Reisverhalen - Tunesië

"jugurthá's table"



inleiding


Onderweg naar onze “avonturen” trip richting Jugurtha’s tafel staat er een waterig zonnetje en is het (nog) fris.

 

In “Kalaat Es Senan” wordt direct een rit aangeboden naar “Ain Senan” maar ten eerste weten we dat we hier worden opgelicht (de jongen vraagt 5D) en ten tweede willen we nog wat boodschappen doen voordat we richting het laatste dorpje gaan voor we de berg of heuvel gaan beklimmen.

 

We kopen twee platte broden, Franse kaas en wat snacks. Water proberen we in Ain Senan te krijgen want dit is behoorlijk zwaar.

 

Het dorpje is niet gewend om toeristen te ontvangen want overal worden we geacht handen te schudden en te zwaaien, als we niet worden aangehouden om te vertellen waar we vandaan komen en hoe we heten.

 

Verderop bij een leeg verlaten pleintje staan twee vervallen gele louage’s die richting Ain Senan gaan. We vragen ons af waarom ze de verkeerde richting opstaan maar dit wordt duidelijk als we vertrekken – ze worden niet gestart maar lopen een stukje van de heuvel af om automatisch gestart te worden.

 

De man naast me – bijna zonder tanden – maakt grapjes met de man tegenover mij met een wollen deken om, een echte berber. 


de laatste "louage"


Onderweg zien we de tafelberg al opdoemen en vanaf hier is al duidelijk hoe steil deze is. De weg naar het dorpje is ook redelijk klimmen.

 

De lokale bevolking komt naar buiten gesneld en we vragen wat water aan een meisje wat nieuwsgierig maar niet wat te doen denken van deze buitenlanders in de poort. Geen probleem zegt ze en ze nodigt ons uit in haar tuin waar een rij jerrycans staan. We vullen onze waterflessen hier en zwaaien gedag als inmiddels de hele familie op het erf staat. 

 

Het eerste stuk leidt naar een net nieuw aangelegde weg waarop verderop een grote kraanwagen bezig is stenen in en uit te laden. We vragen de chauffeur de weg en het blijkt dat we de nieuwe weg die omhoog leidt moeten volgen. De wind waait als we verderop de weg verlaten waarop twee grote trucks omlaag rijden. Het geluid van deze horen we weerkaatsen tegen de hoge muren van de tafel.

 

Via een steile pad wandelen we nu echt richting plateau. In een boek heb ik gelezen hoe de Romeinen dit laatste bolwerk van berberleider “Jugurtha” omsingelden maar niet wisten hoe ze deze konden vernietigen. Een van hen, een kok meen ik, vond een geheime toegang naar het plateau omdat hij hier slakken aan het zoeken was.

 

Hij zou beloond worden met het gegeven dat alleen hij de overheerlijke slakken die hij hier had gevonden mocht exploiteren en verkopen in Rome. Het was nu een peulenschil voor de Romeinse legioenen om de laatste strijders van Jugurtha te overrompelen. Tunesië zou nu een Romeinse provincie worden. 



op het plateau


Hijgend en nat van het zweet gaan we boven aangekomen op het plateau even op een paar rotsen zitten. Uit het niets komt een man op ons af en laat ons een badge zien waarop “National Garde” staat.

 

Oh ja, ik herinner mij iets gelezen te hebben dat we ons eigenlijk hadden moeten laten registreren. Zijn naam is “Hedi” en hij vertelt ons vriendelijk dat hij hier werkt en dat we nog 140 traptreden op moeten voordat we echt boven zijn, op 1270 meter. Altijd fijn om te horen. 

 

Nu echt boven aangekomen zien we een groot plateau van zo’n 125 hectare, een gebouw wat lijkt op een moskee met een koepel en wat ruïnes en heel veel stenen.

 

Ooit heeft hier dus een heel kampement opgestaan en soldaten rondgelopen. We lopen mee met de man en mogen onze tassen in een kleine ruimte neerzetten waar een kleed op de grond ligt. Blijkbaar is het ook mogelijk om hier te slapen.

 

We mogen ook even in het gebouwtje kijken en het lijkt wel een oude hammam of moskee met pilaren en wederom kleden op de grond. We vragen waarom hij met een ijzeren stok loopt en hij vertelt dat dat is om slangen te doden en we zijn opeens niet meer zo zeker van onze zaak om hier te slapen in onze tenten. 


pete's mansion


Wat ruïnes, een herder met wat schapen, paarden en twee kleine meertjes. We lopen naar de rand van de tafel en zien het dorpje waarvandaan we gelopen zijn vanmorgen. De man wijst naar een dorp erachter en vertelt dat dat Algerije is. Zo dichtbij?

 

De vogels vliegen langs de kliffen van de zeer steile tafelberg en we zien bossen, een meer en stadjes liggen – prachtig in de verte. Opeens is de man de klif een stuk afgeklauterd en maant ons hem niet te volgen – opeens is hij weer boven met wat bossen uien en geeft ons wat we willen.

 

Een uitje vanavond in onze soep is nooit mis. We lopen het grootste gedeelte om de tafel heen en vragen ons af hoe het hier er ooit heb uitgezien op dit barre plateau. Er zijn wat grotten en Hedi vertelt ons dat zijn ouders hier hebben geschuild tijdens de Algerijns-Franse oorlog. Ook haalt hij aan dat we waarschijnlijk wel wat wolven horen huilen vannacht. We halen vervolgens onze tassen op, geven Hedi een fooitje en vinden gelukkig onze prachtige campingplek die we net gezien hebben terug. 

 

Pete neemt z’n intrek in een kleine grot die we “Pete’s mansion” dopen en ik op een klein stukje groen tussen de rotsen. Daarnaast worden we beschermt door rotsen aan de kant waar de wind vandaan komt. We zetten thee en genieten van de heerlijke dag die heel wat zon brengt en waarbij de wind grotendeels weg is. ’s Middags zien we nog een toeristengroepje voorbij komen en daarna is het stil – als de zon daalt wordt het frisser en moeten we onze broek weer aanritsen en onze sokken aan doen. We eten onze soep en ons brood en nemen als dessert een stuk cake.

 

Het is een prachtige zonondergang achter de Algerijnse heuvels en bergen verderop en opeens wordt het echt fris. Het wordt tijd om m’n tent op te zetten. 



de nationale garde


Om half acht lig ik al in mijn tent en werk mijn dagboek bij als ik de honden beneden in de boerderijen hoor blaffen – zij weten dat er mensen op het plateau zijn die daar normaliter niet horen. Na een tijdje hoor ik de wind opzetten en mijn tent flapperen. Ik doe de zijkant dicht en val in slaap tot ik opeens in de verte iets hoor “monsieur”, “monsieur”.. ik wordt wakker en zie dat er een grote lichtstraal op mijn tent schijnt.

 

Iemand zegt iets over de “national garde” en vraagt waar ik vandaan kom en met hoeveel zij zijn. Half slaapdronken probeer ik in mijn beste Frans antwoord te geven en ik hoor de man zeggen dat het in orde is om hier te slapen. Ik zeg dat wij via Hedi al contact hebben opgenomen met de “National Garde” en hij babbelt nog wat door en ik vind het wel prima en draai mijzelf weer om. In de verte hoor ik hem nog bellen en hem iets zeggen over onze nationaliteiten. 

 

Nog niet in slaap vind ik het eigenlijk wel vreemd dat deze man om deze tijd (het is blijkbaar nog maar 10 uur) in het pikkedonker naar toeristen zoekt die hier in een tent of grot slapen. Opeens hoor ik hem kuchelen en spugen op de grond en vraag mij af waarom hij niet weggaat?

 

Er wordt een sigaret opgestoken en ik zak weer weg tot ik Pete opeens hoor praten. Blijkbaar is het toch niet helemaal een nationale garde want ik hoor Pete zeggen dat hij weg moet gaan. Pete gaat toch geen ruzie schoppen met een man in uniform hopelijk? Dan vind ik het genoeg geweest en kom mijn tent uit. Het blijkt een man op leeftijd te zijn in een gewoon “Marokkaans” kloffie en deze zit rustig op zijn gemakje op de rotsen een sigaretje te roken. Niets nationale garde.

 

Nu ik hem in levende lijve zie ziet hij er totaal niet uit als een officier maar eerder als een herder zonder kudde. Pete zegt dat hij weg moet gaan en ik zet dit kracht bij. Eindelijk loopt hij weg en Pete gaat zijn grot weer in en ik mijn tent maar lekker slapen doe ik niet meer. 


"loenie"


Wederom wordt ik wakker gemaakt door iemand die iets zegt over de dorpjes daar beneden. Ik kan het niet geloven – is het al zo laat dat er toeristen zijn? Kan gewoon niet, en ik kijk op mijn klokje. Het is nog geen zeven uur in de ochtend en dan hoor ik Pete antwoorden terwijl de man geen woord Frans spreekt. Wat?

 

Ik steek mijn hoofd uit de tent en zie dezelfde man weer van gisterenavond! We vragen ons echt af wie deze man is en waarom hij rond onze tent blijft hangen. We dopen hem “loenie” en kijken naar een waarschijnlijk zeer eenzame man in zijn dikke wollen deken met “kap” die nu zo’n 20 meter verderop op de rotsen aan zijn sigaretje loopt te lurken.

 

Even later komt hij gewoonweg bij ons zitten maar zegt geen woord. We negeren hem gewoon en zetten thee en eten ons ontbijt op en wellicht is dit de reden waarom hij toeristen “lastig” valt – voor gratis ontbijt en andere dingen? We weten het niet en vinden het behoorlijk irritant dat hij maar om ons heen blijft hangen.

 

Het zonnetje komt op en we pakken onze spullen verder in als de lokale herder bij hem komt zitten en we nu met twee mensen zitten opgescheept. Het moment dat we onze tassen sluiten en richting de rand van het plateau lopen om weg te gaan, pakt hij zijn grote gele zaklantaarn op en loopt weg zonder iets te zeggen. De herder gaat de andere kant op waar zijn schapen en hond zich hebben verzameld en we zien “deze opmerkelijke man” weglopen over de rotsachtige vlakte.

 

Dag Jugurtha’s tafel en dag Loenie! 



zie ook: