Geschiedenis (achtergrond) - Frankrijk

"Bevrijding van Frankrijk" (1944)


Operatie “Overlord” was de operatienaam van de invasie van de Westerse Geallieerden op bezet Frankrijk in de zomer van 1944. Op 6 Juni (D-day) begon de operatie, voorafgegaan van verschillende luchtlandingen, met een massale amfibie aanval uitgevoerd op 5 stranden op de stranden van Normandië.

 

Na weken in gevecht te zijn geweest in de Franse provincie braken de Geallieerden uit hun bruggenhoofd en konden op 25 Augustus 1944 Parijs bevrijden. Dit wordt over het algemeen als het einde van operatie “Overlord” gezien.


Aanloop


Sinds de Duitse aanval op de Sovjet-Unie in 1941, hadden de Sovjets de last van de strijd tegen Nazi-Duitsland vrijwel alleen gedragen. Roosevelt en Churchill beloofden Stalin tijdens een conferentie rond kerst 1941 (na de aanval in Pearl Harbor) al in 1942 een tweede front te openen om de wanhopige situatie van de Sovjet Unie te verlichten en begonnen operatie “Bolero”.

 

Deze hield in zoveel mogelijk (Amerikaans) materieel naar de Britse eilanden vervoerd zou moeten worden voor een aanval op bezet West-Europa. Problemen waren er genoeg; de duikboten-oorlog woedde in de Atlantische Oceaan en de V.S. moest z’n aandacht op twee fronten (Duitsland en Japan) verdelen en ook nog ‘ns om z’n eigen hachje denken.

 

De bondgenoten waren het ook niet eens over de te volgen route; de V.S. wilden een directe aanval op de stranden van Calais, Dieppe en Cherbourg (operatie “Round-up”) om daar d.m.v. een klein bruggenhoofd deze rustig uit te bouwen. De Engelsen gaven de voorkeur aan een aanval op Noord Afrika om de Duitsers daar in te sluiten, druk te zetten op de Fransen (Vichy regime) en zodoende de zachte “onderbuik” van Europa open te rijten. De Russen verwijten de Westelijke Geallieerden dat zij expres alles overlieten aan het Rode Leger.

 

In het voorjaar van 1942 werd al besloten dat een landing op de Franse kusten in de zomer van dat jaar onmogelijk leek; deze zou alleen ondernomen worden om een eventuele “val” van de Sovjet Unie te voorkomen. Operatie “Sledgehammer” werd op 1 Juli 1942 definitief afgeblazen. Operatie “Round-up”, gepland voor de lente in 1943, werd in diezelfde zomer ook gecanceld. Ondanks de belofte aan Rusland stuitte de actie op grote praktische bezwaren. De Britten waren onvoldoende uitgerust, het weer in het najaar zou roet in het eten gooien en de V.S. zagen geen kans op korte termijn genoeg materieel aan te voeren.

 

Het Britse opperbevel besloot, onder druk van de andere Geallieerden zelf een groots opgezette aanval uit te voeren, deels als verkenning, deels om te zien in hoeverre de geallieerde tactieken opgewassen waren tegen de Atlantikwall. De aanval op Dieppe in Augustus 1942 liep uit op een zwaar betaalde maar achteraf gezien leerzame ramp. Op 8 november 1942 vonden derhalve succesvolle grootscheepse Geallieerde landingen plaats bij Casablanca, Oran en Algiers die vielen onder operatie “Toorts”.

 

De troepen van Vichy-Frankrijk boden slechts symbolisch weerstand en de springplank over de Middellandse zee lag gereed. Vichy Frankrijk werd direct bezet door de nazi’s die overhaast troepen weghaalden van het oostfront. Het tweede front was daar. 


Voorbereidingen “Overlord”


Tijdens de conferenties gehouden tussen de Geallieerden in “Casablanca”, “Quebec” en “Teheran” werd o.a. operatie “Round-up” omgeturnd in operatie “Overlord” en werd vastgesteld op 1 Mei 1944. De keuze van de landingsplaats viel op de stranden van Normandië; Calais lag te zeer voor de hand en werd zwaar verdedigd net als een havenstad. Daarnaast beperkte vooral het vliegbereik de opties. 

 

Om de Duitsers te misleiden waren er twee afleidingscampagnes opgezet; Operatie “Fortitude” noord en zuid. “Noord” was bedoeld om de indruk te wekken dat de geallieerden Noorwegen wilden binnenvallen in samenwerking met de Russen.

 

Hitler, die er zelf al van overtuigd was dat de geallieerden Noorwegen zouden binnenvallen en daarin nu werd bevestigd, bracht een aanzienlijk deel van zijn zee- en landstrijdkrachten naar Noorwegen, ver van de uiteindelijke plaats van de invasie.

 

Het andere deel van het plan, Operatie “Fortitude” Zuid, behelsde een veel grotere list en was bedoeld om de Duitsers wijs te maken dat de invasie bij het Nauw van Calais zou plaatsvinden. Lange tijd verkeerden de Duitsers in de veronderstelling dat de aanval in Normandië slechts een afleidingsmanoeuvre was.

 

Er werden allerlei nepgebouwen, -tanks en –vliegtuigen gemaakt en dubbelspionnen ingezet. Op bevel van Hitler werden tankeenheden achter de hand gehouden om tegen de verwachte aanval bij Calais te worden ingezet.

 

Omdat de geallieerden in de weken die voorafgingen aan de invasie vaak voor een vals alarm hadden gezorgd, werd het 'echte' alarm niet meer geloofd door het Duitse 7e Leger, waardoor dit er te laat achterkwam dat de invasie wel degelijk was begonnen.

 

Ook werden er speciale acties ondernomen; er werden voertuigen ontwikkeld die konden blijven drijven of bruggen konden leggen, mijnen konden opruimen. Maar er werden ook twee kunstmatige (Mulberry) havens ontwikkeld en onderzeese pijpleidingen die voor de broodnodige brandstof zou moeten leiden (operatie “Pluto”). Het Franse verzet (“Maquis”) werd ingezet om terroristische acties te ondernemen en natuurlijk werden alle aanvoer(trein)wegen naar Normandië zwaar gebombardeerd.

 

De doelen waren simpel; in de eerste veertig dagen zou een bruggenhoofd gevestigd moeten worden en ook de steden Caen en Cherbourg (grotendeels voor een zeehaven).veroverd moeten worden. Daarnaast zou men uit het bruggenhoofd in Bretagne gebroken moeten zijn en de havens langs de Atlantische kust zouden bevrijd moeten zijn. De frontlijn zou moeten lopen van “Le Havre” via “Le Mans” tot “Tours”. Na drie maanden moest een gebied zijn ingenomen dat werd begrensd door de rivieren de Loire in het zuiden en de Seine in het noordoosten.


Aan de Duitse kant (Atlantikwall)


In november 1943 besloot Hitler dat de dreiging van een invasie in Frankrijk niet langer kon worden genegeerd. Alles wat Duitsland nog aan pantserreserves kon vrijmaken, werd gereserveerd voor Frankrijk. Veldmaarschalk Erwin Rommel werd aangesteld als commandant van Heeresgruppe B, de grondstrijdkrachten die waren belast met de verdediging van Noord-Frankrijk.

 

Hij was ervan overtuigd dat een invasie alleen kon worden gestopt door een snelle tegenaanval van pantsers op de stranden. Rommel wilde dan ook de beschikbare pantsereenheden zo dicht mogelijk bij de kust stationeren.

 

Z’n meerdere “Von Rundstedt” was een andere mening toebehouden en om die reden splitste Hitler z’n pantserdivisies in tweeën; drie kwamen aan Rommel toe, terwijl de andere drie alleen door Hitler’s persoonlijke goedkeuring ingezet konden worden.

 

Het gehele kustgebied was door de Duitsers uitgebreid versterkt, als onderdeel van hun Atlantikwall. Hindernissen op het strand en in de zee, bunkers en vele mijnen op het stand en de strook land erachter. Het gebied werd door vier divisies bewaakt, waarvan er slechts één in goede conditie was. Veel andere divisies bevatten Duitse manschappen die om medische redenen niet geschikt geacht werden voor actieve dienst aan het oostfront, en andere nationaliteiten, vooral Russen, die liever in Duitse dienst getreden waren dan hun leven in een krijgsgevangenkamp door te brengen.

 

De 21e Panzerdivision bewaakte Caen, en de 12e SS Panzer-Division was in het zuidoosten gestationeerd. De beste Duitse troepen stonden in Calais en in de grote havensteden waar de nazi’s de Geallieerden verwachtte. Ten tijde van de invasie bestond de Duitse luchtverdediging van de Noord-Franse kust uit slechts 169 vliegtuigen, omdat de vliegvelden in dit gebied reeds lang onderhevig waren aan voortdurende geallieerde bombardementen. Een gedeelte van het gebied achter Utah Beach was door de Duitsers onder water gezet (inundatie) als voorzorgsmaatregel tegen parachutistenlandingen.



Toch weer uitstel


Het was noodzakelijk de aanval bij laag water uit te voeren (eb), om de versperringen te kunnen ontdekken en onschadelijk te kunnen maken. Ook een goed zicht was onontbeerlijk om de vele luchtoperaties uit te voeren. D-Day werd oorspronkelijk bepaald op 5 juni 1944, maar slecht weer noopte tot uitstel. Op 6 juni waren de weersomstandigheden niet veel beter, maar generaal Eisenhower koos ervoor om niet tot de volgende volle maan te wachten.

 

Deze beslissing hielp bij het verrassen van de Duitsers, omdat hun experts, gelet op de weersomstandigheden, geen aanval verwachtten. Rommel was zelfs op 4 juni naar Duitsland vertrokken om thuis de 50e verjaardag van zijn vrouw te vieren. Onder bevel van admiraal Bertram Ramsay zouden bij de invasie meer dan 6000 vaartuigen worden ingezet, waaronder 4000 landingsvaartuigen en 130 oorlogsschepen voor de beschieting van de kust.

 

Daarnaast zouden 12 000 vliegtuigen onder bevel van luchtmaarschalk Trafford Leigh-Mallory worden ingezet om de landingen te ondersteunen, inclusief 1000 transportvliegtuigen om de 20 000 parachutisten en luchtlandingstroepen over te brengen. 5000 ton bommen werd tegen de Duitse kustverdediging ingezet.


D-day – de luchtlandingen


Het succes van de amfibische landing hing voor een groot deel af van de luchtlandingen. De luchtlandingstroepen kregen de taak om achter de kustverdediging enkele belangrijke punten in te nemen, zoals bruggen en wegen. Hiermee kon de vorming en uitbreiding van het bruggenhoofd worden versneld. Bovendien zouden de Duitsers daardoor geen grootschalige tegenaanvallen kunnen lanceren.

 

Zonder stevig bruggenhoofd waren de troepen die op de stranden landden namelijk zeer kwetsbaar bij een tegenaanval. De Amerikaanse luchtlandingstroepen (82ste en 101ste) kregen taken toegewezen ten westen van Utah Beach. De Britten kreeg doelen toegewezen aan de oostelijke flank van de landingsplaatsen. De Britse 6e Luchtlandingsdivisie was de eerste grote eenheid die in actie kwam, namelijk om 00.10.

 

Hun doelen waren de Pegasusbrug en andere bruggen over de rivieren die de oostflank van het landingsgebied bestreken, en een geschutsbatterij bij Merville. De kanonnen van de batterij werden vernield, en de bruggen werden gehouden (ondanks zware Duitse tegenaanvallen) tot de divisie later op 6 juni werd afgelost. Het dorpje “Benouville” was het eerste bevrijde Franse dorpje. De Geallieerden hadden deze bruggen nodig om naar Caen door te stoten.

 

Bij de Amerikanen zorgden slecht weer en het felle Duitse afweergeschut voor de verspreiding van vele parachutisten in een groot gebied. Honderden vielen in zwaar bewaakte Duitse gebieden, anderen in het onder water gezette gedeelte. Het doel van operatie “Chicago” en “Detroits” was o.a. het innemen van het dorpje “St. Mere Eglise” en de bruggen over de “Merderet”. Het feit dat de Amerikanen overal verspreid waren geland had de Duitsers echter ook verward, zodat ze geen grootschalige tegenaanvallen durfden te ondernemen.

 

Ook hielp het dat de Duitsers gebieden onder water hadden gezet. De luchtlandingstroepen vochten enkele dagen achter de vijandelijke linies veelal in kleine groepjes van verschillende eenheden. 


De amfibische landingen (Britten, Canadezen en Fransen)


De landingen in Normandië zouden op zes plekken plaatsvinden; van “Quistreham” naar “Utah” strand. In de eerst genoemde stad kwamen de Britten tezamen met de Vrije Franse strijdkrachten aan wal. Alle doelen werden op die eerste dag behaald.

 

Op “Sword Beach” kwamen de Britten met flinke verliezen aan land. De Duitse verdedigingswerken bij “la Bréche” werden om 10.00 uur veroverd. Door Duitse tegenaanvallen kwamen de troepen een paar minuten te laat op “Sword” aan, maar nog wel op tijd om te helpen bij de verdediging van de bruggen bij “Bénouville”.

 

Hierna boekten ze echter slechts langzaam voortgang. Aan het eind van de dag waren ze nog geen acht kilometer landinwaarts opgerukt. Ook “Caen”, een belangrijk doelwit, was aan het eind van de dag nog in Duitse handen.

 

De Canadese en Britse strijdkrachten die op “Juno Beach” landden, werden geconfronteerd met zware batterijen evenals met machinegeweernesten, geschutsbunkers, en andere betonnen fortificaties, en een zee muur die twee keer zo hoog was als op Omaha Beach. De eerste aanvalsgolf leed 50% verlies, het hoogste percentage van alle stranden, met uitzondering van Omaha Beach.

 

Ondanks de tegenstand, de Duitse versterkingen en de obstakels, slaagden de Canadezen en Britten er binnen enkele uren in om het strand achter zich te laten en hun opmars landinwaarts te beginnen. De Canadezen waren de enige Geallieerde eenheid die op 6 juni de gestelde doelen voor de dag haalden, toen ze de weg Caen-Bayeux, 12 km landinwaarts, bereikten. Tegen het eind van D-Day waren er 14.000 Canadezen aan land gegaan, en de derde Canadese divisie was verder in Frankrijk doorgedrongen dan welke andere geallieerde eenheid ook.

 

Op “Gold Beach” waren de verliezen ook zeer hoog, gedeeltelijk doordat de drijvende Shermantanks vertraging opliepen, gedeeltelijk doordat de Duitsers een direct aan zee liggend dorp zwaar hadden versterkt. De 50e divisie overwon evenwel deze problemen en was aan het eind van de dag bijna tot de buitenwijken van Bayeux gevorderd.


De amfibische landingen (Amerikanen)


Op Omaha Beach had de Amerikaanse 1e infanteriedivisie het zwaar te verduren. De drijvende Shermantanks waren vrijwel allemaal al voor het bereiken van de kust verloren gegaan. Het zeer zware bombardement had de Duitse versterkingen gemist.

 

Hun tegenstander, de 352ste infanteriedivisie, was de beste van alle divisies die langs de stranden gelegerd waren, en had posities op steile kliffen die het strand overzagen. De divisie verloor meer dan 4000 man.

 

Desondanks hergroepeerden de overlevenden zich, wisten door de strandverdediging te breken en begonnen landinwaarts op te rukken. Een beslissende rol hierbij speelden de geallieerde torpedobootjagers, die, voor zover hun diepgang dat toestond, de Duitse kazematten zo dicht mogelijk naderden en ze dan met direct vuur het zwijgen oplegden. Eisenhower had al op het punt gestaan verdere landingen op deze plek af te gelasten.

 

In schrille tegenstelling hiermee stonden de verliezen op Utah Beach. Van de 23.000 man die aan land gingen, kwam slechts 197 man om; de geringste verliezen van alle stranden. Hier had het bombardement door middelzware bommenwerpers zijn doel wél getroffen en waren de landingstroepen per ongeluk op een betere plaats geland. De beoogde landingsplaats was 1 km naar het noorden waar betere verdedigingswerken en meer bunkers lagen.

 

Ook in de sector Utah rukten de troepen landinwaarts op en maakten verbinding met een deel van de luchtlandingsdivisies aldaar. Het doel van het Amerikaanse tweede Ranger-bataljon was de massieve betonnen rotsbatterij bij Pointe du Hoc. De taak was om onder vijandelijk vuur de 30 meter hoge kliffen met touwen en ladders te beklimmen, en dan de kanonnen aan te vallen en te vernietigen.

 

Men nam aan dat deze zowel de Omaha- als Utah-sector bestreken. De versterkte posities werden bereikt, maar de kanonnen waren niet in de bunkers, want ze waren op een eerder moment door de Duitsers ongeveer 1 kilometer naar achter verplaatst en werden uiteindelijk toch vernietigd. De verliezen van de Rangers bedroegen bijna 50 procent.



Duitse acties op D-day


Vanaf 1.15 in de nacht kwamen bij de Duitse leidinggevenden verontrustende meldingen binnen van luchtlandingen in “Cotentin” en “Caen”. “Rommel” en “Von Rundstedt” gingen er derhalve nog steeds vanuit dat het om een afleidingsmanoeuvre ging.

 

De volgende ochtend probeerde Rommel tevergeefs bij Hitler de drie overige pantserdivisies los te weken zodat deze naar de Franse kust gedirigeerd konden worden.

 

Toen de meldingen van luchtlandingen maar bleven binnenstromen en er zelfs aanwijzingen en meldingen kwamen dat er van zee uit Geallieerde versterkingen waren te verwachten, achtte men het raadzaam om de twee in de buurt gelegerde pantserdivisies (12e SS pantserdivisie en de Panzer Lehr divisie) van de OKW-reserves naar het gebied waar de landing werd verwacht te sturen.

 

De OKW wees zijn voorstellen direct af, omdat de pantserdivisies alleen met uitdrukkelijke toestemming van Hitler mochten worden verplaatst.

 

Twee sterke pantserdivisies werden zodoende buiten de strijd gelaten, terwijl het zwaar bewolkt was en de divisies zonder gehinderd te worden door de geallieerde luchtmacht hadden kunnen oprukken. Pas na 15:00 werd toestemming gegeven uit Berlijn maar moest toen worden uitgesteld tot de avond omdat de bewolking was verdwenen. Alleen de 21ste pantserdivisie werd op die allesbeslissende dag ingezet door de Duitsers daar deze direct onder Rommel viel. Deze werd alweer snel teruggetrokken toen de Britten aan beide zijden van de rivier de “Orne” en achter de pantserdivisie nieuwe parachutisten dropten.

 

De aan de kust gelegerde Duitse divisies, die tot taak hadden de tegenstander op te houden tot de komst van de eigen pantsertroepen, hadden met hun beperkte mobiele reserves nauwelijks de mogelijkheid offensief op te treden tegen de gelande strijdkrachten. Bovendien bleef de situatie in hun gebied zeer verwarrend. In de vroege morgen werd er besloten om tot een aanval op Sainte-Mère-Église over te gaan.

 

Het machtige heggen-landschap

De aanval werd echter ernstig vertraagd, omdat de bevelen zo moeizaam doorkwamen. Bovendien hadden de Amerikanen optimaal gebruikgemaakt van het heggenlandschap. De volgende dag werd een nieuwe poging gewaagd maar de Duitsers stuitten echter al direct op Amerikaanse troepen en de opmars werd wederom ernstig vertraagd. Generaloberst Dollmann, opperbevelhebber van het 7e leger, nam nog op 6 juni maatregelen om het zwaartepunt van zijn krachten te verleggen van Bretagne naar Normandië.

 

Rommel waarschuwde dat hij nog voldoende troepen in die provincie wilde houden omdat hij ook rekening hield met luchtlandingen aldaar. Er kwamen ook versterkingen uit Zuid-Frankrijk maar ook die hadden grote problemen om tijdig bij het front te verschijnen.

 

Tijdens D-Day waren er slechts twee Duitse jachtbommenwerpers die het strand konden bestoken. Daarnaast waren er enkele verkenningsvluchten boven Het Kanaal om de grootte van de Geallieerde vloot vast te stellen en voor andere bombardeer- en verkenningsmissies. Enkele andere missies werden geannuleerd, door omstandigheden tegengehouden of neergeschoten voordat ze van enig nut konden zijn. In Noord-Frankrijk en België waren ongeveer tweehonderd vliegtuigen, waarvan honderveertig paraat.

 

Alleen voor nood

Deze vluchten werden echter tegengehouden omdat het Duitse hoofdkwartier eerst duidelijkheid wilde over de invasie en vooral rekende op de Duitse versterkingen die onderweg waren. Ze wilden de vliegtuigen alleen in het uiterste noodgeval gebruiken. In totaal had de Luftwaffe, op 6 juni, 319 toestellen in de lucht, tegenover 10.500 Geallieerde vluchten.

 

De Luftwaffe kon de eigen troepen nauwelijks hulp bieden, omdat ze nog voor ze hun doelen hadden bereikt, al in luchtgevechten gewikkeld waren met een superieure tegenstander. Tijdens de gehele Slag om Normandië bleven de geallieerden superieur in de lucht en konden de Duitsers alleen nog 's nachts de geallieerde stellingen bombarderen.

 

Het Britse Sword Beach was een belangrijk doelwit voor de Duitse bommenwerpers, die al in de eerst nacht, van 6 op 7 juni, het strand onder vuur namen. Ook de “Kriegsmarine” kwam nauwelijks tot noemenswaardige daden op de eerste dag. Zij stuitten op een overmacht van geallieerde zeestrijdkrachten. 


Opbouw en uitbouw van het bruggenhoofd


Op de eerste dag van de landing waren enkele essentiële doelen door de geallieerden niet gehaald. Zo was de stad Caen nog niet ingenomen en waren de landingsgebieden niet samengevoegd tot één doorlopend bruggenhoofd.

 

Ook de aanval in de Amerikaanse sector van “St. Lo” was niet gelukt. Daar tegenover stond wel dat alle landingen succesvol waren verlopen en de verliezen lager waren dan verwacht. De kans was nog steeds daar dat de Duitsers zouden trachten het bruggenhoofd te vernietigen en de Geallieerden terug de zee zouden indrijven.

 

Tegen de avond van 7 juni hadden de Britten een doorlopend bruggenhoofd van ongeveer 35 kilometer breed en was de stad Bayeux veroverd. Op datzelfde moment lagen de Amerikaanse sectoren nog ver van elkaar verwijderd en was er ook geen aansluiting met een Britse sector. In de morgen van 8 juni was er een verbinding tussen de Amerikaanse sector "Omaha" en de Britten in de sector "Gold". Nadat deze verbinding tot stand was gekomen, ging Bradley aan de slag om contact te maken tussen de sectoren Omaha en Utah.

 

Eerste echte Duitse aanval

Op 8 juni lanceerden de Duitsers het eerste georganiseerde offensief om het geallieerde invasiefront in tweeën te splitsen. Tijdens die aanval, uitgevoerd door de 21e Pantserdivisie en delen van de 12e SS-Pantserdivisie en de Panzer-Lehr-Division, boekten de Duitsers maar moeizaam terreinwinst. Ze bleven steken in vijandelijk vuur en werden zelfs teruggedrongen. Het was aanvankelijk de bedoeling dat de Panzer-Lehr-Divisie Bayeux zou heroveren, maar bij Tilly-sur-Mer kwam deze divisie al tot staan en moest de aanval voortijdig worden afgeblazen.

 

Op 10 juni werd het eerste contact tussen deze twee sectoren gelegd. Echter, dit was via een landweg en om een goede verbinding te hebben, moest eerst het verkeersknooppunt Carentan worden ingenomen. Voor de nacht van 11 juni was er bij Caen een nieuwe Duitse aanval gepland.

 

Het 1e SS-Pantserkorps, bestaande uit de 12. SS-Panzer-Division Hitlerjugend en de Panzer-Lehr-Division, zou de hoofdmacht vormen van deze aanval. Echter, toen de Britten ten zuiden van Bayeux doorbraken in de richting van Villers-Bocage, moesten de Duitsers dit plan laten varen en trokken ze zich diep terug om een sterk verdedigingsfront op te bouwen.

 

Het plan van een geconcentreerde tegenaanval werd voor onbepaalde tijd aan de kant geschoven. Deze volledige aansluiting van het Geallieerde front vond plaats op 12 juni toen de slag om Carentan in Amerikaans voordeel was beslist. Op de zevende dag na de landing werd dus volledige aansluiting tussen alle sectoren bereikt en was er een bruggenhoofd gevormd van 125 km breed.



De doorbraak


Waar de Amerikanen na de volledige aansluiting gestaag terreinwinst boekten, gebeurde in de Britse sector betrekkelijk weinig. De Duitsers hadden zich geconcentreerd rondom Caen, het wegen- en spoorwegencentrum van Normandië.

 

Ook de Duitsers wisten dat met de inname van Caen de weg open lag naar de Seine, Rouen en Parijs. Montgomery had de logische Duitse reactie voorspeld en had z’n befaamde “scharnierplan” opgesteld.

 

De geallieerden zouden dreigen met een doorbraak in de sector bij Caen om zo alle Duitsers reserves naar die sector te sturen.

 

De Britten en Canadezen zouden dan enkele schijnaanvallen uitvoeren, waarna de Amerikanen in hun eigen sector, die inmiddels was verzwakt door de afwezigheid van de Duitse reserves, een doorbraak forceerden. Op 15 juni stonden er tegenover de Amerikanen nog maar zeventig tanks, terwijl het aantal tegenover de Britten inmiddels was opgelopen tot 520 tanks.

 

De Amerikanen trokken gestaag op ondanks hoge verliezen door het heggenlandschap.

 

In de tweede week na de landing zette Montgomery zijn verbindingsactie voort. De Duitse tanks die hem terug de zee in hadden moeten drijven, moesten nu ingezet worden ter verdediging van Caen. Op 17 juni hadden de Amerikanen “Barneville”, aan de andere kant van de Cotentin, bereikt. Hierdoor was het noordelijke deel van de Cotentin, met Cherbourg als belangrijke (haven)stad, geïsoleerd.

 

Door middel van “operatie Cobra” zou de grote doorbraak worden geforceerd, duizenden Duitse soldaten in de zak van Falaise gevangen genomen kunnen worden en de “run” naar Parijs ingezet worden. Ook zouden de Geallieerden een tweede invasie in Zuid-Frankrijk voorbereiden om de Duitsers terug te drijven naar hun moederland. De Geallieerden zouden de nazi’s in een ruk terugdrijven naar de Rijn in Nederland en de “Siegfriedlinie” aan de Duitse grens en zou pas door problemen met de (te) lange aanvoerlijnen gestopt worden. 


film


"Saving Private Ryan" - (1998; 8,6)

Tijdens de invasie van de Geallieerden in Normandië sterven twee broers. Een derde broer sterft gelijktijdig in Nieuw Guinea, bij het vechten tegen de Japanners.

 

Als bekend wordt dat een vierde broer vermist is geraakt op het Franse platteland, wordt een missie gestart om hem veilig thuis te krijgen.



ZIE OOK: