Achtergrondinformatie - Georgië

"Georgische-abchazisch" conflict (1992)



Inleiding en ontstaan van het conflict


Abchazië was in de vroege Middeleeuwen een kolonie van het Oost-Romeinse Rijk of Byzantijnse Rijk, tussen de 8e en 10e eeuw als Abchazisch Koninkrijk, daarna tot de 13de eeuw in unie met Georgië. Tussen de 14e en 16e kwam het gebied onder bestuur van de Ottomanen en velen Abchazen confirmeerde zich tot de Islam.

 

In de late Middeleeuwen was Abchazië deel van het Moskouse rijk en zijn opvolger, het Russische tsarenrijk. Onder Stalin (zelf een Georgiër) werd Abchazië bij Georgië gevoegd als onafhankelijke republiek.

 

De Abchazen, die (voor de burgeroorlog) 17,8% van de totale bevolking uitmaakten in dit gebied, begonnen in de late jaren tachtig van de 20e eeuw met een campagne om van hun autonome republiek een volwaardige sovjetrepubliek te maken.

 

Dit werd door de hier levende etnische Georgiërs, die (voor de burgeroorlog) 45% van de bevolking uitmaakten, van het begin af aan bestreden. In juli 1989 waren er bloedige botsingen tussen Abchazen en Georgiërs in de Abchazische hoofdstad Soechoemi. Ook in augustus van dat jaar bleven er zich botsingen voordoen. Een jaar later, op 25 augustus 1990, verklaarde de Opperste Sovjet van Abchazië zich onafhankelijk van Georgië en gaf zichzelf de titel van een volwaardige Sovjetrepubliek.

 

De volgende dag werd dit ongeldig verklaard door Georgië en Georgische inwoners van Abchazië begonnen met een spoorblokkade bij Soechoemi. Een week later draaiden de Georgische afgevaardigden in de Abchazische Opperste Sovjet de onafhankelijkheid terug.


1992 (begin van de strijd)


De Georgische regering had in 1992 zware kritiek op het feit dat de Abchazen, die gedeeltelijk christelijk, maar met een kleine meerderheid vooral islamitisch zijn, deelnamen aan de Confederatie van Kaukasische Bergvolkeren, waardoor de spanningen weer geleidelijk toenamen. 

 

Begin augustus 1992 ontvoerden aanhangers van de gevluchte voormalige Georgische president Gamsachoerdia, die nog steeds grote populariteit genoot in het gebied, elf Georgische regeringsfunctionarissen. Sjevardnadze, toenmalig president van Georgië, verklaarde als antwoord hierop de oorlog aan het kamp van Gamsachoerdia, dat zich bij het bolwerk Zoegdidi ophield, vlak bij de grens van Abchazië.

 

Sommige gegijzelden werden na een week vrijgelaten, waaronder de Georgische minister van binnenlandse zaken. Georgische troepen begonnen hierna met een offensief om de overige gegijzelden te bevrijden; na het veroveren van Zoegdidi was dit hun gelukt.

 

Ook delen van Abchazië, waaronder Soechoemi, werden onder vuur genomen door de Georgische Nationale Garde die onder leiding stond van de minister van defensie, Tengiz Kitovani. Sjevardnadze verklaarde in het begin niet op de hoogte te zijn geweest van sommige acties.

 

Begrip van de grote landen

Georgische soldaten plunderden volgens ooggetuigen Abchazische huizen en namen in veel door de Abchazen bewoonde dorpen en steden gewelddadig de macht over. Officieel was het doel van de interventie de bescherming van de spoorwegen naar de Zwarte Zee.

 

Gamsachoerdia bevestigde later dat Georgië één staat zal blijven en dat Georgië het volste recht heeft om troepen te sturen naar onstabiele regio's. Rusland en ook de Verenigde Staten hadden begrip voor de Georgische acties. 

 

De leider van de Abchazen, Vladislav Ardzinba, trok zich met een groep aanhangers terug in de bergen en vroeg hulp aan de Confederatie van Kaukasische Bergvolkeren, die hij ook kreeg. De partizanenstrijd was begonnen en de Abchazen kozen de door voornamelijk Abchazen bewoonde kustplaats Gudaoeta, waar zich een groot Russisch militair vliegveld bevindt, als hun hoofdbasis. Op 2 oktober versloegen de Abchazen met hulp van de Tsjerkessen, Kabarden en de goed getrainde Tsjetsjenen de Georgiërs bij Gagra, wat een keerpunt betekende in de strijd.

 

In de daarop volgende dagen en weken veroverden de Abchazen het hele noorden tot vlakbij Soechoemi; iets meer dan de helft van Abchazië. Georgiërs werden verdreven uit hun huizen of gewoon zomaar geëxecuteerd. Ook de Armeniërs, Grieken en Russen werden, als ze met de Georgiërs samenwerkten, door de Abchazen en hun handlangers uit hun huizen gezet.

 

De Abchazen, Tsjerkessen, Kabardijnen en Tsjetsjenen voerden een hardnekkig schrikbewind. Honderdduizenden Georgische burgers werden verdreven over de grens naar Zoegdidi. Een etnische schoonmaak was een feit. Ook gingen steeds meer Russen voor de Abchazen vechten, waardoor de spanningen tussen Rusland en Georgië geleidelijk steeds verder opliepen. Sjevardnadze uitte de beschuldiging dat Rusland een complot smeedde om de Georgische staat te ondermijnen.



1993 (de titanenstrijd)


Eind februari 1993 beschuldigde Sjevardnadze de Russische president Jeltsin van provocaties. Een Russisch gevechtsvliegtuig deed een raketaanval op het door Georgiërs beheerste Soechoemi, volgens het Russische leger als vergelding op de beschieting van een in Abchazië gelegerde Russische legereenheid.

 

Hierna eiste Sjevardnadze dat alle Russische legereenheden uit Abchazië en ook uit het zuidelijke Adzjarië moesten worden teruggetrokken, in verband met de beschuldiging van Sjevardnadze aan het adres van de Russische legerleiding, dat zij de Abchazen, maar ook de naar afscheiding strevende Adzjaren steunde.

 

Gebeurde dit niet dan zou volgens Sjevardnadze het gehele Georgische leger gemobiliseerd worden om Georgië te verdedigen tegen de Russische bezetting.

Bloedbad van Soechoemi:

Het Bloedbad van Soechoemi vond plaats op 27 september 1993 tijdens de Georgisch-Abchazische Oorlog en de val van Soechoemi in separatistische handen.

 

Het was gericht tegen de Georgische burgers in Soechoemi, die hoofdzakelijk werd uitgevoerd door Abchazische militanten, met behulp van Kaukasisch en Russische bondgenoten uit het Noorden. Het werd een deel van de bloedige campagne van de separatisten, die bekend is onder de Etnische zuivering van Georgiërs in Abchazië.

 

Op 27 september 1993 overtrad het separatistische leger het staakt-het-vuren dat in werking gesteld werd door de Verenigde Naties en dat gewaarborgd werd door de Russische Federatie. Als deel van het staakt-het-vuren had het Georgische leger hun zware artillerie en tanks uit Soechoemi teruggetrokken.

 

De Abchazen, Confederatie van Bergvolkeren van de Kaukasus, de Kozakken en de Russische militanten stormden al vroeg in de ochtend Soechoemi binnen. Door de grote aantal strijders konden de overgebleven Georgische legereenheden het niet verhinderen dat de militanten de stad binnentrokken. Tegen de middag bezetten de separatistische militanten en hun bondgenoten al verscheidene televisiestations en bruggen.

 

Tegen de late avond werd de hele stad overrompeld door de militanten en hun bondgenoten. Vele duizenden Georgiërs vluchtten de bergen over naar andere delen van Georgië en/of stierven in het hooggebergte.

De Russen zaten natuurlijk ook met een dilemma: steunden ze de Abchazen, dan was een groot conflict tussen Rusland en Georgië niet te voorkomen, omdat Georgië dat zou gaan zien als een regelrechte schending van zijn territorium. Steunden de Russen de Georgiërs, dan konden ze geweld uitlokken van de Confederatie van Kaukasische Bergvolkeren, wat tot een groot bloedbad kon leiden, omdat de Confederatie de gehele islamitische Kaukasus wilde bevrijden, onder de noemer van een Jihad.

 

Het beste konden de Russen zich neutraal opstellen of zich inderdaad terugtrekken, maar dit kon weer opgevat worden als steun aan de Georgiërs. De Russen vormden echter geen geheel: naast het Russische leger waren er ook aparte kozakkenlegertjes. Sommige Russische soldaten schenen inderdaad met de Abchazen en hun bondgenoten meegevochten te hebben; waarom was onduidelijk.

 

Dus ook als Rusland neutraal zou blijven in het conflict, kon het escaleren.


Na 1993 (vredesmacht of bezetting)


Een tijdelijke oplossing werd gevonden in het stationeren van vredestroepen van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS), wat in de praktijk inhield en inhoudt, dat de Russische troepen bleven, maar op papier zag het er diplomatiek uit.

 

Deze situatie is sindsdien onveranderd en echte vredesbesprekingen hebben nog steeds niet plaatsgevonden. Wel is sindsdien de vrede grotendeels bewaard, ook al worden de overgebleven Georgiërs nog steeds onderdrukt.

 

Ook zijn er nog vrij regelmatig grensconflicten en zijn de verdreven Georgiërs uit Abchazië, die zich in groten getale in Zoegdidi en omgeving hebben gevestigd, nog steeds niet in staat om terug te keren.



2008 (erkenning)


Nadat er hevige gevechten waren uitgebroken in Zuid-Ossetië in augustus tussen Georgische troepen aan de ene kant en Russische en Ossetische aan de andere kant, verplaatsten de onlusten zich ook naar Abchazië. De Georgische troepen die in de Kodorivallei waren gestationeerd werden met hulp van de Russen verdreven waardoor Georgië het laatste stukje gezag in Abchazië verloor.

 

Al snel zei Georgië de uit 1994 stammende wapenstilstand op. Naar aanleiding van deze oorlog verklaarde Rusland op 26 augustus dat het zowel Zuid-Ossetië als Abchazië zou erkennen.

 

Ook Venezuela erkende het als een “echt” land. Andere landen trokken na druk van het Westen hun steun weer in.


zie ook: