Achtergrondinformatie - Filipijnen

"dodenmarsen in bataan"



inleiding


Op 9 April 1942 gaven ongeveer 75.000 Geallieerde soldaten zich over na de slag in Bataan aan het Japanse leger van Generaal Homma. Een groot deel van de krijsgevangenen (Filipino’s en Amerikanen) werden eerst beroofd van hun meest elementaire benodigdheden en eigendommen.

 

Daarna werden zij gedwongen een 100 kilometer lange voettocht te beginnen naar hun krijgsgevangenenkampen. Deze mars zou beginnen in de stad “Mariveles” aan de zuidkant van “Bataan” en zou eindigen in de stad Capas waar kamp “O’Donell” zich bevond.

 

De logistieke planning van het vervoer van de krijgsgevangenen werd zo'n tien dagen voor de beslissende Japanse aanval in handen gelegd van generaal-majoor Yoshitake Kawane. De Japanners, die hadden verwacht dat de gevechten nog zouden voortduren, waren voorbereid op ongeveer 25.000 gevangenen en waren daarom niet voldoende in staat en vermoedelijk ook niet van zins om de drie keer zo grote groep op een humane manier te transporteren.

 

Resultaat waren de “dodenmarsen”. 


de dodenmarsen


Bij “Mariveles” begon voor de Geallieerde krijgsgevangenen de voettocht van zo’n 88 kilometer naar de stad “San Fernando” om vervolgens daar op de trein te worden gezet naar “Capas”. Vanaf daar was het nog zo’n 13 kilometer lopen naar de eindbestemming kamp “O’Donell”.

 

De route ging over slechte wegen die veel gevangenen fataal werd als gevolg van fysieke mishandelingen door de strijdkrachten van het Japanse Keizerrijk. Onthoofdingen, het doorsnijden van de keel en het bij het voorbijgaan doodschieten waren de meest voorkomende praktijken.

 

Deze waren nog genadig vergeleken met het steken met een bajonet, verkrachting, het opensnijden van de buik, het in elkaar slaan met de achterkant van een geweer en het opzettelijk onthouden van eten en drinken tijdens de bijna continu voortdurende mars van een week door de tropische hitte.

 

Wanneer men viel was men ten dode opgeschreven. Dat gold ook bij het uiten van protest of ongenoegen. Volgens diverse overlevenden waren de slechte sanitaire omstandigheden in veel gevallen de doodsoorzaak, waardoor een ziekte als dysenterie zich kon verspreiden. Bekend werden de zusters die alles deden wat ze konden zonder enige materiaal om mee te werken – zij werden bekend onder de naam “Angels of Bataan”. Ook was er te weinig (drink)water en soldaten begonnen uit de buffelpoelen te drinken wat dodelijk was. Ondanks de strenge bewaking wisten velen zich tussen de lokalen te mengen en de strijd te continueren als guerrilla strijder in de jungle van “Luzon”.

 

De Japanse cultuur was zo dat mensen die zich liever overgaven dan tot de dood vechten niet tot het menselijke ras behoorden en zo beredeneerden zij; het waren dus geen mensen die tot de marsen werden gedwongen maar dieren. Pas weken later werden de marsen bekend in de Westerse wereld en de bevolking van de Verenigde Staten stond op hun achterste poten en zwoer wraak. Het precieze dodental als gevolg tijdens de mars is niet bekend omdat vele duizenden mannen er in slaagden om aan hun bewakers te ontsnappen.

 

Er zijn historici die spreken van 6.000 tot 11.000 slachtoffers. Anderen hebben berekend dat zo'n 18.000 krijgsgevangenen de kampen nooit bereikt hebben. Duidelijk is dat ongeveer 54.000 van de 72.000 gevangenen de kampen bereikten. 



de krijgsgevangen kampen


Op 6 juni 1942 werd de Filipijnse soldaten amnestie verleend door de Japanners en vrijgelaten. De Amerikaanse gevangenen bleven echter vastzitten. Na verloop van tijd werden ze overgeplaatst naar kampen buiten de Filipijnen.

 

Dit proces begon met de verplaatsing van Amerikaanse gevangenen van Camp O'Donnell naar “Cabanatuan” waar vele krijgsgevangen zaten van het eiland “Corregidor”. Hiervandaan werden ze onder slechte omstandigheden met schepen vervoerd (de zogenaamde helleschepen) naar kampen in Japan, Korea en Mantsjoerije om daar in de mijnen of (oorlogs)industrie als slaaf te werken.

 

Deze schepen voeren geen teken dat er krijgsgevangenen werden vervoerd en werden vaak bestookt door Geallieerde vliegtuigen of andere boten. Ook Generaal “Wainwright” zou tot het einde van de oorlog gevangen worden gehouden in het sinds 1932 bezette Mantsjoerije. In januari 1945 werden de laatste 511 krijgsgevangen die nog vastzaten in Cabanatuan door een speciale actie van de Amerikanen bevrijd. Deze aanval kwam bekend te staan als de The Great Raid.


het oorlogs-tribunaal


Na de overgave van Japan in 1945 veroordeelde een commissie van de geallieerden Generaal Homma voor oorlogsmisdaden, waaronder de dodenmars van Bataan en de daarop volgdende misstanden in kamp “O'Donnell” en “Cabanatuan”.

 

De generaal, die op het moment van de dodenmars volledig in beslag genomen werd door de verovering van het laatste geallieerde bolwerk in de Filipijnen (Corregidor), bracht als verdediging naar voren dat hij niet bekend was het met feit dat het dodental zo hoog was, tot twee maanden na de gebeurtenissen. Desondanks werd Homma veroordeeld en op 3 april 1946 geëxecuteerd net buiten Manilla.

 

Ook in Japan werden na de oorlog vele generaals verantwoordelijk gehouden voor het mishandelen van Amerikaanse en Filipijnse krijgsgevangenen. Een groot aantal (Tojo, Doihara, Itagaki, Kimura, Matsui, Muto, en Hirota werden ter dood veroordeeld in de “Sugamo” gevangenis in “Ibebukuro” op 23 December 1948 door opgehangen te worden. Anderen werden veroordeeld van 7 tot 22 jaar gevangenisstraf. 



zie ook: