Reisverhalen - Indonesië

meru betiri np (sukamade)



inleiding


Het was gemakkelijk reizen in Bali maar nu ik in Oost-Java ben wordt het even anders. Ik heb vannacht geslapen in Banyuwangi en het is vandaag de bedoeling om in een van de verste uithoeken van het eiland te komen – Meru Betiri nationaal park. Ik zit ’s morgens als enige blanke (toerist) in een bemo (minibusje) richting het plaatsje Pesonggaram waar de muziek uit de boxen tettert.

 

Na twee uur hobbelen komen we aan. Daar moet ik overstappen in een ander busje die mij in een uurtje naar Sarongan brengt. Onderweg vele plantages. Ik maak eerst duidelijk aan de chauffeur en later aan andere mensen op het kleine pleintje waar ik heen wil.

 

De mensen hier zijn niet onder de indruk en maken duidelijk dat ik moet wachten. Omdat het lunchtijd is neem ik plaats bij een piepklein restaurantje en heb geen idee hoe de dag gaat worden.


"ranger" deal


Om vier in de middag komt er een luidruchtige gammele truck het pleintje oprijden en mensen veren op. Is dit m’n vervoer naar het park? M’n tas op de achterbak gegooid en mensen helpen mij op de truck.

 

Hele families zitten tegen de zijkant van de hoge truckzijkanten aan geleund, in het midden ligt een hele hoge hoop goederen opgestapeld. Iemand is serieus wezen winkelen.

 

De lokalen glimlachen vriendelijk en ik zoek ook een plekje op de truck. We hobbelen weg en ik zie het dorpje Sarongan kleiner worden. De weg zit vol hobbels en kuilen en ik moet mij goed vasthouden om niet alle hoeken van de achterbak te zien.

 

Omdat het “regenseizoen” spat het water uit de gevulde gaten die we passeren en het begint ook weer te spatten. Als we door een diepe rivier rijden en het water bijna de achterklep opkomt begrijp ik waarom mensen op dit moment reizen in deze truck.

 

Heel langzaam rijden we (gelukkig) aan de overzijde de oever weer op. Het landschap is gevarieerd; jungle wordt onderbroken door grote plantages. Ik zie rubber, koffie, kokosnoten en cacao. Na een paar kilometer komen we aan bij een klein houten huisje. Dit blijkt “Rajegwesi” te zijn en een Ranger vraagt mij uit te stappen. Ik moet de entree betalen van het nationale park. Ook maakt hij duidelijk dat ik hier kan slapen en hij een tour kan regelen. Ik pak m’n spullen uit de truck, zwaai de mensen gedag en wandel de man achterna een klein kamertje in.   

 

Een pijpenlaatje

Hij laat mij een piepklein kamertje zien met een bed en begint over een tour door de jungle en naar het strand. Het voelt niet goed en ik heb het gevoel alsof ik hier belazerd wordt. De prijs is abnormaal hoog en ik wil eigenlijk weg. De truck is al uit zicht verdwenen en ik maak de man duidelijk dat ik naar Sukamade wil.

 

Gezamenlijk wandelen we naar de rivier en het zweet breekt mij uit. M’n tas is zwaar, het weer belachelijk broeierig en vliegen teisteren mijn gezicht en handen.

 

We kunnen de rivier allerminst passeren en teleurgesteld wandelen we terug naar het rangerhuisje. Het begint al te schemeren als opeens een jeep aan komt rijden. Ik houd deze aan en de Indonesische man vraagt in het Engels wat ik hier doe. 

 

Het blijkt dat de jongeman een Nederlandse toerist is met Indonesische wortels; het is geen probleem om met hen mee te gaan. Een minuut later zit ik opgelucht in de jeep te kijken naar het prachtige landschap wat zich hier ontvouwt. Het is nog zeker 10 kilometer naar onze bestemming dwars door de rivier bij Sumbosuko en jungle. We gaan een bergpas over en onze gids wijst naar wat in de verte lijkt op de oceaan.



de reuzenschildpad


Het is al donker als we aankomen in Sukamade. We rijden nog even verder waar wat huisjes staan. Hier kunnen we vannacht slapen wordt ons uitgelegd. We ploffen onze tassen neer en even later krijgen we een bord eten.

 

Terwijl we luisteren naar de gekko’s en andere junglegeluiden legt onze gids uit dat we straks opgehaald worden voor een wandeling naar het strand.

 

Het blijkt dat de rangers zoeken naar een spoor op het strand van een vrouwtjes reuzeschildpad om haar eieren te leggen, zonder haar te storen. We hebben geluk dat het regenseizoen is want da’s de periode dat zij hier eitjes legt.  

 

Het is al laat als we gehaald worden; een ranger maant ons te gaan zitten aan de rand van het strand. Hij zegt ons stil te zijn en vooral niet te veel te bewegen. Anders jagen we de schildpad weg.

 

Het lijkt uren te duren en het is aardedonker hier. Het begint te onweren maar de regen blijft gelukkig uit. Dan opeens een schim in het donker die ons duidelijk maakt hem te volgen. Opeens zien we een heel groot schild boven een gat liggen. 

 

Uitleg van een pro

De ranger legt uit dat het vrouwtje eerst een geschikte plek zoekt aan de rand van het strand tussen de struiken en dan begint te graven. Als zij besluit haar eieren te leggen raakt ze in een trance waardoor je haar kunt benaderen.

 

Wat een ervaring; je kunt rustig om haar heenlopen. Het lijkt alsof ik in een filmdecor ben beland. Haar ogen schitteren maar zijn helemaal gefocuste op haar uiterst belangrijke taak. In de tussentijd wordt ze gemeten; ze blijkt 1,21 meter groot te zijn. Ze moet tussen ede 200 en 250 kilo wegen.

 

Na een uur is ze klaar met het leggen van haar eieren en is ze doodmoe. Wij worden geacht terug te stappen en haar haar laatste werk te laten doen. Ze gooit de kuil dicht met het zand wat aan de randen legt en kruipt dan rustig terug naar de zee.  

 

De rangers gaan direct aan het werk; ze graven het gat weer open en leggen de eitjes keurig in een vierkant neer. Wij zitten verderop in het zand en dommelen weg in deze warme broeierige omgeving. De schildpad heeft niet minder dan 138 eieren gelegd die direct in een emmer gedaan worden. Deze worden opgeborgen zodat ze niet weggehaald of vernield kunnen worden – de reuzenschildpad-eieren zijn gewild en het beest zwaar bedreigd. 

 

Het is twee uur in de nacht als we terugwandelen d.m.v. een klein zaklantaarnlichtje naar onze kamer. Elektra is er niet.


De broedplaats en de jungle


’s Morgens is het al vroeg heet; na het ontbijt worden we uitgenodigd om mee te lopen naar een klein hutje waar we gisterenavond ook zijn geweest. Het ziet er in het licht heel anders uit en na enige oriëntatie herkennen we de plek en de mannen.

 

Hier is de broedplaats van de eitjes die we gisteren hier in de hoek in een soort van zandbak hebben begraven. Maar natuurlijk zijn er vandaag ook eitjes uitgekomen en de kleintjes van een week worden nu in een emmer gelaten.

 

Tezamen lopen we naar het strand waar we er een aantal op het strand mogen zetten. Deze vinden zelf hun weg naar de zee. Aandoenlijk om die kleintjes te zien spartelen in het water waar ze hopelijk overleven.

Meru Betiri Nationaal Park: 

In 1931 zou de Nederlandse regering voor het eerst het gebied in en rond Meru Betiri nationaal park bestempelen als beschermd. Het werd genoemd naar de berg met dezelfde naam. De Indonesische regering zou de status in 1972 veranderen naar wildpark gezien de bedreigde “Javaanse tijger” die bijna was uitgestorven en hier nog voor kwam. Tien jaar later zou het park uitgebreid worden tot z’n huidige grootte.

 

Dit was inclusief een groot gebied gelegen aan de kust. Jaren later zou het als nationaal park benoemd worden. Het park is zeer divers en bestaat uit zowel vlak kustgebied, jungle tot bergen tot bijna 1200 meter hoogte. Niet minder dan 29 zoogdieren en 180 soorten vogels komen voor in “Meru Betiri” park.

 

Hieronder o.a. de Javaanse luipaard, neushoornvogel, reuze schildpadden, luipaardkat en de vermeende Javaanse tijger. In 1976 zou de laatste tijger daadwerkelijk gezien zijn – wel zijn er een voetsporen gevonden. Sinds 2011 zijn er camera’s geplaatst om dit aan te tonen.

We zijn zelf akkoord gegaan met een wandeling in de vroege ochtendgloren en het is half zes als onze gids op de deur klopt. Een half uur later sjokken we door de dichte jungle waar al snel het zweet op ons voorhoofd staat. We hebben ons ‘lang” aangekleed inclusief dichte schoenen vanwege het gevaar voor muggen en slangen.

 

Niet veel later zien we onze eerste apen voorbij slingeren. Ook zien we twee neushoornvogels voorbij fladderen. Na twee uur wandelen gaan we terug en pakken onze spullen op. Het is tijd dat we de jungle gaan verlaten.



tips & advies (2004)


Er zijn twee mogelijkheden om naar Sukamade te komen; in beide gevallen heb je een 4W (jeep of vrachtwagen) nodig want je zult twee rivieren door moeten die niet gemaakt zijn op “normaal” verkeer zoals een motor of auto.

 

De eerste mogelijkheid is van Banyuwangi naar Pesanggaran (2,5 uur); dan naar Sarongan (1 uur) en tenslotte naar Sukamade (18 km). Je kunt ook van Jajag naar Pesanggaran gaan.


  • Naam : Mess Pantai (Sukamade)

Inhoud:

Er staan hier alleen een paar huisjes maar het is wel de beste plek om te overnachten als je de jungle en het strand wil bezoeken. Op zo’n 500 meter achter het strand ligt dit simpele basis-kampje met een paar kamers met daarin vier bedden. Er is geen elektra dus je zult je ’s avonds moeten vermaken in het licht van een kaars.

 

Mensen zijn heel vriendelijk en behulpzaam. Winkels zijn er niet dus neem alles mee van elders. Er zijn wel wat kookfaciliteiten. Je kunt hiervandaan ook wandelingen maken door de jungle.



zie ook:




meer links:


Yudanaka

JAPAN

Een grote groep semi-wilde makaken apen bevolken de heetwaterbronnen van Yudanaka. 

Colca Canyon

PERU

In de Colca Canyon in het westen van Peru is de kans groot dat je de Condor tegenkomt.