Reisverhalen - Slovenie

"base 20"



de partizanen geesten dwalen


Eigenlijk mag het niet maar ik heb het toch voor elkaar gekregen; deze snelbus scheurt van Zagreb naar Lljubjana en ik ben zonder kaartje ingestapt en heb de heren een 10 euro biljet gegeven voor een ritje halverwege – naar “Novo Mesto”.

 

Het is ongeveer half twee in de middag als de Hongaarse buschauffeurs mij er “gevaarlijk” uit laten op de snelweg. Ik pak snel m’n grote tas uit het ruim en bedank de heren. Ze zoeven alweer weg. Ik begin te lopen en kom na zo’n 2 a 3 kilometer in de stad aan.

 

En het stukje lopen richting het centrum valt vies tegen en ik voel m’n shirt tegen m’n lichaam kleven van het zweet. Na m’n late lunch loop ik naar het busstation wat niet veel verder is gelegen. De bus komt pas over een uur en ik zoek een goede liftplek. Er stopt eigenlijk direct een auto en ik stap in.

 

Eigenlijk moet hij naar het gehucht “Straza” verderop maar hij vind het fantastisch om naast iemand te zitten die hem weer wat Engels bijbrengt en hij wil me wel even brengen naar “Dolmice”.


Mijn liftgever betaald


Onderweg praten we verder en gefascineerd luistert hij naar m’n vele reisverhalen. Hij belt z’n vrouw dat het wat later wordt en nodigt mij uit voor een biertje bij een terras. Ik wil betalen, maar daar wil “Gregor” niets van weten – zippend aan onze halve liter “Lasko” vertelt hij mij dat dit “Podturn” al is en de partizanenbasis nog een paar kilometer verderop is, en hij wijst de heuvel op waar het café tegen aangebouwd is.

 

Het is toch elke keer weer een genot om te beluisteren wat mensen hier van hun eigen historie afweten en hoe trots ze zijn op hun eigen land – ze hebben er natuurlijk ook zeer hard voor moeten vechten. Als ik denk dat hij wil gaan bestelt hij nog een bier en we praten verder. Net voordat we weggaan vul ik (slim genoeg) mijn waterzak. Omdat we al zo ver zijn gekomen brengt hij mij het laatste stuk ook nog – is dat even mazzel – want het gaat bergop en het moet zeker nog zo’n 5 a 8 kilometer zijn, als we op een leeg parkeerterrein midden in de bos stoppen.

 

Hij wijst op het informatiepanel waarop staat dat hier “Base 20” gevestigd was en op het huisje erachter. Ik geef hem een ferme handdruk en bedank hem van harte wat hij voor mij heeft gedaan. Op het stenen trappetje van dit informatiehuisje wat naar mijn weten ook dienst heeft gedaan tijdens WWII trek ik m’n lange broek aan en een vestje – het is hier een stuk frisser dan beneden in de vallei.

 

Op het terras van dit houten huisje (wat nummer 16 blijkt te zijn) ligt op een tafel een aantal folders m.b.t. de partizanenbasis maar de deur is helaas gesloten. Op het bord zie ik dat de “echte” basis nog zo’n halve kilometer lopen is. Ik maak mij op voor een wandeling.



“Kocevski Rog”


Het pad is een echt bospad en ik zie in m’n fantasie hier al de partizanen over lopen richting hun hoofdkwartier. Doodstil is het maar toch gevuld met geluid – ik ben de enige in dit maagdenbos. Het is bergop en behoorlijk zwaar – maar dan zie ik de eerste houten huisjes tussen de karststenen en bomen staan.

 

Er staan hier een aantal informatiepanels – eentje over het nationaal park “Kocevski Rog” en de andere over het leven hier in het bos van de partizanen.

 

Ik zet m’n grote tas tegen het hek aan en kijk ’ns om mij heen – des te beter ik kijk, des te meer huisjes ik zie. Buiten voor het propaganda huisje staan een aantal houten bankjes – waarschijnlijk werd hier een soort van les gegeven.

 

Het huisje zit dicht, maar niet goed – ik pak de steen voor de deur weg en kan op deze manier binnen komen. Binnen staan houten bedden, bankjes en er zijn foto’s, krantenknipsels, mappen en informatiebladen op houten panels geprikt. Er zit wat Engels tussen maar het is meeste is (helaas) in het Sloveens. Het valt mij op hoe goed alles binnen is bewaard – zal dit nog wel origineel zijn? Ik loop verder en zie nu wat houten huisjes in een grote kuil staan.

 

Het eerste van velen

Hier blijkt het eerste huisje van het kamp te zijn, de keuken en voorraadhuisjes – sommige hebben zelfs een houten vlonder en terras terwijl de keuken helemaal open is. Er staat zelfs een bankje waar ik straks m’n eigen eten op kan warm maken. De huisjes hier in de kuil hebben wat weg van Hans en Grietje woninkjes – allemaal verschillend van grote en vorm, maar allen in dezelfde stijl gebouwd.

 

Ik lees dat hier later voorstellingen (theater) werd gegeven en ik zie houten bankjes als in een theater tegen de heuvel aangebouwd zijn. Het is bijna lief. Ik loop de kuil uit en ga op zoek naar de andere (van de in totaal 26 huisjes) – op elk huisje is een houten plaquette gespijkerd met daarop het nummer en de functie van het huisje. Sommige zijn open, de meeste niet – af en toe kun je door het raam naar binnen spieken en andere zijn helemaal afgesloten.

 

Ik zie er een waar heel veel blokken hout in liggen maar ik ben er ook in eentje geweest waar vele houten stapelbedden in stonden en ik bijna was ingetrokken. Over het algemeen zijn ze nog in een prima staat; groepjes huisjes liggen een paar honderd meter bij elkaar vandaan en zijn gecamoufleerd door talloze bomen en kalksteenrotsen.


de partizanen geesten


Als ik bijna alle huisjes heb gehad (de radiohut schijnt echt een stuk hoger en verder te liggen) is het tijd om een plekje te gaan vinden. Niet te ver bij de basis vandaan maar ook niet te dichtbij – mochten er nog andere toeristen of gasten komen.

 

Ik twijfel om in zo’n hut te gaan slapen – het lijkt me wel heel stoer maar als iedereen dat gaat doen dan wordt het een zooitje. Ik zou ook niet lekker rustig kunnen slapen denk ik.

 

Ik ben overigens wel heel blij dat “Gregor” mij helemaal hier naartoe heb gebracht – nu heb ik de basis helemaal alleen gezien en kan ik direct hier blijven slapen. We hebben namelijk maar een auto (of eigenlijk truck) hier voorbij zien rijden – een grote oplegger met bomen. Ik sprint terug en vind m’n grote tas – ik ga terug naar de kuil waar ik ergens langs de rand een plekje moet zien te vinden.

 

Dan heb ik een prachtig zicht op de basis en niemand kan die richel opklimmen en ben ik dus aan een kant helemaal veilig. Een piepklein plekje vind ik naast een grote steen met daarop een gigantische boom met enorme wortels die om de steen zijn gegroeid. Ik lees de brochure die ik eerder heb gevonden en realiseer dat ik hier echt helemaal alleen ben (en blijf). Terwijl ik hier op een grote steen voor mij uit zit te staren vliegt er opeens over m’n hoofd een kleine buizerd heen.

 

Als het begint te schemeren zet ik m’n tent op en ik hang alvast m’n etenszak in de boom een paar meter verderop. Dit bos herbergt de grootste groep bruine beren van Europa en daarnaast leven hier wilde zwijnen, lynxen, dassen, wilde katten en wolven. Na het poetsen van m’n tanden hang ik ook m’n toilettas in de boom – beren schijnen zelfs je hele tent aan flarden te scheuren voor je tandpasta!


BRUINE BEER:

Wat te doen als er opeens een (bruine) beer voor je staat? Wat je in elk geval niet moet doen is wegrennen – dat zou een uitnodiging zijn. Het beest is groter, sterker en sneller dan jij. Daarnaast is het klimmen in een boom ook geen optie want ook daarin zal deze je volgen.

 

Tenslotte is het kijken in z’n ogen een uitdaging voor hem of haar. Je moet je proberen (ook in je doodsangst) je zo groot mogelijk te maken – spreid je benen en armen en ga zo veel mogelijk rechtop staan. Daarnaast moet je schreeuwen en zoveel mogelijk lawaai maken. Grote kans dat het beest zo’n ervaring niet kent en wegloopt of zelfs rent.

 

Mocht hij toch in de aanval gaan – ga op de grond liggen en doe alsof je dood bent. Met een beetje geluk kun je het verhaal navertellen.


Om acht uur is het donker en ik kan amper de huisjes, bomen en rotsen van elkaar onderscheiden. Het is een magische plek maar nu begin ik zelfs te twijfelen of dit wel zo’n slimme zet was – ik ben kilometers van huizen verwijderd in een bos vol wilde dieren. Daarnaast kan het weleens fris worden hier in de bergen.

 

Ik kruip m’n tent in en het duurt niet lang of ik hoor een heel orkest buiten – in zo’n levendig bos heb ik nog nooit geslapen. Vlakbij (het lijkt wel onder de steen naast mij) hoor ik het gekrijs van een jong beest. Ik hoop niet een wilde kat of een lynx want die zou m’n tent weleens kunnen beschadigen.

 

Het geluid van de uil is duidelijk maar ik hoor een hoop geluiden die ik niet kan thuisbrengen. Het is een kick om wild te kamperen (gratis en avontuurlijk) maar ook een beetje angstig hier.



zie ook: