Pommeren offensief

Achtergrondinformatie - Polen


Op 13 januari 1945 begonnen de Russen het Weichsel-Oder offensief en op 31 januari 1945 was de frontlijn genaderd tot op minder dan 70 kilometer van de Duitse hoofdstad. Toch was niet alles volgens plan verlopen voor de Sovjets.

 

Oorspronkelijk had het 2e Wit-Russische front opdracht gekregen om de noordelijke flank van het 1e Wit-Russische front te beschermen en de Duitsers uit Pommeren te verdrijven.

 

Daarna moesten ze verder naar het westen oprukken en de Oder oversteken ten noorden van Schwedt. Tijdens de gevechten in Oost-Pruisen was de Duitse tegenstand echter sterker dan verwacht en het 2e Wit-Russische front verlegde zijn opmars naar het noorden zodat het Duitse 4e leger in Oost-Pruisen werd afgesneden. Hierdoor werden de Duitse strijdkrachten in Pommeren ongemoeid gelaten en ze kregen tijd om zich te verzamelen voor een tegenaanval. 

 

Het Weichsel-Oder offensief en de aanval op Oost-Pruisen hadden een grote uitstulping in de frontlijn gemaakt. Het gebied rond Koningsbergen en Heiligenbeil was nog in Duitse handen, maar deze pocket was afgesneden van de rest van het Duitse rijk. Het noorden van Pommeren (het Baltische balkon) was nog in Duitse handen. De nazi’s hadden een smalle verdedigingslinie achter de Oder opgericht van Schwedt tot aan Ratibor, maar de voorhoede van het 1e Wit-Russische front had op verscheidene plaatsen de rivier reeds overgestoken.


>> Lees ook het verslag van het Neder-Silezië offensief. 


situatie aan het poolse front


Ondanks het succesvolle Weichsel-Oder offensief hadden de Russen genoeg problemen; zo waren de legergroepen behoorlijk verspreid, de opmars had ervoor gezorgd dat de informatie ver achter lag op de tanklegers en dat Duitse garnizoenen nog steeds stand hielden in Posen, Küstrin, Arnswalde en Schneidemühl.

 

De belegering van deze steden kostte het 1e Wit-Russische front veel tijd en manschappen waardoor het front zijn strijdkrachten versnipperde. Het 2e Wit-Russische front bevond zich in het zuiden van Oost-Pruisen in plaats van Pommeren. Het was verwikkeld in hevige gevechten met het Duitse 4de leger op de rechteroever van de Weichsel en de opmars was vertraagd. In plaats van gelijke tred te houden met zijn zuidelijke buurman was dit front afgebogen naar het noorden.  

 

Op 31 januari 1945 staken Russische eenheden nabij Küstrin de bevroren Oder over. De eenheden waren echter volledig uitgeput en ze hadden een gebrek aan munitie en andere voorraden. De strijd in deze bruggenhoofden was bijzonder hevig, want de Duitsers wierpen hun laatste reserves in de strijd om de Sovjets van de linkeroever van de Oder te verdrijven. Slechts met grote moeite wisten de Sovjets hun bruggenhoofden te behouden. Begin februari 1945 veranderde het weer en het begon te dooien.

 

De bevoorrading over de rivier verliep een stuk moeilijker door het drijvende ijs. Op 8 februari 1945 vaardigde Stavka nieuwe bevelen uit voor de voortzetting van het eindoffensief naar Berlijn. Maarschalk Rokossovski kreeg de taak om de Duitsers uit Pommeren te verdrijven en daarna de Baltische havens te veroveren. Er werden niet minder dan 5 legers vrijgemaakt.

Operatie Sonnenwende:  

Op 10 Februari 1945 was het Russische offensief gestart om de steden Danzig en Gotenhafen in Pommeren te veroveren. Na aanvankelijk succes was het 2e Wit-Russische front die deze taak opgedragen had gekregen vastgelopen. Het weer, het terrein en de toenemende Duitse tegenstand deden de opmars vastlopen.

 

Op 15 februari 1945 lanceerden de Duitsers operatie Sonnenwende. Het eigenlijke Duitse plan (van commandant Guderian) was een grote tangbeweging vanuit Pommeren en Silezië om het 1e Wit-Russische front in te sluiten. Guderian wilde hiervoor het 6e SS leger (nu in Hongarije) en het Koerland leger gebruiken waar Hitler zwaar op tegen was. Ook wilde Guderian de ervaren generaal Wenck als opperbevelhebber en niet de onervaren Himmler.

 

Het offensief van het 2e Wit-Russische front in Pommern deed het Duitse opperbevel beseffen dat er een onmiddellijke tegenaanval nodig was, zoniet dreigde er een complete nederlaag. Ondanks het feit dat nog niet alle eenheden ter plaatse waren, kreeg generaal Steiner de opdracht om de aanval in te zetten. Op 15 februari 1945 lanceerde de 11e SS-divisie „Noordland“ een aanval in de richting van Arnswalde.

 

Enig succes

Gesteund door een bataljon van zware Königstiger tanks rukten de Waffen SS’ers op. Het Duitse offensief verraste de verspreide eenheden van het 61ste Leger ten noorden van het stadje en ze boden nauwelijks tegenstand. Tot hun eigen verbazing bereikten de pantsergrenadiers in de loop van de middag Arnswalde en konden ze het belegerde garnizoen ontzetten. Aangemoedigd door de succesvolle aanval van “Noordland” ging een dag later ook XXXIX. Panzerkorps in de aanval.

 

Ze ontmoetten weinig tegenstand en tegen de avond heroverden ze Dölitz. Nog meer naar het westen wisten eenheden van de 10. SS-Panzer-Division Frundsberg Warnitz te heroveren. Het 61ste leger had zich hersteld van zijn aanvankelijke verrassing en de Russen hadden zich verschanst achter mijnenvelden. De Duitse verliezen begonnen snel op te lopen. Op 17 februari had generaal Wenck een vermoeiende bespreking op het hoofdkwartier in Berlijn.

 

Generaal Wenck

Zijn chauffeur was eveneens oververmoeid en generaal Wenck ging zelf achter het stuur van zijn stafauto zitten. Hij viel in slaap en reed op de autobaan Berlijn-Stettin tegen een brugpijler. Zwaargewond werd generaal Wenck afgevoerd. Een plotse dooi zorgde er voor dat de zware Duitse tanks verplicht waren om de wegen te volgen in plaats op te rukken door de velden. Op de wegen waren ze een gemakkelijke prooi voor de Sovjet anti-tankkanonnen en mijnen. De volgende dag gaf Heinrich Himmler het 11e SS-Pantserleger opdracht om zich in te graven en verdere orders af te wachten. Het initiatief was definitief verloren gegaan.

 

Op 18 februari had maarschalk Zjoekov voldoende troepen verzameld om in de tegenaanval te gaan in Pommeren. Hun aanval verlichtte de druk op het 61ste leger en in de loop van de dag begon het 11de SS-Pantserleger zich terug te trekken. Op 19 februari 1945 nam maarschalk Zjoekov de beslissing om zijn offensief in de richting van Berlijn tijdelijk op te schorten en zijn aandacht op Pommeren te richtten. Nu besloot hij geen enkel risico te nemen en de volle kracht van zijn legergroep in de strijd te gooien. Slechts drie van zijn tien legers bleven aan de Oder.

De ineenstorting van Heeresgruppe A tijdens het Weichsel-Oder offensief en het verlies van Oost-Pruisen had de Wehrmacht zwaar op de proef gesteld. Er heerste chaos en verwarring bij het Duitse opperbevel, maar eind januari 1945 begonnen de Duitsers zich weer te organiseren. Hoewel de Sovjets de Duitse hoofdstad naderden, waren er toch enkele positieve punten.

 

Het Duitse 2e leger was vrijwel ongehavend uit Oost-Pruisen teruggetrokken en het vormde een sterke verdedigingslinie op de linkeroever van de Weichsel. Ook waren de restanten van het Duitse 9de leger begonnen met zich te hergroeperen op de westelijke oever van de Oder. Adolf Hitler klampte zich aan deze strohalmen vast en hij behield het geloof in de eindoverwinning. 

 

Nieuwe Heeresgruppe

Op 24 januari 1945 gaf het bevel tot de oprichting van een nieuwe Heeresgruppe. Deze nieuwe Heeresgruppe Weichsel omvatte het 2e leger dat het zogenaamde Baltische balkon verdedigde van Elbing tot aan de Oderen het 9e leger, dat achter de Oder was gelegerd en de toegangswegen tot Berlijn verdedigde. In het centrum bevond zich het pas opgerichte 11de SS-Pantserleger.

 

Op 25 januari 1945 herschikte Hitler de resterende Heeresgrupppen. Heeresgruppe Nord, die opgesloten zat in Koerland, werd Heeresgruppe Kurland, de verslagen Heeresgruppe A, die bestond uit de restanten van het Duitse 17de leger en het vernietigde 4de Pantserleger, werd Heeresgruppe Mitte en de oude Heeresgruppe Mitte, die omsingeld was in Oost-Pruisen, werd Heeresgruppe Nord. De Duitse stafchef, generaal Guderian, stelde voor om maarschalk von Weichs te benoemen tot bevelhebber van Heeresgruppe Weichsel, maar Hitler besloot om Reichsführer Heinrich Himmler aan te stellen als nieuwe commandant.

 

Toen de Duitse tegenaanval bij Arnswalde van start ging, was generaal Wenck de feitelijke bevelhebber.


>> Lees hier bestemming Kaliningrad (het voormalige Konigsberg), Oost Pruisen



2e Wit-Russische front (10 februari 1945 - 6 maart 1945):


Op 10 februari 1945 begon het offensief van het 2e Wit-Russische front ondanks hevige protesten van maarschalk Rokossovski die meer tijd nodig had. Van Graudenz tot Sepolno gingen de Sovjets in de aanval. Hun eerste doelwit was de verovering van de Tuchler heide, een gebied dat uitermate geschikt was om te verdedigen. Dankzij zijn massaal overwicht aan artillerie wist maarschalk Rokossovski al op de eerste dag een bres van 20 kilometer in de Duitse linie te slaan.

 

Ondanks dit aanvankelijk succes verliep de verdere opmars van het 2e Wit-Russische front eerder moeizaam. Op tien dagen had het 2e Wit-Russische front slechts 40 kilometer afgelegd. Dit stond in schril contrast met de snelle opmars gedurende de vorige maand. Op 20 februari 1945 schortte maarschalk Rokossovski de aanval op. Zijn drie legers kregen nu de tijd om zich te hergroeperen en hun verliezen aan te vullen.

 

Nieuwe aanval op Pommeren

Op 24 februari 1945 lanceerde het 2e Wit-Russische front een nieuwe aanval op Pommeren. Het leger brak nabij Konitz, ten oosten van Neustettin, door een zwakke plek in de Duitse verdediging. Het rukte 20 kilometer op in de richting van de kust. De Duitsers wierpen hun laatste reserves in de strijd om deze aanval te stoppen.

 

Op 26 februari 1945 braken de tankbrigades bij Baldenburg door de Pommernwall. Generaal Weichs verzamelde een strijdmacht maar de tegenaanval was te zwak. Op 27 februari 1945 viel Neustettin in handen van het 2de Garde cavaleriekorps. Het Duitse front in Pommeren stortte volledig ineen. Er gaapte een opening van 40 kilometer tussen het Duitse 2e leger en het naburige 3de Pantserleger. Door die opening stuurde maarschalk Rokossovski zijn legers naar het noorden. Het Duitse georganiseerde verzet was verdwenen.

 

De soldaten probeerden samen met duizenden burgers Danzig en Gotenhafen te bereiken. Niet langer de Duitse soldaten zorgden voor vertraging, maar het ontbreken van goede wegen was de voornaamste oorzaak van de langzame opmars. Op 2 maart 1945 bereikte de voorhoede de kust ten oosten van Köslin. Het Duitse 2e leger was afgesneden van de rest van Heeresgruppe Weichsel.

 

Op zijn rechterflank rukte het 2de Stoottroepenleger op langs de oever van de Weichsel. De opmars van dit leger dreigde de laatste verbinding met Oost-Pruisen af te snijden.


>> Lees ook over de Bevrijding van Polen


1ste Wit-Russische front (1 maart 1945 - 18 maart 1945):


Na operatie Sonnenwende nam het 1e Wit-Russische front o.l.v. maarschalk Zjoekov het iniatief weer over en heroverde het verloren gebied en nam daarna de stad Arnswalde in. De Sovjet-aanval liep vervolgens vast en de Duitsers namen deze tijd om hun sterkste eenheden van het het 11de SS-Pantserleger terug te trekken over de Oder.

 

Op 22 februari 1945 kreeg generaal Rauss de verantwoordelijkheid over de frontlijn van Schwedt aan de Oder tot Deutsche Krone in het oosten. Hij gaf bevel om tankversperringen aan te leggen op alle bruggen, wegen en dorpen.

 

Leden van de Volksturm, gewapend met pantservuisten, bewaakten deze barricades. Op 1 maart 1945 concentreerde de Russen zijn voornaamste aanval op Reetz, de scheiding tussen het Xde SS korps en het 3de SS-korps. De zwakke Duitse divisies hadden geen schijn van kans om de Sovjets tegen te houden. Op 2 maart braken ze door het front tussen Dramburg en Falkenburg. De nazi’s hadden geen reserves meer en de verdediging stortte als een kaartenhuis in elkaar.

 

Himmler zou generaal Rauss geen toestemming geven om de overgebleven korpsen te hergroeperen en wilde zelfs dat de Duitsers in de aanval gingen. Op 4 maart 1945 bereikte de voorhoede van het 1ste Garde Tankleger nabij Kolberg de Oostzee. Het stadje bleef tot 18 maart in handen van de Duitsers. Het volledige Duitse 2de leger was afgesneden van de rest van het Duitse Rijk.



Verovering van Danzig en Gotenhafen (7 Maart – 31 Maart 1945)


Nadat de eenheden van het 2e Wit-Russische front de Baltische kust hadden bereikt, richtte maarschalk Konstantin Rokossovski zijn aandacht op Danzig en Gotenhafen. Samen met de overblijfselen van het omsingelde 2e Duitse leger werden ook ongeveer 1,5 miljoen vluchtelingen samengedrukt in een steeds kleiner wordend gebied. Rond Danzig en Gotenhafen waren bunkers en kazematten gebouwd, maar deze versterkingen waren gericht op een aanval vanuit de zee.

 

In de eerste weken van maart begonnen de Duitsers met het opbouwen van een verdedigingslinie die naar het westen was gericht. 

 

Op 8 maart 1945 dreven de Russen de Duitsers terug naar Rixhöft en Karthaus. Duitse schepen schoten de Russische tanks kapot zodat het Duitse 2de leger de kans om zich terug te trekken naar het versterkte bruggenhoofd rond Danzig en Gotenhafen.

 

Vluchtende Duitsers

Generaal von Saucken nam op 12 maart 1945 het bevel over het Duitse 2de leger op zich. Zijn enige doel was om zolang mogelijk stand te houden zodat er zo veel mogelijk vluchtelingen konden worden geëvacueerd uit Danzig en Gotenhafen. Zijn troepen hadden echter een gebrek aan munitie, voedsel en brandstof.

 

Op 22 maart 1945 braken de Sovjets door de verdediging bij Zoppot en het bruggenhoofd werd in twee delen gesplitst. Vanuit de heuvels konden de Sovjetkanonnen nu de havens onder vuur nemen. Honderden vluchtelingen, die op de kade stonden te wachten, werden gedood. Toch bleef de evacuatie doorgaan. 

 

Maarschalk Rokossovski besefte dat de verovering van de zwaar verdedigde havensteden veel verliezen zou veroorzaken. Bij de aanval op Gotenhafen hadden de Sovjets geluk. Een meisje van het Poolse verzet glipte door de Duitse linies met de kaart van de Duitse posities. Aan de hand van deze kaart richtte de Sovjet artillerie zijn kanonnen op de Duitse hoofdkwartieren en in een artilleriebarrage van enkele uren werd het Duitse communicatienetwerk vernietigd.

 

Op 25 maart veroverde het 70ste leger de heuvels ten zuiden van de stad en een dag later werd er gevochten in de zuidelijke stadswijken. De Duitsers begonnen met de vernietiging van de haveninstallatie en ze brachten ook het wrak van de slagkruiser Gneisenau tot zinken als blokkadeschip.

 

De laatste verdedigers trokken zich terug naar de Oxhofter Hoogte ten noorden van Gotenhafen. Hier hielden ze nog enkele dagen stand terwijl de Kriegsmarine met talloze kleine vaartuigen burgers en soldaten overzette tussen Oxhöft en het Hela. Na vier dagen van verwoede straatgevechten in Danzig gaf de stad zich op 1 April 1945 over. De overlevenden van het Duitse garnizoen hadden zich niet overgegeven, maar ze waren ontkomen naar Hel en naar Nogat, aan de monding van de Weichsel. Deze enclaves hielden stand tot aan de capitulatie op 8 mei 1945.


>> Lees hier de gehele GESCHIEDENIS van Polen


Altdamm offensief (12 maart 1945 - 4 april 1945)


Op 12 maart 1945 begon maarschalk Zjoekov met de laatste fase van de zuivering van Pommeren. Het Duitse bruggenhoofd bij Altdamm moest worden vernietigd, want anders zou het een bedreiging bleven voor de Sovjetlegers tijdens hun opmars naar Berlijn. Ondanks de sterke overmacht van het 1ste Wit-Russische front bleef maarschalk Zjoekov voorzichtig.

 

Op 13 maart 1945 gaf Adolf Hitler het bevel om de sterkste mobiele eenheden van het 3de Pantserleger over te brengen naar Küstrin om het Duitse 9de leger te versterken. Op deze manier was de Duitse verdediging reeds ernstig verzwakt toen de aanval op 14 maart losbarstte. Vanuit Greifenhagen rukte het 47ste leger langs de oever van de Oder naar het noorden en ze wisten de Duitse troepen terug te dringen naar de zuidelijke stadgrens.

 

Achter de Oder

In het noorden hadden de tanks van het 2de Garde tankleger een gat geslagen in de Duitse linie. De bevelhebber van het 3de Pantserleger, generaal Hasso von Manteuffel, informeerde het Duitse opperbevel dat ze op het punt stonden om alle Duitse troepen op de rechteroever van de Oder te verliezen tenzij ze zich zouden terugtrekken. Tot ieders verbazing gaf Adolf Hitler zijn toestemming. Op 20 maart 1945 evacueerde het 3de Pantserleger het Altdamm-bruggenhoofd en blies alle bruggen op. Geïsoleerde groepen Duitse soldaten hielden nog stand en pas op 4 april was de rechteroever van de Oder volledig in handen van de Sovjets. 

 

In minder dan twee maanden had het Rode leger het Baltische balkon tussen de Oder en de Weichsel veroverd. Door de vernietiging van het Duitse 2de leger en de verdrijving van het 3de Pantserleger was ook de dreiging voor een aanval op de noordelijke flank van het 1ste Wit-Russische front weggenomen. Maarschalk Zjoekov kon zich nu volledig concentreren op de aanval op Berlijn.

 

Maarschalk Zjoekov

Gedurende de laatste weken van maart en de eerste weken van april hergroepeerden het 1ste Wit-Russische front en het 2de Wit-Russische front zich voor het laatste offensief van de oorlog. Maarschalk Zjoekov stuurde zijn troepen terug naar de Oderbruggenhoofden bij Küstrin en Frankfurt-aan-de-Oder. Maarschalk Rokossovski nam posities in aan de benedenloop van de Oder.

 

De operatie in Pommeren betekende dat de aanval op Berlijn twee maanden werd uitgesteld. Hoewel de burgerbevolking van Pommeren minder te lijden had van oorlogsmisdaden dan de burgers in Oost-Pruisen, werden er toch nog veel wreedheden begaan door Sovjetsoldaten. Een nieuwe golf van vluchtelingen kwam op gang. Duizenden Duitse burgers probeerden de relatieve veiligheid van het westen te bereiken via de havens van Danzig en Gotenhafen. Tijdens operatie Hannibal werden er ongeveer 2 500 000 vluchtelingen geëvacueerd.



zie ook: