verwacht geen gezelligheid of andere toeristen die bij elkaar in een ruimte zitten te keuvelen. Dit is een hotel waar je alleen moet slapen voor een zeer voordelige prijs (natuurlijk wel even afdingen) en voor de rest moet wegblijven.

 

Het is stoffig (niet smerig) en de kamer van mij lag midden in het pand. Voordelig want de voorste kamers moeten verschrikkelijk lawaaierig zijn. De mijne was vanwege het gebrek aan ramen wel donker en de muren zijn van spaanplaat o.i.d. Er staat een oud bed, een vergane houten kastje en een kapstok.

 

Gelukkig doet het licht het wel.



zie ook:



meer links:


Tabgha

ISRAEL

Aan het meer van Galilea staat deze kapel om het breken van het brood en delen van de wijn te herinneren.