ALGEMENE INFORMATIE - Indonesië

* Bijgewerkt t/m 2016 - wijzigingen voorbehouden.


  • Klimaat
  • Geografie
  • Inwoners
  • Natuur
  • Dieren
  • Steden
  • Staat
  • Religie
  • Sport
  • Eten & Drinken

klimaat


Met uitzondering van het hoogland, heeft het grootste deel van Indonesië een zeer vochtig (vaak boven de 90%) tropisch regenklimaat, waarbij de gemiddelde maandtemperaturen maar weinig verschillen van het hoge jaargemiddelde, dat rond de 25 tot 27°C ligt. De maximumtemperatuur kan een waarde bereiken van 36°C. 

 

De temperatuur in het gebergte neemt met ongeveer 1°C per 170 meter stijging af. In het centrale gebergte van Nieuw-Guinea komt op de toppen boven ca. 4500 meter eeuwige sneeuw voor en kan het kwik dalen tot onder het vriespunt. Delen van Java, Bali, Nusa Tenggara, Sulawesi, de Molukken en Irian Jaya kennen een savanneklimaat met een korte droge tijd. In de Palu Vallei van Centraal-Sulawesi valt jaarlijks minder dan 500 mm, en is daarmee het droogste gebied van de archipel. Op de zuidoostelijker gelegen eilanden Timor en Roti kan het droge jaargetijde zeven maanden duren. 

 

Wat betreft de neerslag bestaan er grote verschillen, zowel naar hoeveelheid als naar het seizoen waarin deze valt. Vanaf december tot eind maart komen de heersende winden vanuit het noordoosten over Noord-Sumatra, Kalimantan en Sulawesi, maar tijdens het passeren van de evenaar buigen zij af en worden boven Java, Nusa Tenggara en daar voorbij westnoordwest. Van juni tot oktober is de richting andersom, waarbij een uitzonderlijk droge luchtstroom vanuit de Australische woestijn de zuidelijke helft van Indonesië passeert en boven Sumatra van een zuidoostelijke in een zuidwestelijke richting verandert. Dan heeft deze luchtstroming inmiddels veel waterdamp opgenomen. De neerslag valt niet gelijkmatig over het jaar verdeeld. Er zijn droge en natte maanden. Het aantal droge maanden neemt in het algemeen van het westen naar het oosten en van het noorden naar het zuiden toe. Maar in gebieden die in hoge mate blootstaan aan de moessons komt veel zwaardere regenval voor.  

 

In het algemeen kan men zeggen dat het van oktober tot mei in Indonesië de natte-moessontijd (‘musim hujan’) is. In de namiddag regent het dan vaak enkele uren zeer plaatselijk, waardoor alles weer opfrist en de temperatuur iets daalt. De meeste regen valt in januari en februari. De droge tijd (‘musim kemarau’), van mei tot oktober, is het gunstigst om te reizen. Het is dan wel erg warm, en er valt maar af en toe een buitje dat de natuur weer opfrist.


geografie


Indonesië ligt in Zuidoost-Azië, in de Indische Archipel, een eilandengroep die in totaal 20.000 tot 25.000 eilanden telt. Indonesië zelf bestaat uit 17.508 eilanden, waarvan er ongeveer 6.000 bewoond worden. De vijf grootste eilanden zijn Java, Sumatra, Kalimantan (op Borneo, gedeeld met Maleisië), Nieuw-Guinea (gedeeld met Papoea-Nieuw-Guinea) en Celebes. De binnenzee van Indonesië bestaat uit een aantal kleinere zeeën, onder andere Javazee, Floreszee, Arufurazee, Bandazee, Timorzee en Zuid-Chinese Zee. 

 

Landsgrenzen zijn er - door gedeelde eilanden - met Maleisië (Borneo), Papoea-Nieuw-Guinea (Nieuw-Guinea) en Oost-Timor (Timor); voorts zijn er zee grenzen met Singapore, Maleisië, de Filipijnen en Australië. 

 

Indonesië is ongeveer 50x groter als Nederland.


inwoners


De meeste Indonesiërs stammen af van Austronesiërs die afkomstig waren van Taiwan. Een ander groot gedeelte van de Indonesiërs stamt af van de Melanesiërs, die vooral in het oosten wonen. In geheel Indonesië worden ongeveer 300 afzonderlijke etnische groeperingen onderscheiden en worden er 742 verschillende talen en dialecten gesproken. Er zijn enorme fysieke verschillen tussen de mensen in de verschillende delen van de archipel, voor wat betreft pigmentatie, haartype, gestalte en gelaatskenmerken. Deze etnografische verscheidenheid kan worden verklaard door de opeenvolgende migratiegolven vanaf het vasteland van Azië en misschien zelfs uit Afrika. De diverse groepen arriveerden in een reeks massale migratiegolven, met tussenpozen van meerdere eeuwen. Hoe dit alles in zijn werk heeft gegaan is nog steeds niet goed duidelijk. Een andere, meer waarschijnlijke verklaring is, dat kleine groepen uit Azië langzaam het Indonesische gebied binnenkwamen en zich, over een periode van duizenden jaren, met de oorspronkelijke Australoïde bevolking vermengden, en deze uiteindelijk grotendeels vervangen hebben. 

 

De grootste groep is de Javanen die 42% van de bevolking uitmaken en politiek en cultureel dominant zijn. De Soendanezen, de etnische Maleisiërs en de Madoerezen zijn de grootste niet-Javaanse etnische groeperingen. Kleine maar belangrijke groeperingen in Indonesië zijn de Chinezen (Chinese Indonesiërs), Indiërs, Europeanen en Arabieren, welke voornamelijk zijn geconcentreerd in stedelijke gebieden. Er is een zekere mate van nationaal gevoel, naast de sterk gecultiveerde regionale identiteit. De Indonesische gemeenschap is over het algemeen harmonieus hoewel sociale, religieuze en etnische spanningen vroeger en vandaag hebben geleid tot onderlinge gewelddadigheden. Chinese Indonesiërs zijn een belangrijke etnische minderheid die in totaal minder dan 5% van de bevolking uitmaakt. Een groot gedeelte van de particuliere handel en rijkdom wordt beheerst door de Chinezen, wat heeft bijgedragen aan anti-Chinese ressentimenten en zelfs tot anti-Chinees geweld. Deze bevolking wordt vaak gezien als zondebok bij economische recessies. 

 

De bevolking van Indonesië is zeer ongelijk over de archipel verspreid: ca. 67% woont op Java Madura en Bali, terwijl de drie eilanden samen maar 7% van de totale oppervlakte beslaan. Pogingen tot interne emigratie ('transmigratie') naar dunbevolkte gebieden op Sumatra, Kalimantan en Irian Jaya om de druk van de overbevolking op Java te verlichten, hebben weinig succes gehad. Als nevendoelstelling werden de regionale ontwikkeling en de ‘Indonesianisering’ opgevoerd (door de meeste mensen buiten Java beschouwd als ‘Javanisering’). Vanwege de angst de eigen culturele identiteit te verliezen, stuiten de programma’s bij de bevolkingsgroepen op Sumatra, Kalimantan en Irian Jaya op veel, soms gewelddadig verzet. Met name in Irian Jaya loopt de inheemse bevolking steeds meer de kans om een minderheid te worden in eigen land. Ondanks het bestaan van een redelijk succesvol familieplanning-programma dat al sinds de jaren 60 in werking is, verwacht men dat de populatie in 2035 tot 315 miljoen zal groeien, gebaseerd op de huidige groeisnelheid van 1,25%. De groeisnelheid vandaag de dag is echter 1%, waardoor men schat dat in 2035 er 297 miljoen inwoners zullen zijn.Ongeveer de helft van de bevolking (2013) woont in landelijke gebieden, doorgaans, althans wat Java betreft, in gesloten nederzettingen (dessa, kampong) met een inwonertal dat varieert van vele honderden tot minder dan vijftig.


natuur


De enorme verscheidenheid aan landschappen is een gevolg van klimatologische en geologische factoren. Zo zijn de eilanden van West-Indonesië altijd bedekt geweest met dichte tropische regenwouden, de Oost-Indonesische eilanden daarentegen zijn veel droger met zelfs savannelandschappen. Het grootste gedeelte Van Indonesië bestaat uit laaggelegen kustgebieden en koraalriffen. De hoogste bergketen van Indonesië, bedekt met eeuwige sneeuw, ligt in Irian Jaya. Hier bereikt de Puncak Jaya een hoogte van 5040 meter. Het ecologisch evenwicht in het regenwoud wordt ernstig bedreigd door menselijke activiteiten of de gevolgen daarvan. Zo vindt er op grote schaal houtkap plaats, met als gevolg een toenemende erosie. In 1997 gingen bovendien nog eens gigantische stukken regenwoud verloren door bosbranden. Het nog resterende bosareaal van Indonesië beslaat ongeveer 60% van het totale landoppervlak. Het gaat daarbij vooral om zo’n 100 miljoen hectare tropisch regenwoud, na Brazilië het grootste oerwoudgebied op aarde.  

 

Java behoort tot de dichtstbevolkte eilanden ter wereld en het is dan ook niet vreemd dat meer dan 90% van de natuurlijke vegetatie is vernietigd. Het grootste deel van het resterende primaire bos wordt alleen nog maar aangetroffen in verlaten, bergachtige streken boven de 1400 meter. Praktisch alle laagland-regenwouden zijn ontgonnen voor landbouwbedrijven en boomplantages. De regenwouden van de Kleine Soenda-eilanden (Nusa Tenggara) zijn veel minder weelderig dan die van de overige delen van Indonesië. Het regent weinig in deze streek en gedurende het droge jaargetijde zijn de wouden buitengewoon kwetsbaar voor bosbranden. Hier treft men een savannelandschap aan. Kalimantan in het grootste houtexportgebied van heel Zuidoost-Azië. Grote delen van de wouden zijn dan ook zwaar toegetakeld. Op het eiland Sulawesi komen nog grote arealen primair regenwoud voor. De meest uitgestrekte regenwoudarealen van de Molukken komen voor op de eilanden Halmahera en Ceram. Op het eiland Nieuw-Guinea komen de meest uitgestrekte regenwouden van heel Zuidoost-Azië voor, in totaal ongeveer 700.000 km2. Ongeveer 80-85% van het tropenwoud van Irian Jaya, het westelijk deel van het eiland Nieuw Guinea, en 75-80% van dat van Papoea Nieuw Guinea ligt er nog in de oorspronkelijke toestand bij. Geheel Irian Jaya, met uitzondering van het zuidoostelijke deel, wordt met regenwoud bedekt. 

 

De grote eilanden worden doorsneden door grote rivieren die in de bergen ontstaan en als brede stromen het laagland ingaan. Enkele grote rivieren zijn de Kapuas en de Barito op Borneo, de Musi op Sumatra en de Brantas op Java. De meeste rivieren op Java stromen naar het noorden en monden uit in de Java Zee. De rivieren op Java zijn relatief lang. De Solo-rivier ontspringt op Midden-Java, vlak bij de zuidkust van het eiland, en kronkelt over een afstand van zo’n 600 km voordat ze bij Soerabaja in de Java Zee uitmondt. Het rivierenstelsel van Kalimantan is indrukwekkend, met ook de langste rivieren van Indonesië. De in westelijke richting stromende Sungai Kapuas is langer dan 600 km, de naar het oosten afwaterende Mahakam en de naar het zuiden stromende Sungai Barito zijn ongeveer 500 km lang. Het Danau Tobameer is met 1700 km2 het grootste meer van Zuidoost-Azië; met 450 meter een van de diepste en bovendien een van de hoogstgelegen (900 m) meren ter wereld. Borneo telt in totaal ca. 110 meren, waaronder enkele grote zoals dat van Jempang (15.000 ha), Semayang (13.000 ha) en Melintang (11.000 ha). De grootste meren van Irian Jaya zijn de Danau Paniai, voorheen de Wisselmeren, en het Danau Sentani bij Jayapura. 

 

Op Indonesië zijn nog meer dan 100 vulkanen actief. De bekendste is de Krakatau of Rakata, een eilandvulkaan gelegen tussen Sumatra en Java. Andere bekende vulkanen zijn de Agung op Bali, de Merapi, Kelud, Semeru, Pangranro en Gede op Java, de Rinjani op Lombok en de Galunggung op West-Java. De actiefste vilkaan is wel de Tambora op het eiland Sumbawa. Het gebied waar al deze vulkanen liggen wordt ook wel de ‘Ring van Vuur’ genoemd. Gemiddeld registreert men ca. 10 keer per jaar een grote uitbarsting. Dit levert niet alleen problemen op, maar heeft ook een positieve kant. De mineraalrijke as die uitgestoten wordt, verspreidt zich via rivieren en irrigatiekanalen over het hele land. Hierdoor is Indonesië een van de vruchtbaarste landen ter wereld. Met name de jonge vulkanische asgronden van Oost- en West-Java zijn uitstekende landbouwgronden, o.a. voor de natte rijstbouw. De voor het landschap zo karakteristieke terrasvormige akkers of sawa’s, zijn vaak zelfs gelegen tegen de hellingen van vulkanen. Alleen Kalimantan heeft geen geschikte landbouwgronden. Dit is geen vulkanisch eiland en de aanwezige moedergesteenten betsaan vooral uit zandsteen en graniet. Minder geschikt voor de landbouw zijn ook de roodgele uitgeloogde gronden in het natte noordwesten van Java en de terra-rassagronden aan de zuidkust van het eiland.

 

Naast kegelvormige vulkanen zijn er ook vulkanen met meerdere kraters en vulkanen met een hele reeks secundaire kegels. Toen de Krakatau in 1883 tot uitbarsting kwam, was de kracht van de eruptie te vergelijken met de ontploffing van enkele waterstofbommen. De uitbarsting veroorzaakte vloedgolven die op Java aan meer dan 35.000 mensen het leven kostten. De explosie van de Krakatau werd nog overtroffen door de uitbarsting van de vulkaan Tambora op Sumbawa in 1815, waarbij 90.000 mensen om het leven kwamen en de uitgestoten as de zon vele maanden lang verduisterde. Naast vulkaanuitbarstingen komen er ook talloze aardbevingen voor. Elk jaar worden over heel Indonesië gemiddeld 500 tot 1000 bevingen geregistreerd, waarvan de meeste gelukkig maar een geringe kracht hebben. Wanneer het epicentrum van een aardbeving echter in zee ligt, dan kan zo’n zeebeving een verwoestende vloedgolf of ‘tsunami’ veroorzaken, en die is vaak veel gevaarlijker dan de beving zelf.


dieren


De dierenwereld van Indonesië vertoont zowel Aziatische als Australische elementen. Beroemdste mensaap van Indonesië is de orang-oetang (‘bosmens’), die alleen op Sumatra en Kalimantan (Borneo) voorkomt. De orang-oetang is een sterk bedreigde diersoort, waarvan nog maar zo’n vijfduizend exemplaren in het wild leven. De zeer bijzonder uitziende neusaap komt alleen op Kalimantan voor. De rode neus van het mannetje kan wel 15 centimeter lang worden. Gibbons (o.a. siamang, withandgibbon, zilvergibbon, oenka en Müllers gibbon) zijn beperkt tot de westelijke eilanden; Sulawesi en de overige oostelijke eilanden hebben andere apensoorten. Met name op Sumatra komen ook de zogenaamde bladapen (langoeren of slankapen) voor. Van deze sierlijke apen zijn er op Sumatra 30 soorten en ondersoorten. Het bijzondere van deze apen is dat ze relatief veel bladeren en zaden eten. Halfapen als lori’s en spookdiertjes, evenals toepaja’s, komen alleen in het westen voor. De grote zoogdieren van het regenwoud zijn nog maar af en toe te zien. Olifanten komen nog voor op Sumatra en Noord-Kalimantan. De eenhoornige Javaanse neushoorn komt alleen nog voor in het reservaat Ujung Kulon in West-Java; de tweehoornige Sumatraanse neushoorn leeft in Indonesië alleen nog in Kalimantan. De Sumatraanse tijger komt alleen nog voor in de regenwouden van Sumatra, de grootste katachtige van Kalimantan is de nevelpanter. Op Sumatra en in Kalimantan komt de honingbeer of Maleise beer voor. Tapirs leven in laaggelegen moerasbossen.

 

De hoge populatiedruk en snelle industrialisatie zijn belangrijke bedreigingen voor de ecologie. Aan deze bedreigingen wordt in Indonesië slechts mondjesmaat prioriteit gegeven door de hoge mate van armoede en een ineffectieve overheid.[22] Een van de belangrijke ecologische problemen is de grootschalige ontbossing (waarvan een groot gedeelte illegaal) en de daarmee gepaard gaande bosbranden die voor sterke smogvorming zorgen in grote gedeeltes van westelijk Indonesië, Maleisië en Singapore. Andere problemen zijn overbevissing en milieuproblemen die gepaard gaan met de snelle verstedelijking en economische ontwikkeling, zoals luchtvervuiling, verkeersopstoppingen, problemen met de afvalverwerking en drinkwater-en afvalwatermanagement. Vernietiging van hun natuurlijke habitat bedreigd een groot gedeelte van de inheemse soorten, waaronder 140 zoogdieren die door de IUCN geclassificeerd worden als bedreigd en 15 soorten die als zeer kritisch bedreigd worden geclassificeerd, waaronder de orang-oetan.


steden


De vijf grootste steden in Indonesië zijn:   

  1. Jakarta           *          : 9.300.000 inwoners
  2. Soerabaja                 : 2.400.000 inwoners
  3. Bandung                   : 2.000.000 inwoners
  4. Medan                       : 2.000.000 inwoners
  5. Palembang                : 1.500.000 inwoners 

* = hoofdstad


staat


Indonesië is na de onafhankelijkheid van Nederland (op 17 augustus 1945 uitgeroepen door onder andere Soekarno, door Nederland officieel overgedragen op 27 december 1949) omgevormd tot een republiek. De grondwet van 1945 werd in 1949 vervangen door een federale grondwet. In 1950 maakte deze federale grondwet plaats voor een voorlopige unitaire constitutie, waarna in 1959 de grondwet van 1945 weer van kracht werd en men over ging op het systeem van de ‘geleide democratie’. De basis van deze grondwet is de door president Soeharto ingestelde officiële staatsfilosofie Pantjasila, die vijf grondbeginselen van de Indonesische eenheidsstaat omvat: het geloof in één God, een eenheidsstaat, menselijkheid, sociale rechtvaardigheid en ‘een democratie geleid door de wijsheid van overleg (mushawara) en vertegenwoordiging. 

 

Indonesië is een republiek met een presidentieel stelsel, waarbij de uitvoerende macht berust bij de president en bij de ministers. De ministers worden door de president benoemd en zijn alleen aan hem verantwoording schuldig. De president en de vice-president worden voor vijf jaar gekozen, vanaf 2004 via directe verkiezingen, en zijn daarna weer herkiesbaar (president Soeharto heeft bijvoorbeeld vijf volle termijnen geregeerd). Hij of zij beschikt over het vetorecht inzake wetsvoorstellen en heeft verder grote volmachten, met name omdat hij de noodtoestand in het hele land kan uitroepen en tevens opperbevelhebber van het leger is. De wetgevende macht berust bij het 500 leden tellende parlement (Dewan Perwakilan Rakyat of DPR). Van deze parlementsleden worden er 400 direct door het volk worden gekozen en 100 worden door de president benoemd. Na 2004 zullen deze benoemde zetels voor politie en militairen opgeheven worden. 

 

Het hoogste orgaan is het gekozen Raadgevend Volkscongres (Malejis Permusyawaratan Rakyat), dat sinds 1999 uit 700 leden bestaat en is samengesteld uit de leden van het parlement en uit vertegenwoordigers van regionale en beroepsgroepen; het komt ten minste eens in de vijf jaar bijeen, stelt de politieke richtlijnen vast en kiest de president. Na 2004 zal de raad alleen nog bestaan uit leden van het Huis van Volksvertegenwoordigers en de Regionale Vertegenwoordigers Council, die in de algemene verkiezingen van 2004 zullen worden gekozen. De verwachting is dan dat er door de MPR vakere vergaderd zal worden en een actievere rol zal gaan spelen bij het economische en politieke beleid van de regering. Soekarna was de eerste president en zou reageren tot 1967. Daarna zou Soekarno het overnemen (1967-1998), Bacharuddin Jusuf Habibie 1998-1999; Abdurrahman Wahid 1999-2001; Megawati Soekarnoputri 2001-2004 en Susilo Bambang Yudhoyono vanaf 2004). Indonesië is nog steeds bezig met de democratisering van de politiek. Enerzijds is dit moeilijk vanwege het feit dat corruptie diepgeworteld is in het land, anderzijds kan Indonesië als een van de weinige democratieën van Zuidoost-Azië worden beschouwd, gezien het feit dat in Thailand in 2006 een militaire coup plaatsvond. In 2004 is de (zesde) president voor het eerst door het volk gekozen.


religie


Godsdienst is in Indonesië zeer belangrijk. Het geloof in een almachtige god is het eerste van de vijf principes van de Pancasila, de ideologische richtlijn van de Indonesische overheid, en een van de belangrijkste factoren die de eenheid van het volk probeert te bevorderen. De grondwet garandeert vrijheid van godsdienst, is echter beperkt tot monotheïstische godsdiensten; pantheïsme is alleen toegestaan als er een oppergod is aangewezen. Meer dan waar ook ter wereld zijn de godsdiensten uit andere landen hier geaccepteerd en in overeenstemming gebracht met oeroude, oorspronkelijke animistische tradities. Ca. 90% van de Indonesische bevolking hangt de soennitische richting binnen de islam aan. Dit betekent dat op de Indonesische eilanden de grootste islamitische gemeenschap ter wereld leeft. Desondanks is de islam geen staatsreligie, belijders van de meest uiteenlopende godsdiensten leven over het algemeen vredig naast elkaar. Ongeveer 10% is christelijk (waarvan tweederde protestants en eenderde rooms-katholiek), 5% hangt plaatselijke religies aan. Op Bali overheerst het hindoeïsme. Het hindoeïsme op Bali (Agama Hindu Dharma of Agama Hindu Bali) is de tweede grote godsdienst in Indonesië. Op Bali wordt deze godsdienst door meer dan 90% van de bevolking beleden. Deze godsdienst is niet te vergelijken met het hindoeïsme in India of met de oude hindoe-Javaanse godsdienst. Toch vormen deze twee elementen, samen met het boeddhisme de basis van het complexe hindoeïsme op Bali.Het zuivere boeddhisme kent in Indonesië maar weinig aanhangers. In Banjar, op Bali, ligt de Brahmawihara Arama, een boeddhistisch klooster en meditatiecentrum dat bewoond wordt door enkele Balische boeddhistische monniken. 

 

Ongeveer 8% van de bevolking behoort tot het christendom, dat pas in de 19e eeuw werd verbreid. In 1831 begon het Nederlandsch Zendelingsgenootschap het protestantisme haar missiewerk, in 1846 begon de katholieke kerk. Het christendom is in Indonesië geconcentreerd in gebieden waar de islam om de een of andere reden nooit heeft kunnen doordringen. De koloniale overheid trad wel regulerend op. Kerkelijke benoemingen behoefden goedkeuring van het civiele gezag, onder andere om de onderlinge rivaliteit van de christelijke kerkgenootschappen in toom te houden en zodoende ‘dubbele zending te voorkomen’. Het meest sprekende voorbeeld is Irian Jaya, waarvan het zuiden aan de katholieke missie toeviel en het noorden aan de protestantse kerkgenootschappen. Ook in andere delen van Indonesië vindt men dit patroon terug. Flores, de Zuidoost-Molukken, en West-Kalimantan zijn belangrijke katholieke gebieden. Ambon en omstreken, Sumba, Tana Toraja, Minahasa en de Bataklanden zijn bolwerken van de protestantse kerken. Missie en zending werden buiten streng islamitische streken als Atjeh, Minangkabau, Banten of Jambi gehouden. De religie van de vele Chinese immigranten is een mengeling van boeddhisme, confucianisme en taoïsme, en wordt de ‘Drie religies’ of ‘Sam Kauw Hwee’ genoemd. In de kuststreken van West-Kalimantan en Noord-Java is de aanhang het grootst. 

 

De betekenis van traditionele religies is ondanks het geringe aantal officiële aanhangers niet te verwaarlozen. Veel Indonesiërs blijven waarde hechten aan elementen uit het oude volksgeloof, ook nadat ze tot een van de ‘grote’ religies zijn toegetreden. Tussen de oorspronkelijke godsdiensten bestaan grote verschillen, ze hebben allemaal een eigen historische ontwikkeling doorgemaakt. 

 

Een gemeenschappelijk element is het animisme, het geloof dat de natuur en door de mens gemaakte voorwerpen bezield kunnen zijn. Vooral oude bomen, bergen, grotten en bronnen zijn volgens het volksgeloof geliefde woonplaatsen van de geesten. Soms gaat het om echte natuurgeesten, maar een godheid of de geesten van overledenen kunnen daar ook huizen. Het geloof in een bezielde natuur gaat binnen de meeste oorspronkelijke Indonesische religies hand in hand met voorouderverering, een ander gemeenschappelijk element. Algemeen heerst de overtuiging dat geesten van overleden mensen invloed op het aardse bestaan uitoefenen. De ziel van een overledene moet daarom met veel zorg worden omgeven. Tijdens rituelen zorgen sjamanen voor het contact tussen de gewone mensen en de wereld van de geesten. Deze en andere rituelen vormen het cement van een traditionele samenleving.


(nationale) sport


Sport in Indonesië is populair als zowel kijk- als doe-sport. Populairste sporten in het land zijn waarschijnlijk badminton, voetbal en pencak silat (vechtsport) waarbij de eerste de meest succesvolle sport is. Voetbal is wellicht de allerpopulairste en wordt gespeeld door alle lagen van de bevolking op elk niveau. De meest populaire teams zijn: “Persija Jakarta”, “Persib” en “Bandung”.  Het spel werd waarschijnlijk voor het eerst georganiseerd rond de jaren 30 van de vorige eeuw tijdens de Nederlandse kolonisatie. Ondanks als eerste Aziatische land gekwalificeerd te zijn voor de WK in 1938 als “de Nederlands Oost Indië” zijn de internationale successen minimaal. “Pencak Silat” is een van de volkssporten. Het is een krijgskunst, gebaseerd op dierenstijlen die zou ontwikkeld zijn tijdens de bezetting door de Engelsen.


eten & drinken


De Indonesische keuken is zeer divers ook door z’n vele eilanden. Daarnaast worden de meeste Indonesische maaltijden bereid met contrasterende smaken, zoals een pittige zoete of hete saus, geserveerd op een bedje van gewone witte rijst, een populaire maaltijd in het hele land. Veel eilanden kennen hun eigen recepten, die met specifieke kruiden worden bereid. Zo zijn de gerechten op Sumatra in het algemeen veel pittiger dan op Java. De gerechten van Oost-Java zijn doorgaans wat zoeter van smaak. Daar wordt onder andere ook meer gebruikgemaakt van de Goela Djawa (Javaanse bruine suiker) en Petis (een op marmite gelijkend product gemaakt van garnalen). Hoewel er veel overeenkomsten bestaan tussen eilanden, zijn er ook minstens even zo veel regionale verschillen. Zo is het meeste erkende Indonesische eiland Bali de thuisbasis van gekookte eend en babi guling (varken). Minahasa geniet van muizen en honden, en de Sundanese op West-Java eten liever hun vlees of vis gekookt in het bloed van de buffel of een varken. De meeste Indonesiërs houden ook van de durian, een ovale vrucht zo groot als een voetbal met een zeer sterke geur. De keuken heeft onder invloed gestaan van de Chinese, de Indiase, de Arabische en ook de Nederlandse keuken. Elk heeft zijn bijdrage geleverd aan de grote verscheidenheid aan gerechten in de Indonesische Keuken. De Indonesische Keuken kent een grote hoeveelheid kruiden. De meest gebruikte zijn: laos, djintan (komijn), djahé (gemberwortel), kentjoer, koenjit (kurkuma, geelwortel), ketoembar (korianderzaden) en sereh (citroengras). Diverse bladeren (daun), zoals daun salam, het Indische laurierblad en de daun jeroek poeroet (citroenblad). In vrijwel ieder gerecht wordt gebruikgemaakt van uien, knoflook en sambal of lomboks en soms ook gefermenteerde garnalen trassie. In veel gerechten wordt verder santen (kokosmelk) toegevoegd voor de speciale, zachte smaak. Ook het gebruik van ketjap (sojasaus) is algemeen. 

 

De Indonesische keuken gebruikt als hoofdgerecht steeds rijst (nasi), veelal aangevuld met een sajoer en een vleesgerecht (ook: kip en vis) en eieren (sambal goreng tolor), tahoe en tempé komen in veel gerechten voor. Maar er zijn ook gebieden in Indonesië waar veel cassave wordt gegeten in plaats van rijst of tapioca (Molukken). De Indonesische keuken kent enorm veel bijgerechten. Vele ervan zijn bedoeld om in kleine hoeveelheden samen met een ander gerecht te worden gegeten. De verschillende soorten atjar (Indonesisch tafelzuur) horen daarbij, en ook diverse variaties met pinda's en andere drooggebakken ingrediënten. Kroepoek is hiervan waarschijnlijk wel het meest bekend. Veel van de bijgerechten kunnen ook als hapje even tussendoor gegeten worden, op vrijwel ieder moment van de dag. Geen enkele uitgebreide Indonesische maaltijd is compleet zonder één of meerdere groente-bijgerechten. Soms is het zelfs een hoofdgerecht. Het voorbereiden en het op juiste wijze gaar maken van groenten vereist veel zorg. Elke bereidingswijze vraagt bovendien zijn eigen manier van snijden. De groente mag nooit te gaar zijn, maar moet nog flink wat "beet" hebben. Zo blijven bovendien de belangrijke voedingsstoffen beter behouden. Indonesiërs houden van rauwkost. Bij vrijwel elke maaltijd staat er een schaal met rauwe gesneden groente op tafel. Indonesiërs zijn over het algemeen gek op tussendoortjes (vooral bij de Ramadan), echter zijn ze geen liefhebbers van gebak en taartjes zoals de Nederlanders dat kennen. Indonesiërs zijn ook gek op fruit en wordt bijna elke maaltijd afgesloten met annanas, meloen, papaja.

 

De meest voorkomende/bekende/ populaire recepten uit Indonesië zijn: 

  • Nasi goreng (gebakken rijst),
  • Beef rendang (biefreepjes in een licht zoete saus)
  • Soto (kippensoep gevuld met o.a.rijst, aardappelen, tauge en ei)
  • gado gado (groenten overgoten met pinda saus en een gesneden gekookt ei) zijn enkele typische Indonesische gerechten.
  • Klepon (zoet hapje van kokos en parmsuiker)
  • Indische varkenshaas
  • Indische kipspiesjes
  • Loempia's
  • mie goreng (gebakken noedels)
  • Kue dadar (groene pandan pannenkoekjes met zoete kokosvulling)
  •  Kip met mango
  •  Indische pasteitjes
  • Satestokjes met pindasaus

De meest voorkomende methoden voor het bereiden van voedsel in Indonesië is bakken, maar grillen, sudderen, stomen en zelfs stoven (de meeste vaak met kokosmelk) zijn ook populair. Enkele van de meest gebakken artikelen zijn boemboe’s (basis kruidenpasta), die vaak bij rijst en verschillende soorten vlees als kip, geit of rundvlees bereid worden. De laatste voorbereiding voor veel maaltijden bestaat uit het toevoegen kokosmelk, een essentieel ingrediënt en een verdikkingsmiddel voor veel sauzen.

 

DRINKEN:

De meest voorkomende en populaire Indonesische drankjes en dranken zijn teh (thee) en Kopi (koffie). Indonesische huishoudens serveren vaak teh manis (zoete thee) of Kopi tubruk (koffie gemengd met suiker en heet water en direct in en kop gegoten zonder afscheiding van de koffie). Sinds de koloniale Nederlands-Indië tijd, zijn plantages belangrijke producenten van koffie, thee en suiker, vooral op Java en zijn zoete koffie en thee populaire dranken voor Indonesiërs. Ook vruchtensappen zijn erg populair in Indonesië. Zo drinken ze hier onder andere sinasappelsap (jus jeruk), guave (jus jambu), mango (jus Mangga), zuurzak (jus sirsak) en avocado (jus alpokat). De avocado wordt vaak geserveerd met gecondenseerde melk en chocolade siroop als een dessert. Verder worden er veel drankjes gemengd met ijs, zoals jonge kokosnoot (es Kelapa muda), gras jelly (es cincau), cendol (es cendol of es dawet), avocado, jackfruit of durian. 

 

Warme, zoete drankjes zijn er ook, zoals bajigur en bandrek die vooral populair zijn in West-Java. Beide zijn op basis van kokosmelk of kokosnoot suiker (gula jawa), gemengd met andere kruiden. Sekoteng, een warme drank op basis va gember die pinda’s, in blokjes gesneden brood, en pacar cina omvat, is te vinden in Jakarta en West-Java. Wedang jahe (warme gember drank) en wedang ronde (een warme drank met een zoete aardappel ballen) zijn bijzonder populair in Yogyakarta, Midden-Java en Oost-Java. Gezien de meerderheid van de Indonesische bevolking moslim is, is alchohol voor veel Indonesiërs verboden. Echter, als sinds de oudheid werden er inheemse alcoholische dranken gemaakt in de eilandengroep. Zou zouden de mensen op het oude Java wijn drinken, die gemaakt is van palm sap genaamd tuak (palmwijn). Tegenwoordig is tuak nog steeds populair in de Batak regio op Noord-Sumatra, waar een meerderheid van de bevolking chirsten is. Een traditionele Batak bar waar tuak geschonken wordt noemt met lapo tuak. Op Bali is de Balinese rijst wijn zeer populair. Daarnaast zijn er ook een aantal lokale biermerken in Indonesië, waaronder Bintang Bier en Anker Beer.


zie ook: