Slag om Caporetto (1917)

Geschiedenis (achtergrond) - Slovenie


inleiding


In Mei 1915 (10 maanden nadat de oorlog begon) verklaarde Italië de Centralen (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije) de oorlog en manoeuvreerde het haar leger noordoostelijk naar de “Soca” vallei. Vanaf hier was de hoop richting het hart van de dubbelmonarchie te kunnen trekken.

 

Voordat de Italiaanse troepen de vallei hadden bereikt had het Oostenrijkse-Hongaarse leger niet stilgezeten en een 80 km lange verdedigingsgordel opgeworpen met loopgraven en bunkers. Deze linie liep van de Adriatische Zee tot diep in de Alpen (tot berg Rombon in het huidige Slovenië) en had zicht op de vallei vanaf de hoge bergpieken aldaar.


de italiaanse pogingen


Italië had goede hoop snel door te stoten naar het hart van de dubbelmonarchie – Boedapest in Hongarije en Wenen in Oostenrijk en zou de helft van z’n leger (meer dan 750.000 man) naar het Isonzo of Soca front brengen.

 

Het ging direct in de aanval - de eerste aanval leverde direct Italiaans succes op – zij veroverde in een maand de stad “Kobarit” (Italiaans: Caporetto) en de “Krna” berg op het Oostenrijkse-Hongaarse leger (o.l.v. Otto van Below).

 

Zij zouden daar zo’n 2,5 jaar vertoeven. De Italianen zouden in die periode nog zo’n 11 offensieven starten die nagenoeg op niets uitliepen. Maar het moeilijke berglandschap vergde het meeste van de legers terwijl de linies, bestaande uit vele loopgraven aan beide zijden nauwelijks veranderden. Terwijl er haast geen territoriale winsten werden geboekt in de bergen en op het karst plateau ten zuiden ervan namen de aantallen slachtoffers schrikbarend toe. Het bleek later ook van de barste winters van de eeuw.

 

Vanwege de patstelling verschoof het gevecht steeds meer naar de rand van het gebergte in het zuiden – naar de regio Gorica. Na 14 maanden werd deze stad uiteindelijk ingenomen door de Italianen. In het elfde en laatste offensief der Italianen werd wederom een aanzienlijk succesje geboekt – gezien de oorlogsmoeheid en honger aan Oostenrijks-Hongaarse kant – werd de rivier overgestoken en een bres geslagen in de defensie van de Centralen.

 

Niet zonder enorme verliezen slaagden zij vervolgens in de westkant van de vlakte van Bansjice te veroveren ten noorden van de stad Gorica.


>> Lees hier de gehele GESCHIEDENIS van Slovenië. 



het centrale tegenoffensief


Op 24 Oktober 1917 lanceerde de Centralen (5 divisies Oostenrijk-Hongaarse en 7 divisies troepen uit het Duitse Keizerrijk) een zeer succesvol tegenoffensief. De aanval was een demonstratie van de effectiviteit van stormtroepen en infiltratietechnieken die tot nu toe totaal nieuw waren. 

 

Honderdduizenden troepen waren verzameld (waaronder zeven Duitse divisies) en tal van wapens en materiaal (een derde van het spoor was onbruikbaar door de actie) en voerden in een relatief klein gebied (tussen de stad Bovec en Tormin) een verrassingsaanval uit met als eerste doel de stad Kobarid.

 

Deze techniek (o.a. ontwikkeld door Oskar van Hutier) werkte en de Centralen wisten al heel snel door de Italiaanse verdedigingslijn te breken.

 

De Italianen o.l.v. “Luigi Cordonna” die praktisch geen mobiele reserves hadden sloegen op de vlucht, alles en iedereen achterlatend. Zij waren namelijk in de veronderstelling dat de Centralen een aanval zouden wagen op de zuidflank van het front.

 

De volgende dag werd een hele Italiaanse divisie gevangen genomen nabij de stad “Longarone” door Duitse troepen onder leiding van een zeer jonge luitenant “Erwin Rommel”. Het 12e offensief (het eerste Oostenrijkse) werd ingeluid met een artillerie bombardement en zou de grootste doorbraak worden tijdens WWI. Het bevatte elementen wat wij later als de “blitzkrieg” zouden aanmerken.

 

De Italianen trokken zich chaotisch terug op de Friulan vlaktes tussen de steden Kobarid en Udine (rivier de “Piave”) en hadden de hulp van inderhaast aangerukte Franse en Britse troepen nodig om de opmars van de Centralen tegen te houden en de Italianen in de oorlog te houden. Hier zou de slag nog een jaar worden volgehouden zonder noemenswaardige feiten.


de gevolgen


In 17 dagen strijd waren er aan beiden zijden honderdduizenden doden en gewonden te betreuren. Dagelijks vielen duizenden granaten – waaronder die gevuld met dodelijke gassen – aan beide zijden.

 

Er werden nog eens 300.000 Italianen gevangen genomen. In de twee jaar dat er oorlog werd gevoerd (1915-1917), door enerzijds het Italiaanse Koninkrijk en anderzijds het Oostenrijks-Hongaarse en Duitse leger, zouden zo’n miljoen mensen het leven laten in de regio.

 

Het meest indrukwekkende verslag van de strijd zou door een Amerikaanse jongeman worden beschreven die in een Italiaanse ambulance rondreed. Z’n naam was “Ernst Hemingway” en z’n verhaal werd bekend onder de naam “A Farewell to Arms”.

 

De jonge schrijver zou zelf gewond raken tijdens de slag om Gorica in de lente van 1917 toen hij Italiaanse gewonden van het slagveld naar het hospitaal bracht.


zie ook: