Achtergrondinformatie - Indonesië

"japan valt Indonesië aan" (1941)


Reeds jaren voordat WW2 in Azië uitbrak waren er al kenmerken van groeiende onrust in de regio door nationale gevoelens (imperialisme in Japan) die lijnrecht tegenover de koloniaal bestuurde landen stond, de groeiende Westerse economie van Japan en de groeiende onrust in China waardoor Japan hier steeds meer invloed op kon uitoefenen.

 

Na WWI probeerden de koloniale machten in Azië Japans invloed in de regio te onderdrukken en tegen te gaan waardoor zij in de jaren 30 onder invloed van ultranationalistische militairen kwam die zich steeds meer naar de As-mogendheden toetrokken.

 

Japan kwam na de aanval op China in 1937 op een cruciaal kruispunt terecht; de V.S. dreigde Japan met een embargo met de cruciale olieleveranties als zij per direct terug zouden trekken uit China en hun expansie ideeën in de ijskast zouden zetten. Japan kon de oorlog alleen winnen door een ultieme poging te doen de VS (voorlopig) uit te schakelen en o.a. het olierijke (en rubber) Indonesië te veroveren.

 

Op 7 December 1941 vernietigden plots Japanse vliegtuigen opgestegen van talloze vliegdekschepen de Amerikaans West-Pacifische vloot die in “Pearl Harbor” voor anker lag. Zuidoost-Azië lag open voor Japan. De V.S. verklaarde Japan direct de oorlog.


situatie in Nederlands-Indië


Borneo was rijk aan grondstoffen die het (uitgebreide) Japanse Rijk zo naar smachtte. Het eiland was bovendien gelokaliseerd aan de belangrijkste zeeroutes naar Java, Sumatra, Maleisië en Celebes. Het beheersen van deze routes was cruciaal om de omgeving te kunnen domineren. Nederlands-Indië was door de Duitse inval in Nederland en de geringe bewegingsruimte van de regering in Londen niet in de beste staat van verdediging.

 

Daarbij kwam nog dat grote delen van de marine en luchtmacht in December 1941 onder Brits of Australisch gezag stonden (ABDA) met uiteenlopende belangen. De Britse maarschalk Wavell was de opperbevelhebber van de ABDA-troepen.

 

De vrije Nederlandse troepen, voornamelijk van de marine en het 85.000 sterke Indische leger (inclusief een kleine afdeling KNILM) stond klaar voor de Japanse aanval. Daarbij kwamen secties inheemse politiesoldaten van de "Landstorm", 79 bommenwerpers (en later tien Australische) en de Koninklijke Marine, waaronder de lichte kruiser Tromp. Nadat men het nieuws had vernomen van de aanval op Pearl Harbor gaf het Brooke-gouvernement bevel om de olievelden bij Miri en Seria en de raffinaderij bij Latung snel te ontmantelen. 

 

De Japanners verdeelden hun zuidelijke leger in drie legers – het oostelijke, centrum en westelijke leger. Het doel hiervan was direct de oliereserves in Nederlands-Indië in bezit te krijgen. De Eastern Force moest naar Jolo en Davao City optrekken en vervolgens Celebes, Ambon en Timor veroveren, waarbij ze tevens de flank van de Centre Force dekte.

 

De Centre Force had als opdracht om de olievelden en luchthavens op Tarakan en Balikpapan in te nemen. Beide groepen dienden de Western Force te ondersteunen, die intussen de olieraffinaderijen en vliegvelden te Palembang aanviel. 



de eerste schermutselingen


Op 8 december 1941 verklaarde Nederland Japan de oorlog. Op 13 december 1941 verliet de Japanse invasiemacht Cam Ranh Bay in Frans Indochina om Engels Noord Borneo (nu Maleisisch Sarawak en Saba) en Brunei te veroveren o.l.v. generaal “Terauchi” commandant van het Zuidelijker Leger. Twee dagen later werden zij aan land gezet om Miri, Seria, Kuching en de nabijgelegen olievelden zouden bestormen.

 

Op 29 December was het belangrijke Kuching veroverd. Op 19 Januari was Noord Borneo in Japanse handen. Pontianak werd uiteindelijk door de Japanse troepen bezet op 29 januari 1942. Op 17 december 1941 wist een “Dornier” vliegboot de Japanse destroyer “Shinonomé” tijdens de Japanse landingen bij het oliestadje Miri in Sarawak te bombarderen, waarbij het Japanse schip met twee voltreffers tot zinken werd gebracht.

 

Een week later werd een ander succes behaald voor de kust van Kuching op Sarawak (Borneo) door een gecombineerde actie van de Koninklijke Marine. Slechts 16 dagen na de aanval op Pearl Harbor werd een Japanse invasievloot gespot die op weg was in zuidelijke richting naar Brits-Borneo. Drie schepen werden tot zinken gebracht en een werd zwaar beschadigd.

 

Op 24 december 1941 werd door de onderzeeboot Hr. Ms. K XVI, de Japanse torpedobootjager Sagiri tot zinken gebracht nabij de baai van Kuching. Ook wist de K XVI de Japanse jager Marakumo te beschadigen. Het was de eerste torpedering van Japanse oorlogsschepen in WW2. Het zou de laatste actie van de K XVI worden, die de daarop volgende dag verloren zou gaan.


De Japanse aanval begint (Borneo, Celebes en Ambon)


De Japanse aanvallen op Nederlands-Indië begonnen op 10 januari 1942 toen Japanse troepen landingen uitvoerden rond “Tarakan” op Borneo (nu: Kalimantan). De Japanners landen op de oostkust van het eiland, dat slechts zwak door de Nederlandse troepen was bezet.

 

Toch kregen de Japanners hun prijs niet in handen: de olie van “Tarakan”, die op geringe diepte bruikbaar gewonnen werd, lieten de Nederlanders doelbewust in vlammen opgaan. Tegelijkertijd voerden Japanners landingen uit op Celebes (nu: Sulawesi), bij het plaatsje Manado, dat belangrijk was vanwege haar beschutte baai en basis voor watervliegtuigen.

 

Op 11 januari 1942 voerden de Japanners hier hun grootste landing uit en veroverden Manado. In de dagen die volgden lanceerden de Japanners aanvallen op de plekken in Nederlands-Indië waar olie gewonnen werd of die van strategisch belang waren zoals “Balikpapan” en “Pemangkat” (Borneo) en “Kendari” (Celebes).  

 

De Japanners landden ook op Nieuw-Guinea bij Hollandia op Nederlands Nieuw-Guinea en begon naar het Australische deel op te trekken. Op 23 januari 1942 bezette de Japanners zonder op veel weerstand te stuiten de haven Rabaul. 

 

De Slag om Ambon duurde van 30 januari 1942 tot 3 februari 1942. Ambon werd gezien als een strategische locatie omdat van daaruit luchtaanvallen op Australië mogelijk waren. Het garnizoen bestaande uit 2800 man KNIL troepen en was slecht uitgerust en bewapend. Reeds op 6 januari, na de val van noordelijker gelegen Britse en Nederlandse bezittingen, werd het eiland door Japanse vliegtuigen aangevallen. De beide Nederlandse vliegtuigen werden op 15 januari neergeschoten terwijl vier dagen later Japanse bombardementen volgden op Ambon, Celebes en Sumatra.

 

Geallieerde vliegtuigen ondernamen zonder succes een aanval op de naderende Japanse vloot die bestond uit twee vliegdekschepen en 5300 man infanterie. Deze bereikten Ambon op 30 januari 1942. De geallieerde vliegtuigen werden die dag teruggetrokken. Hoewel de Japanners numeriek niet veel sterker waren als de geallieerden, beschikten de Japanners over een groot overwicht in luchtsteun, marine-ondersteuning (scheepsgeschut), tanks en veldartillerie. De Nederlandse koloniale troepen gaven zich op 1 februari over.

 

De 1100 Australiërs hielden stand tot 3 februari, hoewel de toestand op 2 februari reeds hopeloos was doordat Japans scheepsgeschut alle wegen langs de baai bestreek. Met ingang van 19 februari begonnen de Japanners vanaf Ambon luchtaanvallen op Darwin in Australië uit te voeren.


De invasie van Sumatra (14Feb – 28Mrt)


De bedoeling was dat Sumatra eerder veroverd werd dan Java zodat de westelijke flank van de geallieerde verdedigingslinie vernietigd kon worden en men toegang kreeg tot Java. Toen de Japanse troepen Malakka veroverden begonnen de geallieerden hun troepen en materiaal in december 1941 te verplaatsen naar Sumatra.

 

Tijdens een gezamenlijke conferentie op 24 december vroeg Nederland om hulp voor de verdediging van Java en Sumatra. Er werden extra vliegvelden gebouwd, wegen verbeterd en bijvoorbeeld luchtafweergeschut bij (olie)raffinaderijen gezet.

 

Er was echter een tekort aan munitie omdat de transportschepen waren getroffen door Japans geschut.


Operatie L:

De eerste Japanse luchtaanval kwam op 6 februari en trof vliegveld P1 te Palembang. De geallieerden reageerden met tegenaanvallen tegen de Japanse linies op Malakka en verschaften luchtsteun aan vluchtelingentransporten van Singapore. Voor operatie “L” vertrokken Japanse troepen op boten vanaf 9 februari 1942 om eerst het kleine eilandje Banka en Palembang op Sumatra te veroveren.

 

In de morgen van 14 februari werden grootscheepse Japanse luchtaanvallen op Palembang uitgevoerd gevolgd door Japanse parachutisten bij de olieraffinaderij en vliegveld. Na foute rapporten over nog meer parachutisten-landingen besloot de Britse commandant het vliegveld en de stad te evacueren. De Japanse troepen bij boot gingen aan land bij Banka en bij de monding van de Musi nabij Palembang waar ze werden aangevallen door vliegtuigen van de ABDA.

 

Geallieerde schepen waren rond de wateren van Bali op weg naar Sumatra maar werden aangevallen en trokken zich terug. Intussen had de Nederlandse commandant order gegeven voor de vernietiging van de olie- en rubbervelden en gaf hij bevel de schepen op de Musi te vernietigen. de Japanse troepen trokken Palembang in en vernietigde de olieraffinaderijen.

 

De geallieerde troepen die nog op Sumatra waren trokken zich terug naar de centrale en noordelijke provincies; Nederland wilde van daaruit Palembang heroveren en de Japanners van Sumatra verdrijven.


Operatie T:

Operatie T begon op 28 februari toen 27 transporten met 2.2000 soldaten van de Keizerlijke Garde van Singapore vertrokken. Omdat de geallieerde zee- en luchtverdediging niet meer bestond bereikte men ongehinderd de kust van Sumatra. Op 12 maart veroverden zij het eiland Sabang en het vliegveld van Kota Radja zonder enige weerstand te ondervinden.

 

De Japanners landen op verschillende plekken aan de kust om de Indische troepen de pas af te snijden op weg naar hoofdstad Medan. Tussen 3 en 7 maart ontstonden diverse hevige vuurgevechten toen de Japanners de door regenval gezwollen rivieren trachtten over te steken. Nederlandse spionnen keerden terug met verhalen over vele gesneuvelde vijanden en ook met het verhaal dat de vijand nog maar 200 man telde.

 

Men deed al voorbereidingen op een tegenaanval toen op de 8ste maart het bericht werd vernomen dat Java gevallen was en dat alle offensieve daden moesten worden beëindigd. West-Sumatra moest worden overgegeven aan de Japanners en op een klein stukje van het noorden van Sumatra moest zo lang worden stand gehouden tot een evacuatie over zee mogelijk zou zijn.

 

Men besloot aldus tot de guerrillaoorlog die niet gelukte omdat de lokale bevolking de Nederlandse posities aan de Japanners overbracht. Sumatra viel op 28 maart toen zo’n 2.000 soldaten capituleerden bij Kutatjane op Noord-Sumatra.

 

De Japanners bewerkstelligden een nationalistische opstand te Atjeh. Veel krijgsgevangenen werden door de Japanners gedwongen een spoorweg te bouwen tussen Pekanbaru en Moera. Commandant Overakker werd, samen met andere officieren van het Indische leger, doodgeschoten in 1945, toen bleek dat de Japanners de oorlog zouden gaan verliezen. Kolonel Gosenson, commandant van Atjeh, werd door hen onthoofd. Beiden werden eerst door de Japanners gemarteld.



Felle strijd op Timor (19 Feb 1942 – 10 Feb 1943)


In 1941 werd het eiland Timor verdeeld tussen de Portugezen en de Nederlanders. Tot dan toe weigerde de regering van Portugal samen te werken met de geallieerden, steunend op haar vordering van neutraliteit.

 

Dit liet de geallieerde flank sterk blootgesteld, een 400 man sterke Nederlands-Australische macht bezette Portugees Timor op 17 december 1941. De Portugese dictator, Salazar, protesteerde bij de geallieerde regeringen maar de overheden en de bevolking verwelkomden stilzwijgend de Nederlandse en Australische troepen.

Timor kwam onder aanval van Japanse vliegtuigen op 26 januari 1942. Het Japanse leger viel op 19 februari 1942 het eiland Timor aan. De verdediging bestond voornamelijk uit Australische en Nederlandse militairen en Timorese en sommige Portugese kolonisten vochten met de geallieerden mee als guerrilla's. Hoofdstad van het Portugese gedeelte, Dili, viel al snel in Japanse handen waarop de Geallieerden de bergen introkken richting grens.

 

Dezelfde avond werden geallieerde troepen in Nederlands Timor met zeer intense luchtaanvallen bestookt. Het bombardement werd gevolgd door de landing over de niet verdedigde zuidwest kant van het eiland. Lichte tanks waren geland om de Japanse infanterie te ondersteunen.

 

Tegen het einde van februari controleerden de Japanners het grootste deel van Nederlands-Timor en het gebied rond Dili in het noordoosten. Achtergebleven troepen verborgen in de bergen van Portugees Timor begonnen tegenaanvallen.

 

Op 11-12 december, werd de rest van de oorspronkelijke Australische “Sparrow Force” geëvacueerd. Tegen die tijd was de kans klein op een geallieerd Timor, want er waren nu 12.000 Japanse troepen op het eiland en de commando's kwamen in steeds meer contact met de vijand. De verovering van Timor had de Japanse strijdkrachten het nodige gekost: ruim tien maanden strijd, waarbij een grote troepenmacht werd gebonden en zware verliezen aan gesneuvelden en gewonden werden geleden.

 

Dat werd bereikt door de inzet van ongeveer 1.000 man Australische troepen en KNIL-militairen. Tienduizenden Timorese burgers stierven als gevolg van de slag. De campagne duurde tot 10 februari 1943, toen de laatste Australische soldaten werden geëvacueerd.

Slag op de Javazee 

De Japanse amfibische strijdkrachten waren tot laat in de maand februari bezig met de voorbereidingen om Java aan te vallen. Op 27 februari voer het grootste gedeelte van de zeemacht van het ABDA o.l.v. Karel Doorman ten oosten van Soerabaja om de Japanse invasievloot tegen te houden.

 

De gecombineerde Geallieerde vloot raakte slaags met de Japanse op 27 Februari 1942. Het zou uitdraaien op een fiasco daar de Japanners beschikking hadden over luchtverkenning, er goede communicatie was en op elkaar ingespeeld waren, de beschikking hadden over langeafstandstorpedo’s en hun bemanning redelijk goed was uitgerust voor de slag.

 

De Japanners beschikten over een veel groter vuurkracht dan de Geallieerden die niet alleen zwaardere granaten hadden maar ook verder reikend. Numeriek waren zij ook in het voordeel. In de zeeslag in de Javazee sneuvelden ruim 1000 man aan geallieerde zijde, waaronder ongeveer 900 Nederlanders, terwijl de Japanners ongeveer tien man verloren. De pogingen om de landing van Japanse troepen op Java te verhinderen waren mislukt; de meeste schepen waren vernietigd of beschadigd.

 

Bij een poging om in de nacht van 28 februari op 1 maart 1942 uit de Javazee te ontsnappen stuitten “HMAS Perth” en de “Houston” in de Baai van Bantam op de Japanse invasievloot. De vloot lag daar voor anker om troepen aan wal te zetten. In de “Slag in de Straat van Soenda” die volgde, werden de geallieerden na ruim een uur door torpedo's tot zinken gebracht. Ook zonken vijf Japanse schepen door eigen vuur.

 

Zowel de Houston als de Perth waren nog steeds in gevecht met de Japanse schepen toen de Nederlandse torpedobootjager Evertsen arriveerde. Deze schoot al z’n resterende torpedo's af, terwijl de bemanning trachtte te ontkomen voordat het schip in brand zou vliegen. Het grootste deel werd opgepikt en als krijgsgevangenen weggevoerd. Op 1 maart 1942 werden ook “HMS Exeter” en de twee geallieerde torpedojagers in de Javazee onderschept, bij een poging om naar Colombo uit te wijken. Dit wordt ook weleens de tweede Javaslag genoemd. Japanse vliegtuigen, zware kruisers en torpedojagers brachten de drie schepen met artillerievuur, torpedo's en bommen tot zinken.

 

Het was de laatste grote slag die de Japanners in de wateren rond Nederlands Oost-Indië voerden met de geallieerden bij hun aanval op de Europese koloniën en waarmee zij hun heerschappij over geheel Oost-Azië bezegelden. De slag maakte bovendien een daadwerkelijk einde aan de zelfstandig opererende oppervlaktevloot van de Koninklijke Marine voor de duur van de oorlog. De totale slag kostte 2300 marinemannen het leven onder wie schout-bij-nacht Karel Doornman.



Slag om hoofdeiland Java (28Feb – 12Mrt)


Nadat de Geallieerde schepen in de slag om de Javazee nagenoeg vernietigd waren kon de Japanse invasiemacht voor Java ongehinderd naderen. Op 1 maart om 2.00 in de nacht lagen de transportschepen op hun posities en gingen de Japanse troepen aan land op drie stranden van Java. De West-Java groepen landden op de “Baai van Bantam” en “Eretan Wetan”, de Nederlands-Indische hoofdzetel en zenuwcentrum van Indie.

 

Deze groepen hadden enkele uren ervoor gevochten in de Slag om de Straat Soenda. Tegelijkertijd landde de Oost-Java groep op “Kragan” na enkele uren ervoor de ABDA vloot te hebben verslagen in de Slag in de Javazee. Er werd getracht de Japanners terug in zee te drijven maar tevergeefs. Ook werden luchtaanvallen uitgevoerd maar de overmacht was te groot. 

Op 1 maart zette de Japanners een nieuw hoofdkwartier op in Serang. De Nasu Detachement kreeg het bevel om Buitenzorg in te nemen en daarmee de vluchtroute van Batavia naar Bandoeng af te snijden.

 

De Fukushima en Sato Detachementen moesten via Balaradja en Tangerang oprukken naar Batavia. In Magelang werden zij geestdriftig toegejuicht door de inheemse bevolking, en in Atjeh kwam de bevolking zelfs al vóór de komst van de Japanners in opstand tegen de koloniale autoriteiten.

 

De strijd duurde meer dan een week, en door het besluit van de Nederlanders alleen het strategisch en economisch belangrijkere West-Java te verdedigen werd de Japanse opmars sterk vertraagd. Toch kon de aangeslagen KNIL niet verhinderen dat ook Java in handen van de veroveraars viel.

 

Pas in de nacht van 7e Maart om 01.00 uur, met zware gevechten op nog geen 15 km afstand, vertrok het laatste KNILM vliegtuig uit Indie met zijn VIP’s op weg naar Australië.  Op 8 maart gaven de Nederlandse strijdkrachten zich over.

 

De Nederlanders die nog in het land verbleven werden geïnterneerd in 'jappenkampen' alsmede “collaborateurs” van de kolonisten.


zie ook: