Achtergrondinformatie - Slovenië

"de 10-daagse oorlog" (1991)


de voorgeschiedenis


Tito was vijfendertig jaar aan de macht geweest in Joegoslavië en had eerst als partizanenleider en later als regeringsleider alle deelstaten bij elkaar gehouden. Als absolute- en alleenheerser had hij d.m.v. het “Titoïsme” elke vorm van nationalisme de kop ingedrukt.

 

In 1980 overleed de oude maarschalk. De maarschalk had voor z’n dood maatregelen genomen om z’n overlijden de deelstaten evenveel recht te geven, aangezien hij wist dat als Servie teveel macht naar zich toe zich zou trekken het evenwicht verstoord zou worden.

 

Om die reden had hij al in 1974 de provincies “Kosovo” en “Vojvodina”, die zich in Servië bevonden, autonomie te verlenen. Op deze wijze kregen deze nagenoeg evenveel zelfstandigheid als de andere zes deelrepublieken. Alle acht partijen zouden deze een stem krijgen in de “Federatieraad”, het belangrijkste besluitvormingsorgaan van Joegoslavië. Daarnaast was voorzien van een roulerend presidentschap.


de aanleiding


In 1981 groeide een studentendemonstratie tegen het slechte eten in de universiteitsmensa van de universiteit van Pristina uit tot een Kosovaarse demonstratie voor meer autonomie. Terwijl de economie van Joegoslavië in snel tempo verslechterde, kwam het nationalisme op. Slobodan Milošević, begonnen als communistisch partijleider van Belgrado, klom op tot partijleider in Servië in 1987, en werd boegbeeld van het Servische nationalisme. 

 

In 1988 werd de autonomie van Kosovo en Vojvodina wederrechtelijk opgeheven door Servië, waarbij de zetels in de Federatieraad rechtstreeks door Servië bezet werden. In 1989 wist Milošević het Servisch nationalisme verder aan te wakkeren door een toespraak op het Merelveld te Kosovo.

 

Dat jaar werd hij tevens president van Servië. Milošević had nu, middels zijn aanhang in Montenegro, effectief vier van de acht stemmen in de Federatieraad in handen.

 

Intussen had dit irritatie opgewekt in Slovenië en Kroatië. Door het toerisme en de industrie waren deze deelrepublieken altijd al de welvarendste van de federatie geweest.

 

Voor hun netto belastingafdrachten aan straatarme gebieden als Macedonië kregen deze republieken autonomie terug en nu dreigde die hen te worden ontnomen. Slechts door een coalitie te vormen met Bosnië en Herzegovina en Macedonië kon een tegengewicht aan Milošević geboden worden.

 

Bij de verkiezingen in 1990 in deelrepublieken wonnen de nationalisten overal – ook in Slovenië – niet zo opmerkelijk want zij waren zeer gebaat bij onafhankelijkheid. Net op dit moment, toen de spanning op het hoogste punt was, zou bovendien de Kroaat Stipe Mesic de Serviër Borisav Jović als president van Joegoslavië moeten vervangen. Joegoslavië stond op springen. Op 23 December van dat jaar werd een referendum gehouden in Slovenië – 95% van de bevolking koos voor onafhankelijkheid.

 

Het land (net als Kroatië) bereidde zich nu voor om in Juni 1991 deze ook daadwerkelijk uit te roepen. De Joegoslavische centrale regering was niet van plan dit niet zonder slag of stoot voorbij te laten gaan. Toen drie Sloveense journalisten werden opgepakt vanwege het verduisteren van geheime militaire operaties sloeg de vlam in de pan – duizenden mensen in Slovenië gingen de straat op en eisten onafhankelijkheid.



de voorbereiding


Slovenië had al, net als alle andere vijf republieken, onder Tito een eigen beperkte strijdmacht (Teritorialna obramba of TO)  opgebouwd. Een ander voordeel was dat Slovenie ver weg was van Belgrado en dat Federale leger er slecht bekend was. 

 

Hoewel de Joegoslavische centrale overheid met het oog op de verslechterde binnenlandse situatie de defensie probeerde te centraliseren, onttrok de Sloveense deelstaatregering het grootste deel van de TO hieraan.

 

Een parallelle geheime bevelsstructuur werd opgezet zodat de TO zelfs onder Joegoslavische controle opgeroepen kon worden. Toch was de militaire uitgangssituatie voor Slovenië niet gunstig.

 

De JNA had een zwaar overwicht in manschappen (Slovenië had 16.000 soldaten en 10.000 politieagenten terwijl het Federale leger over een leger van ruim 35.000 beschikte) en materieel en zou in een gewapend conflict uiteindelijk de bovenhand krijgen.

 

De Sloveense regering besefte dit en hoopte de JNA tijdelijk te kunnen tegenhouden om zo tijd te winnen om zo internationale steun voor de Sloveense zaak te kunnen krijgen. Maar ook dit perspectief liet zich aanvankelijk niet gunstig aanzien: zowel het Westen als de Sovjet-Unie riepen Joegoslavië op de eenheid te bewaren. 

 

Het JNA had dus de overmacht maar was verdeeld. Staf-chef generaal “Adžić” wilde een grootschalige aanval, bezetting van Slovenië, en vervanging van de regering. Minister van Defensie “Kadijević” was echter voor een voorzichtiger aanpak. Hij wilde de JNA-troepen de republiek insturen zonder de TO-eenheden aan te vallen, en hoopte zo de bevolking en leiders zodanig te intimideren dat ze zich vrijwillig zouden onderwerpen. Als hoogste in rang kreeg hij zijn zin.

 

Civiele leden van de Joegoslavische regering zouden later verklaren niet op de hoogte te zijn geweest van deze militaire beslissingen. Ondanks buitenlandse oproepen de eenheid te bewaren, verklaarde Slovenië zich op 25 juni 1991 onafhankelijk; nog dezelfde dag gevolgd door Kroatië.


de oorlog breekt uit


26 juni:

De dag na de onafhankelijkheid, vonden de eerste manoeuvres plaats. Het 13e JNA-legerkorps trok van zijn basis te Rijeka naar de Italiaans-Sloveense grensstreek. Bewoners wierpen barricades op maar er werd nog niet gevochten.

 

Inmiddels nam de Sloveense regering en troepen (o.l.v. commandant “Janez Jansa”) de grensposten met Oostenrijk en het vliegveld Brnik over. Het personeel was al Sloveens en was op de hoogte. Het enige dat ze hoefden te doen was een ander uniform aantrekken.

 

Het leverde de Sloveense regering controle over strategische punten en broodnodige inkomsten op.


27 juni:

Er kwamen nog meer in het noorden gelegerde JNA-eenheden in actie. De Aan woordenlijst toevoegen luchtmacht strooide pamfletten uit boven Sloveense steden. De troepen hadden het op de grensposten en het vliegveld gemunt, wat het commando van het Vijfde Militaire District te Zagreb JNA ook aan de Sloveense president meedeelde.

 

De Sloveense regering besloot hierop tot gewapend verzet. Verder werd het JNA gewaarschuwd dat helikopters zouden worden neergeschoten.  Die middag zette het JNA toch helikopters in om troepen naar strategische locaties te verplaatsen. De TO maakte het Sloveense dreigement waar en schoot twee helikopters neer.

 

Verder trok de TO belegeringsringen rond JNA eenheden in Slovenië. Toch wist het JNA alle grensposten met Italië, op drie na alle grensposten met Oostenrijk, en alle grensposten met Kroatië te bezetten.



28 juni:

De TO zocht de tegenaanval tegen het Federale leger. Er braken op verschillende locaties door het hele land gevechtshandelingen uit, waarbij doden vielen. De TO heroverde een grenspost en een wapendepot.

 

Verder ondersteunde de Joegoslavische luchtmacht het JNA met luchtaanvallen, onder andere gericht tegen vliegveld Brnik. Het JNA kreeg echter te maken met massale deserties van Sloveense dienstplichtigen.


29 juni:

De Europese Unie probeert een wapenstilstand te bemiddelen te Zagreb, maar men hield zich er niet aan. De TO heroverde inmiddels het vliegveld Brnik en maakte elders een aantal tanks buit.

 

Grensposten bij Vrtojba en Šentilj werden heroverd, en een amfibische landing van het JNA werd verijdeld.


30 juni:

Die dag werd de zuidkant van de Karwankentunnel naar Oostenrijk veroverd, alsmede negen JNA-tanks te “Nova Gorica”. JNA-garnizoenen te “Dravograd”, “Tolmin” en “Bovec” gaven zich over.


01 Juli:

Op de eerste dag van juli 1991 bracht nog meer nederlagen voor het JNA. Verschillende munitiedepots vielen in Sloveense handen. In Nova Vas werd een JNA-basis veroverd, en het 306e JNA-luchtafweerregiment werd in een bos door TO-eenheden omsingeld.

 

De JNA-legerleiding en minister van Defensie besloten nu duidelijk was dat de beperkte aanval gefaald had tot het alternatieve scenario: een volledige invasie.

 

President "Jovic" weigerde dit tot woede van stafchef Adžić toe te staan.


2 juli:

Er vonden zware gevechten plaats. Het 306e JNA-regiment capituleerde, en grensposten te Šentilj, Gornja Radgona, Fernetiči en Gorjansko, alsmede een aantal JNA-kazernes, vielen in Sloveense handen. Rond Dravograd vonden langdurige gevechten tussen de TO en het JNA plaats.

 

De Slovenen kondigden een eenzijdig staakt-het-vuren af, maar de op wraak beluste JNA-leiding wilde daar niets van weten.



3 juli:

Er verliet een groot legerkonvooi Belgrado, hoogstwaarschijnlijk versterking voor de JNA-troepen in Slovenië. Het zou niet ter bestemming aankomen, volgens de regering wegens mechanische problemen. Een andere JNA-kolonne die Slovenië binnen wilde trekken ter ontzetting van JNA-troepen aldaar, werd teruggeslagen.

 

De grensovergang bij Kog werd door de TO heroverd. Verder maakten de Slovenen een Joegoslavische helikopter buit, die ze na de oorlog teruggegeven hebben. Die avond stemde het JNA alsnog in met een staakt-het-vuren, en de JNA troepen trokken zich terug in hun barakken.

 

De dagen erna namen TO-troepen opnieuw de door het JNA bezette punten en grensposten in bezit, terwijl JNA-troepen zich vreedzaam terugtrokken naar hun barakken of naar Kroatië.


7 juli:

Op deze dag werd uiteindelijk het "Akkoord van Brioni" (in Kroatië) tussen afgevaardigden van de Republiek Slovenië en het SFRJ (Joegoslavië) getekend onder auspiciën van de EU.

 

Er werd besloten de vijandelijkheden te staken terwijl Slovenië en Kroatië de tenuitvoerlegging van hun onafhankelijkheid voor een periode van 3 maanden opschortten. Hiermee was de oorlog beëindigd.


nasleep


Het JNA bezette een aantal strategische punten maar de legerleiding wilde geen grote hoeveelheden slachtoffers maken en trad niet doortastend op. Hierdoor konden de Sloveense eenheden belegeringsringen om de JNA eenheden optrekken.

 

Daarbij dienden in het JNA ook Sloveense soldaten, waarvan een deel overliep wanneer ze de kans kregen. Bovendien buitte de Sloveense regering de aanval politiek uit en presenteerde deze als een strijd van David tegen Goliath.

 

Een vergelijking werd gemaakt met de Tiananmen-opstand in China twee jaar eerder. De internationale sympathie voor de Sloveense zaak was dan ook overweldigend, terwijl Joegoslavië veel politiek krediet verloor. Bovendien schoot het JNA nog een Oostenrijkse grenspost in brand, wat de Europese sympathie voor de Joegoslavische eenheid niet echt bevorderde. De operaties in Slovenië liepen dan ook uit op een fiasco.

 

Het presidium van Joegoslavië nam op 18 juli 1991 het besluit om het federale leger uit Slovenië terug te trekken binnen een termijn van drie maanden. Hiermee gaf het presidium gevolg aan de afspraken van het op 7 juli 1991 getekende Akkoord van Brioni. De laatste vreemde troepen verlieten Slovenië via de haven van Koper in de nacht van 25 op 26 oktober 1991, waarmee voor Slovenië een definitief einde kwam aan de Joegoslavische periode.

 

Het aantal doden beliep 76. Hiervan 19 Slovenen, 45 federalen en 12 vreemdelingen. Slovenië telde 192 gewonden, het Joegoslavische leger 146. De eenheden van de Territoriale Verdediging (TO)namen 4693 Joegoslavische soldaten en 252 federale politiemensen gevangen.

 

Tijdens de tien dagen durende oorlog verloor het leger van Joegoslavië 31 tanks, 22 pantservoertuigen, 172 andere voertuigen en 6 helikopters.


zie ook: