Achtergrond informatie - Turkije

"het byzantijnse rijk"


het ontstaan van het rijk


De 3e eeuw stond voor het Romeinse Rijk in het teken van drie crises: aanvallen van buitenaf, burgeroorlogen en een zwakke economie. Langzamerhand werd Rome steeds minder belangrijk als centrum van het eens zo machtige Romeinse Rijk.

 

Keizer Constantijn verplaatste in 330 de hoofdstad van het Romeinse Rijk naar Byzantium, dat werd omgedoopt tot Nova Roma (Nieuw Rome), maar al snel Constantinopel (stad van Constantijn) werd genoemd. Constantinopel lag zeer gunstig ten opzichte van de handelsroutes tussen Oost en West, was een ideale uitvalsbasis om de Donaugrens te kunnen bewaken en lag dichterbij het oostelijk front waar een bittere strijd werd geleverd tegen de “Sassanieden”.

 

Ook introduceerde Constantijn belangrijke veranderingen in de burgerlijke en religieuze grondwet. Constantijn begon daarnaast aan de bouw van grote verdedigingsmuren om de stad, die door de eeuwen heen uitgebreid en herbouwd zouden worden. De daden van Constantijn leidden in 395 uiteindelijk tot de definitieve splitsing van het Romeinse Rijk. Gedurende de 5e eeuw werd het Westen overlopen door vijandelijke legers terwijl het Oosten gespaard bleef door o.a. betere financiële middelen en de stedelijke cultuur.

 

Theodosius II versterkte de muren van Constantinopel verder waardoor het zo goed als onmogelijk werd de stad in te nemen en betaalde de Hunnen van Attila 300 kilo goud om hem met rust te laten. Zijn opvolger, Marcianus, weigerde nog langer de Hunnen te betalen maar de Hunse leider had zijn zinnen al op het Westen gezet. Na Atilla’s dood in 453 viel zijn rijk uit elkaar en Constantinopel begon goede relaties met de overblijvende Hunnen op te bouwen.

 

Uiteindelijk zouden zij als huursoldaten voor de Byzantijnen vechten.



uitbreiding maar ook verlies


Justinianus I besteeg de Byzantijnse troon in 527 en dit luidde een periode in van Byzantijnse gebiedsuitbreiding in voormalig Romeins territorium. Door historici wordt hij vaak de laatste “Romeinse” keizer genoemd aangezien zijn moedertaal het Latijn was en vanwege zijn pogingen om het Westen en Oosten te herenigen.

 

De heerschappij van Justinianus begon met oorlog voeren. Na verschillende campagnes in het oosten sloot hij een vredesverdrag met de Sassanieden in het Oosten. De veroveringen in het westen begonnen in 533, toen Justinianus zijn generaal Belisarius met een klein leger van ongeveer 15.000 man uitzond om de voormalige provincie Africa te heroveren op de Vandalen. 

 

Het Italië waar de grote Gotische leider Theodorik de Grote inmiddels overleden was, was in verval geraakt en werd na verschillende pogingen midden 5e eeuw heroverd.

 

Rond 560 had Justinianus op vrijwel alle fronten overwinningen behaald, behalve op de Balkan, dat geplaagd werd door invallen van de Slaven. Justinianus zou naast z’n veroveringen algemeen bekend worden door zijn baanbrekende wetgeving.

 

Door zijn kerkelijke beleid kwam de leider in aanvaring met de joden, heidenen en verscheidene christelijke sektes. Gedurende de 6e eeuw was de traditionele Grieks-Romeinse cultuur nog steeds volop aanwezig in het Oost-Romeinse Rijk. De christelijke cultuur begon de oude cultuur echter steeds meer te overheersen.  

 

Arabische uitbreiding

Na eerst het grootste deel van Italië aan de “Langobarden”, Zuid-Spanje aan de “Visigoten” en de Afrikaanse gebieden aan de Arabieren werden verloren kon keizer “Herakleios” enigszins het verlies beperken. Hij slaagde erin een dynastie te vestigen en zijn nakomelingen wisten met enkele onderbrekingen de troon vast te houden tot 711. Hij was de eerste keizer die de traditionele Latijnse titel Augustus verving door het Griekse Basileus. Tegelijkertijd zien we een verschuiving van Latijn naar Grieks in officiële documenten.

 

Hun heerschappij werd gekenmerkt door grote dreiging van buitenaf, zowel vanuit het oosten als het westen, wat resulteerde in enorm gebiedsverlies, interne onrust en culturele veranderingen. De Arabieren, die Syria en de Levant nu geheel onder controle hadden, voerden geregeld strooptochten uit tot ver in Anatolië en belegerden tussen 674 en 678 zelfs Constantinopel.

 

De overplaatsing van gigantische aantallen soldaten van de Balkan om tegen de Perzen en Arabieren in het oosten te vechten, zette de deur open voor de Slavische volkeren om langzaam maar zeker zuidwaarts te trekken, waardoor na Anatolië ook op de Balkan veel steden inkrompen tot kleine versterkte nederzettingen.

 

Constantinopel

Eigenlijk was Constantinopel de enige stad die relatief onaangetast bleef, ondanks een bevolkingsafname na twee pestuitbraken. De keizerlijke hoofdstad had echter met zijn eigen problemen te kampen, zowel op politiek als religieus gebied. De 7e eeuw was een periode van radicale veranderingen. Het Rijk, dat zich eens had uitgestrekt van Spanje tot Jeruzalem, was nu niet veel meer dan Anatolië, Chersonesos en enkele kleine gebieden in Italië en de Balkan.

 

Tijdig ingezette militaire hervormingen maakten het alsnog mogelijk om de druk van buitenaf te weerstaan en legden een basis voor de ‘wederopstanding’ van het rijk tijdens de daaropvolgende dynastie.


bloeiperiode


Rond 867 had het Rijk zijn positie in zowel het oosten als het westen gestabiliseerd en het succes van de defensieve militaire structuur stelde de keizers in staat om te beginnen met het heroveren van de verloren gebieden in het oosten. De heroveringen begonnen met wisselend succes.

 

Zo werd de herovering van Kreta gevolgd door een verpletterende nederlaag op de Bosporus, terwijl de keizers de verdere verovering van Sicilië door de Arabieren (827-902) niet konden tegenhouden.

 

Deze tegenslagen werden gecompenseerd met succesvolle expedities in Egypte, Syrië en het huidige Irak.  De dreiging van de Arabieren was tussentijds afgenomen door onderlinge burgeroorlogen en de opkomst van de Turken in het oosten.

 

Op een gegeven moment bedreigden de legers van Johannes I zelfs het ver naar het zuiden gelegen Jeruzalem. Met een overvloed aan middelen en overwinningen dankzij de Bulgaarse en Syrische campagnes werd Sicilië heroverd. Vanwege de hernieuwde veiligheid breidden de steden zich uit, groeide de bevolking in aantal en steeg de productie, waardoor de vraag naar goederen toenam en de handel een impuls kreeg. Hoewel het Rijk aanzienlijk kleiner was dan ten tijde van Justinianus, was het sterker, omdat de gebieden dichter bij elkaar lagen en een grote politieke en culturele cohesie vertoonden.  

 

Ook de Bulgaren bezwijken

Onder de heerschappij van Basileios II (976-1025) werden de Bulgaren, die, sinds hun komst in de Balkan drie eeuwen daarvoor, vrijwel dit hele gebied op de Byzantijnen hadden veroverd, onderwerp van jaarlijkse campagnes van het Byzantijnse leger. In 1018 gaf het Bulgaarse Rijk zich over en werd het onderdeel van het Byzantijnse Rijk. Met deze verbazingwekkende overwinning herstelde het rijk de grens aan de Donau, die niet meer in Byzantijnse handen was geweest sinds keizer Herakleios.

 

In die tijd kregen de Byzantijnen er ook een nieuwe bondgenoot bij in het nieuwe rijk der “Varjagen” te Kiev. Gedurende deze periode was de Byzantijnse prinses Theophanu, de vrouw van keizer Otto II, regentes van het Heilige Roomse Rijk, waardoor de Byzantijnse cultuur naar het westen verspreid kon worden. Het Rijk strekte zich nu uit van Armenië in het oosten tot Calabrië (Zuid-Italië) in het westen.

 

Veel successen waren behaald, van de verovering van Bulgarije en de annexatie van delen van Georgië en Armenië tot de totale vernietiging van een Egyptisch leger voor de poorten van Antiochië.

 

De 11e eeuw was ook zeer belangrijk vanwege ontwikkelingen op religieus gebied. De formele scheiding van de Byzantijnse Orthodoxe Kerk en de Westerse Rooms-katholieke Kerk zou grote gevolgen hebben voor de toekomst van Byzantium.



crisis en de eerste kruistocht


Byzantium belandde al snel in een moeilijke periode, wat voor een belangrijk deel werd veroorzaakt door het ondermijnen van het themata-systeem en het verwaarlozen van het leger. Tegelijkertijd werd het Rijk geconfronteerd met nieuwe, ambitieuze vijanden. In de Zuid-Italiaanse provincies kregen de Byzantijnen te maken met de Normandiërs, die daar in het begin van de 11e eeuw voet aan wal zetten. 

 

Sociaal-economisch takelt het rijk af. De contacten met het Westen brengen meer haat op dan baat. Het bondgenootschap met Venetië vergt een hoge prijs. Doordat het conflict tussen Byzantium en Rome, dat zou eindigen in het Oosters Schisma in 1054, zich in die tijd voortsleepte, konden de Normandiërs langzaam maar zeker steeds verder in Byzantijns Italië oprukken.

 

Seltsjoeken

In Klein-Azië zou zich echter de grootste ramp voordoen. De Seltsjoeken waren voor het eerst in 1065 en 1067 de Byzantijnse grens in Armenië overgestoken. Rond 1081 hadden de Seltsjoeken vrijwel heel Anatolië in handen, van Armenië in het oosten tot Bithynië in het westen, en zij stichtten hun hoofdstad in Nicea.  

 

Na de ramp van Manzikert herstelde het Byzantijnse Rijk zich gedeeltelijk door de inzet van de Komnenen. Maar ook de dood van Robert in 1085 verdween het Normandische probleem even; het jaar daarop stierf de Seltsjoekse sultan en viel het sultanaat uiteen door onderlinge rivaliteit.

 

Nu de stabiliteit in het westen was teruggekeerd kon Alexios zijn aandacht richten op de economische problemen en de verzwakte verdediging van het Rijk. Hij had echter nog niet genoeg manschappen om de verloren gebieden in Anatolië te heroveren en op te rukken tegen de Seltsjoeken.

 

Kruistocht-ideeen

Op de Synode van Piacenza in 1095 spraken de afgevaardigden van Alexios met Paus Urbanus II over de moeilijke omstandigheden van de christenen in het oosten en zeiden dat zonder de hulp van het Westen ze onder moslimheerschappij zouden moeten blijven lijden. Urbanus zag hierin de mogelijkheid om zowel de macht van West-Europa te vergroten als de pauselijke invloedssfeer uit te breiden.

 

Op 27 november 1095 riep Urbanus de Synode van Clermont bijeen en vroeg alle aanwezigen om het Kruis op te pakken en op een gewapende pelgrimstocht te gaan om Jeruzalem en het Oosten te heroveren voor het Christendom. De reactie in West-Europa was overweldigend. Alexios had gerekend op hulp in de vorm van Westerse huurlingen, maar was totaal onvoorbereid op de immense en ongedisciplineerde stoet die al snel de Byzantijnse grenzen bereikte.

 

Alexios werd er bepaald niet geruster op toen hij vernam dat vier van de acht leiders van de kruistocht Normandiërs waren maar er werd afgesproken dat de veroverde gebieden direct werden teruggegeven aan het Byzantijnse Rijk.



heropleving en tweede kruistocht


Gedurende zijn 25-jarige heerschappij sloot keizer Johannes in het Westen een verbond met het Heilige Roomse Rijk en leidde hij persoonlijk vele campagnes tegen de Turken in Anatolië. Door Johannes' campagnes verschoof het machtsevenwicht in het Oosten fundamenteel, doordat hij de Turken in de verdediging drong en talrijke steden, vestingen en dorpen over het hele schiereiland heroverde.

 

Hij wist de Hongaren en Serviërs gedurende de jaren twintig van de 12e eeuw tot staan te brengen en in 1130 trok hij samen met keizer Lotharius III van het Heilige Roomse Rijk op tegen de Normandische koning Rogier II van Sicilië. Manuel, z’n zoon, begon een agressieve campagne tegen zijn buren in zowel het oosten als het westen.

 

In Palestina sloot hij een bondgenootschap met het Koninkrijk Jeruzalem en zond een grote vloot om deel te nemen aan de invasie van Egypte dat door de Fatimiden werd geregeerd.

 

Z’n legers wisten met succes in 1167 het Koninkrijk Hongarije binnen te vallen en rond 1168 had Manuel bijna de gehele oostelijke Adriatische kust in handen. Manuel sloot verscheidene pacten met de Paus en christelijke koninkrijken in het Westen en wist met succes de enorme troepenmacht van de Tweede Kruistocht door zijn land te begeleiden.

 

Van ongeveer 1081 tot 1180 wist het Komneense leger de veiligheid van het rijk in stand te houden waardoor de Byzantijnse beschaving kon opbloeien; zo openden Venetië, Genua en andere steden hun Aegeïsche havens voor de Byzantijnse handel, vervoerden ze goederen van de Kruisvaarderstaten en Egypte naar het westen en handelden via Constantinopel met het Byzantijnse Rijk.


versnippering (derde en vierde kruistochten)


Het bewind van Isaäk II, en nog meer dat van zijn broer Alexios III, zorgde voor een verdere ineenstorting van wat nog over was van de gecentraliseerde macht van de Byzantijnse overheid en de verdedigingswerken in het rijk. Hoewel de Normandiërs nog wel uit Griekenland werden verdreven, begonnen de Bulgaren in 1186 een opstand die zou leiden tot het Tweede Bulgaarse Rijk.

 

Het wanbeleid tijdens de Derde Kruistocht toonde duidelijk de Byzantijnse zwakte onder de Angeloi aan. Toen Richard Leeuwenhart Cyprus veroverde op Isaäk Komnenos, weigerde hij het eiland terug te geven aan het Byzantijnse Rijk. Het beleid van de Angeloi werd gekarakteriseerd door de verkwisting van belastinggeld en een slecht fiscaal beheer. De Byzantijnse macht was aanzienlijk afgenomen en het groeiende machtsvacuüm in het hart van het rijk zorgde voor het langzaam uiteenvallen van het rijk.  

 

Nieuwe kruistochten

In 1198 riep Paus Innocentius III zijn onderdanen door middel van legaten en encyclieken op tot een nieuwe kruistocht. Het doel was om Egypte te veroveren, dat nu het centrum van de islamitische macht in de Levant was. Het kruisvaardersleger dat in de zomer van 1202 in Venetië arriveerde, was kleiner dan waar op was gerekend en daarnaast was er niet genoeg geld om de Venetiaanse reders te kunnen betalen die de kruisvaarders naar Egypte zouden verschepen.

 

Er kwamen voorstellen om de Oosters-orthodoxe Kerk met Rome te herenigen en de kruistocht naar Constantinopel te verplaatsen. De paus verbood een aanval op de stad, maar de Pauselijke brief kwam te laat, want de vloot had Zara al verlaten. Alexios III had geen voorbereidingen getroffen om de stad te verdedigen en de Venetiaanse vloot kon de wateren rond Constantinopel op 24 juni 1203 dan ook zonder veel verzet binnenvaren. De stad werd uiteindelijk op 13 april 1204 ingenomen.

 

Constantinopel werd drie dagen lang geplunderd, vele vrouwen verkracht en iedereen die zich hiertegen verzette, of gewoon in de weg liep, afgeslacht. Vele onbetaalbare iconen, relikwieën en andere objecten doken later in West-Europa op, de meeste in Venetië.

 

Toen de orde was hersteld kozen de kruisvaarders en Venetianen een 'nieuwe keizer': hun leider Boudewijn van Vlaanderen. Niet alle voormalige Byzantijnse gebieden kwamen echter onder deze Latijnse keizer, zo bleven de Byzantijnen in Nicea, Trebizonde en Epirus aan de macht.



verval


De Mongoolse invasie in het Oosten van huidig Turkije zorgde er voor dat Nicea tijdelijk was verlost van aanvallen van de Seltsjoeken, waardoor het zijn middelen in kon zetten voor een herovering van Constantinopel in juli 1261. Dit leidde tot een kortdurende wederopstanding van de Byzantijnen maar het door oorlog geplaagde rijk was slecht opgewassen tegen zijn omringende vijanden. 

 

Een andere grote hinderpaal om het rijk weer te kunnen herstellen was dat de handelsroutes waar Byzantium eeuwenlang zijn inkomsten voor een groot deel vandaan haalde, sinds het kortstondige Latijnse keizerrijk, beheerst werden door Genua en Venetië. Deze rivalen van de Byzantijnen controleerden nu de belangrijkste havens in de Middellandse en Zwarte zee die voorheen onder Byzantijns gezag stonden.

 

In de 14e eeuw werd het rijk ook nog eens door burgeroorlog geteisterd.

 

Turken, Serviers en Bulgaren

De provincies in Azië werden uiteindelijk alle aan de Turken verloren, terwijl de Serviërs en Bulgaren de overgebleven gebieden in Europa veroverden. Een tijd lang overleefde het rijk alleen maar omdat de Turken van Anatolië simpelweg te verdeeld waren om aan te kunnen vallen.

 

Onder Osman I werden de Turken echter verenigd in het nieuwe Ottomaanse Rijk, dat de Byzantijnen slechts een handvol havensteden liet.

 

De situatie werd nog slechter toen Byzantium werd getroffen door een aardbeving bij Gallipoli in 1354 waardoor het fort aldaar werd vernietigd en de Turken de dag daarop Europa in konden trekken. Tegen de tijd dat de Byzantijnse burgeroorlog was afgelopen hadden de Ottomanen de Serviërs overwonnen en tot vazal gemaakt. Na de Slag op het Merelveld heersten de Ottomanen over het grootste gedeelte van de Balkan. 

 

De Keizers vroegen het westen om hulp, maar de Paus wilde er alleen over nadenken wanneer de Oosters-Orthodoxe Kerk weer zou worden samengevoegd met de Katholieke Kerk. Een aantal westerse huurlingen arriveerden om de Christelijke verdediging van Constantinopel te ondersteunen, maar de meeste westerse heersers hadden hun eigen problemen en deden niets terwijl de Ottomanen stukje bij beetje de laatste Byzantijnse gebieden innamen.

 

Het rijk valt uitelkaar

Door het uitblijven van buitenlandse hulp en de voortdurende interne Griekse verdeeldheid werd het Byzantijnse Rijk eigenlijk niet meer dan een vazal van de Ottomanen.

 

De elite van Constantinopel zag in de laatste eeuwen het verval steeds meer om zich heen grijpen en veel Byzantijnse kooplieden maar ook intellectuelen, handwerkslieden en kunstenaars vertrokken uit de stad naar welvarender oorden zoals Italië. Constantinopel werd hierdoor langzamerhand steeds meer ontvolkt en verwaarloosd. De populatie van de stad was zo ernstig teruggevallen dat de stad tegen het einde van het Rijk niet meer was dan een paar losse dorpjes gescheiden door velden.

 

Op 2 april 1453 begon de sultan met 80.000 man het beleg van de stad. Ondanks een verwoede poging om de stad te behouden, werden de ver in de minderheid zijnde christelijke troepen (ongeveer 7000, waarvan 2000 buitenlandse huurlingen verslagen en viel Constantinopel na een beleg van twee maanden op 29 mei 1453. De laatste Byzantijnse keizer, Constantijn XI, werd voor het laatst gezien toen hij zijn keizerlijke mantel afwierp en zich in de strijd wierp nadat de muren van zijn stad waren ingenomen.


nasleep


Mehmet II ging verder met het veroveren van de laatste Griekse ministaten en zo vielen in 1460 Mystras en in 1461 Trebizonde. De neef van de laatste keizer Constantijn XI, Andreas Palaeologus, had de nu symbolische titel van Byzantijns Keizer geërfd en gebruikte deze van 1465 tot zijn dood in 1503. 

 

Tegen het einde van de 15e eeuw had het Ottomaanse Rijk een stevige greep op Anatolië en de Balkan gekregen. Mehmet II voerde naast titels als kalief en sultan ook die van Romeins keizer en ook zijn opvolgers zagen zichzelf tot de val van de Ottomanen in het begin van de 20e eeuw als de werkelijke opvolgers van het Byzantijnse Rijk.

 

Ondertussen hadden de Donauvorstendommen veel orthodoxe vluchtelingen opgevangen, waaronder ook leden van de Byzantijnse adel. Vlak voor zijn dood had Ivan III, groothertog van Moskovië, de titel van beschermheer van de Orthodoxe Kerk aangenomen. Hij was met de zus van Andreas, Sophia Palaeologus, getrouwd, wier kleinzoon, Ivan IV, de eerste tsaar van Rusland zou worden.

 

Hun opvolgers hingen de idee aan dat Moskou de echte opvolger was van Rome en Constantinopel. Het idee dat het Russische keizerrijk het Derde Rome was, werd in leven gehouden tot de Russische Revolutie van 1917.


zie ook: