Achtergrond informatie - Egypte

"slag om alamein" (1942)


De Italiaanse aanval in 1940 op het Britse Egypte werd afgeslagen; toen de Italianen op het punt stonde te breken in Libië werd de hulp van de Duitsers ingeroepen. Door de komst van het Duitse Afrikakorps werden de de Britten op hun beurt tot diep in Egypte teruggedrongen.

 

In “El Alamein” organiseerden de Engelsen een allesbehoudende defensie voor het behoud van Alexandrië en het Suezkanaal, de achilleshiel van het Britse oorlogsapparaat.


de posities rond "el alamein"


El Alamein zelf was een onbeduidend spoorwegstation aan de kust. Ongeveer 16 kilometer naar het zuiden lag de Ruweisat-bergkam, een lage steenachtige bergkam die een uitstekend observatiepunt vormde over verschillende kilometers woestijn. 32 kilometer naar het zuiden van de bergkam lag de Qattara laagte. 

 

De Britse verdedigingslinie strekte zich uit van de kust tot aan de Qattara laagte, wat betekende dat Rommel een enorme omweg door de woestijn zou moeten nemen om rond hun flank te kunnen trekken. Het Britse leger in Egypte had dit al voor de oorlog ingezien en had het Achtste Leger enkele stellingen laten voorbereiden, waarvan de best voorbereide rond het spoorwegstation lagen.

 

Het merendeel van de linie bestond echter gewoon uit open woestijngebied.

 

De Britten begonnen drie verdedigingsstellingen; de eerste en sterkste nabij El Alamein, tegen de kust, was voorzien van een uitgegraven verdedigingswerk en gedeeltelijk uitgerust met een mijnenveld en prikkeldraad.

 

De Bab el Qattara-stelling, die zich zo’n 32 kilometer van de kust en 13 kilometer ten zuidwesten van de Ruweisat-bergkam bevond, beschikte ook over een uitgegraven verdedigingswerk maar was niet uitgerust met een mijnenveld of prikkeldraad en bij de Naq Abu Dweis-stelling, aan de rand van de Qattara laagte, waren bijna geen voorbereidingen getroffen.

 

Het was Auchinlecks intentie dat de defensieve posities de vijand zouden kanaliseren en desorganiseren, zodat de mobile reserve in de flank en rug van de vijand kon aanvallen. 

 

Op 30 juni naderde Rommels Afrikakorps de El Alamein posities. De As-eenheden waren uitgeput en sterk onderbemand. Toch bleef Rommel hen onverbiddelijk voorwaarts sturen in de overtuiging dat, mits hij toesloeg voor het Achtste Leger de kans had gekregen zich op te stellen, zijn momentum hem door de El Alamein-linie zou helpen en hij zo kon oprukken naar de Nijl zonder veel tegenstand.

 

De bevoorrading bleef met problemen kampen omdat men bij het As-commando een pauze van 6 weken verwachtte na de inname van Tobroek. Ondertussen bleken de buitgemaakte voorraden zeer goed van pas te komen, maar water en munitie was slechts beperkt leverbaar, terwijl een groot tekort aan transportmiddelen het verspreiden van voorraden die wel beschikbaar waren belemmerde.



het Afrika-korps valt aan


De Duitsers probeerden het momentum te houden ondanks gebrek aan alles en vielen op 1 Juli 1942 de Britse stellingen aan. De aanval verliep stroef en tegen het einde van de dag had het Afrika Korps nog maar 37 van de oorspronkelijke 55 tanks over. Het korps begon zich in te graven. De volgende dag werd de aanval hervat.

 

Wederom liep de aanval vast en dus beval Rommel het Afrika Korps hun plannen te wijzigen. Ondertussen voerde de RAF zware luchtaanvallen op de eenheden van de As. Op 3 juli vielen de Duitsers weer aan; de As opmars werd wederom tot staan gebracht door een combinatie van Brits artillerievuur en constante luchtaanvallen.

 

De RAF vloog op 3 juli 780 missies. De inmiddels gefrustreerde Rommel besloot de volgende dag zijn uitgeputte troepen te rusten en te hergroeperen. Het Afrikakorps had nog slechts 36 tanks en de drie Duitse divisies telden elk nog maar tussen de 1200 en 1500 manschappen die uitgeput waren en op het einde van hun aanvoerlijnen opereerden. 

 

Rommel had zwaar te lijden onder de alsmaar langer wordende afstand van zijn aanvoerlijnen. De Britse woestijnluchtmacht concentreerde zijn aanvallen op zijn fragiele en langer worden aanvoerroutes, terwijl mobiele Britse colonnes zich naar het westen verplaatsten om vanuit het zuiden zijn achterhoede aan te vallen.

 

Rommel kon zich deze verliezen niet veroorloven omdat de aanvoer vanuit Italië van manschappen en materieel aanzienlijk verminderd was; in mei kreeg hij nog 34.000 ton voorraden en 2000 voertuigen, in juli nog maar 5.000 ton voorraden en 400 voertuigen. Ondertussen was het Achtste leger zich aan het herorganiseren en heropbouwen, hun kortere aanvoerroute vanuit Alexandrië was hierbij een enorm voordeel.


de engelse tegenaanvallen


De eerste Engelse tegenaanvallen werden uitgevoerd bij “Tel El Eisa”. Pas na zeven dagen toen er nog geen winnaar was luwde de strijd aldaar. Duizenden waren gevallen zonder resultaat. Het belangrijkste resultaat van de strijd was echter dat de 621 Radiosignaal Onderscheppingscompagnie gevangengenomen was.

 

Deze eenheid had Rommel tot dan toe van onschatbare informatie voorzien uit onderschept Brits radioverkeer.

 

Er volgde slagen bij de “Ruweisat” en “Miteirya” bergkammen waarop de strijd bij “Tel El Eisa” weer uitbrak. Opnieuw lukte het Britse 8e Leger er niet in om Rommel’s eenheden te vernietigen, ondanks de overweldigende superioriteit in manschappen en uitrusting. Aan de andere hand werd de situatie voor Rommel steeds erger.

 

Ondanks succesvolle defensieve operaties, had zijn infanterie zware verliezen geleden en hij rapporteerde dat de situatie kritiek was. Op 26/27 juli lanceerde Auchinleck operatie “Manhood” in de noordelijke sector in een laatste poging de As eenheden te vernietigen; ook deze liep op niets uit. Het Achtste leger was uitgeput. Op 31 juli verklaarde Auchinleck de aanvallen voorlopig ten einde, en gaf prioriteit aan het versterken van de Britse verdediging om een komende Duitse aanval het hoofd te bieden.  

 

Rommel zou later het falen van het offensief om door de linie te breken aan het opdrogen van de bevoorrading van zijn leger wijten en hoe het verzet van vele Italiaanse divisie was ingestort in het begin van juli. Ook klaagde hij veel over belangrijke Italiaanse konvooien die keer op keer faalde in het bevoorraden van zijn leger dat wanhopig tanks en voorraden nodig had, hij legde de schuld hiervoor bij het Italiaanse opperbevel, nooit vermoedde hij dat geallieerde codebrekers hiervoor verantwoordelijk waren.

 

Begin augustus bezochten Winston Churchill en generaal Alan Brooke Caïro toen ze onderweg waren naar Moskou, om daar Jozef Stalin te ontmoeten. Ze beslisten Auchinleck te vervangen (omdat deze maanden nodig zou hebben een legermacht op te bouwen) en benoemde Montgomery als nieuwe aanvalsleider.


de valstrik van "alam el-halfa"


In het laatste grote offensief van de Noord-Afrika campagne trachtte Rommel het Britse leger te omsingelen en verslaan vooraleer het voorzien kon worden van materieel en versterkingen, wat een overwinning voor de As-mogendheden vrijwel onmogelijk maakte.

 

Montgomery, die door inlichtingen afkomstig van Ultra descriptie op voorhand op de hoogte was gesteld van Rommels intenties, liet opzettelijke een gat ontstaan in de zuidelijke sector van het front.

 

Hij wist dat de Duitsers hier gingen aanvallen en stelde zijn artillerie en pantservoertuigen 32 kilometer achter het front op, rondom de bergkam van “Alam el Halfa”, net ten zuiden van “El Alamein”. In een nieuwe tactiek werden de tanks ingegraven en gebruikt als antitankwapens, waardoor er geen tegenaanval gelanceerd hoefden te worden, zoals in het verleden het geval was.

 

Ze konden daardoor hun positie op de bergkam behouden. In tegenstelling tot andere tactieken, leidde dit tot een minimum aan verliezen. De slag vond plaats tussen 30 augustus en 5 september 1942. Omdat zijn bevoorrading twijfelachtig was en het maar niet lukte de bergkam te veroveren, gaf Rommel het bevel om terug te trekken. Montgomery besloot zijn defensieve overwinning niet uit te buiten en zijn troepen te sparen voor wat de Tweede slag om El Alamein zou worden.

 

Toch lanceerde de 2e Nieuw-Zeeland Divisie, tegen het bevel in, een aanval op een Italiaanse positie en leed hierbij zware verliezen. Rommel beweerde dat de Britse luchtsuperioriteit een beslissende rol speelde in Montgomery’s overwinning.


opmaat naar slag


Ondanks grote aandrang van Churchill om zo snel mogelijk aan te vallen, nam Montgomery weken de tijd om de opbouw van zijn leger te voltooien: met 200.000 man en 1000 tanks begon Montgomery zijn aanval op de 100.000 man en 500 tanks van het Duits-Italiaans leger.

 

Aan Duitse zijde heerste gebrek aan brandstof, drinken, munitie en voedsel. Het Duits-Italiaanse leger ontving slechts 1/3 van de voorraden die het nodig had.  

 

Met Operatie Lightfoot hoopte Montgomery twee doorgangen door de Duitse mijnenvelden in het noorden vrij te maken. Pantsereenheden zouden dan hier doorheen trekken om de Duitse pantsereenheden te verslaan. Afleidingsaanvallen in het zuiden zouden strijdkrachten in het zuiden verhinderen om noordwaarts versterking te bieden. Montgomery verwachtte een gevecht van 12 dagen in drie fasen: "Inbreken, vermorzelen, en breken."

 

De strijdkrachten van het Gemenebest voerden in de voorafgaande maanden een aantal misleidingen uit om de As-mogendheden op het verkeerde been te zetten over de tijd en plaats van de op handen zijnde aanval. Deze misleidingen kregen de codenaam Operatie Bertram. Een dummy pijplijn werd in fasen opgebouwd om de asmogendheden te laten geloven dat de aanval veel later zou plaatsvinden en veel verder naar het zuiden.

 

Er werden namaaktanks gemaakt bestaande uit houten frames gebouwd op jeeps in het zuiden opgesteld. Omgekeerd werden de tanks in het noorden vermomd als vrachtwagens door hier een houten bak bovenop en overheen te bouwen. De As organiseerden hun verdediging in twee linies, die door de geallieerden de Oxalic Line en de Pierson Line genoemd werden. Ze legden meer dan een half miljoen mijnen, vooral antitankmijnen, in wat de Duivelstuin genoemd werd.


de slag begint


Op 23 oktober 1942 begon eindelijk de lang verwachte aanval met een lange Britse artilleriebeschieting. Daarna zou de infanterie over een 8 km pad over de antitankmijnen rennen (die niet afgingen omdat zij te licht waren vandaar de naam “Lightfoot”) om deze vervolgens te verwijderen voor een tankaanval. 

 

Tijdens de aanval werd het Duitse communicatiecentrum geraakt en bezweek de Duitse Rommel’s invaller (Rommel zelf was voor medische behandeling in Duitsland) vanwege een hartaanval.

 

Rond 16:00 bevonden de eerste Britse tanks zich tussen het mijnenveld waar ze zoveel stof opwaaiden, dat het zicht tot nul gereduceerd werd. Opstoppingen en desoriëntatie waren het gevolg.

 

Hele colonnes tanks dwaalden af. De RAF probeerde de opmars gaande te houden door honderden aanvallen uit te voeren op Duitse stellingen. De geplande aanval was op zondag voorbij. De Britten waren door de mijnenvelden in het westen opgerukt en hadden een 9 km breed en 8 km diep gat in de as-linie geslagen al zaten de As troepen nog  stevig verschanst in hun oorspronkelijke gevechtsposities.

 

Het slagveld zou zich concentreren bij Kidney end Tel el Eisa totdat er een doorbraak was bereikt. Rommel keerde op de avond van de 25e terug; hij constateerde grote verliezen en dat er veel zieken waren, terwijl er nog maar brandstof voor drie dagen was.

 

Hij begon direct een tegenaanval die zich rond “Tel el-Aqaqir” en “Kidney Ridge” concentreerde. Het zou een uitputtingsslag worden waarbij de Geallieerden in het voordeel waren door hun surplus aan mankracht en materiaal.



de doorbraak


Op 2 november begon operatie “superlading”. Montgomery wilde de as-strijdkrachten dwingen in het open veld te vechten, waardoor zijn brandstof opgesoupeerd zou raken, zodat de RAF de tanks makkelijk zou kunnen vernietigen. Na de Britse artilleriebeschieting en luchtaanvallen begon de infanterie op te rukken. Daarna was het de beurt aan de Engelse tanks. 

 

De overgebleven Duitse 88 mm kanonnen schoten 102 van de 128 Britse tanks in vlammen; wel was de eerste Duitse linie doorbroken. In de hitte van de middagzon naderden 120 Italiaanse en Duitse tanks voor de grootste, meest kritieke en laatste tankslag, die om de Tel el Aqaqir heuvelkam.

 

Dit gevecht duurde de gehele dag. Bij het vallen van de avond hadden de as-strijdkrachten op heel het front nog maar 32 werkende tanks over. Terwijl het Afrikakorps voor zijn voortbestaan vocht bij “Tel el Aqaqir”, begon Rommel de terugtocht naar Fuka enkele kilometers westelijk.  

 

Ondanks de wanhopige situatie gaf Rommel zijn mannen bevel stand te houden. Gehele eenheden werden vernietigd, al bleven er overal kleine restanten standhouden. Er was een 20 km breed gat in de as-linie geslagen. Rommel concludeerde: "Wanneer we hier blijven, houdt het leger het geen drie dagen meer uit.

 

Als ik de opdrachten van de Führer gehoorzaam, loop ik het risico dat mijn eigen mannen me niet meer gehoorzamen. Mijn mannen gaan voor!" Rommel gaf bevel tot een massale terugtocht tegen Hitlers orders in.

 

Op 4 november gingen de laatste aanvallen van start waarbij de doorgebroken strijdkrachten de open woestijn ingingen. Rommel had 55.000 man, 1000 kanonnen en 450 tanks verloren. De geallieerden hadden 13.500 man verloren alsmede 100 kanonnen en 500 tanks. Rommel trok zich terug, en deed dit wederom meesterlijk: ondanks de geallieerde suprematie in de lucht leed hij tijdens deze terugtocht vrijwel geen verliezen meer.


nasleep


Winston Churchill vatte het resultaat van de slag op 10 november 1942 samen met de woorden: "Dit is niet het einde, zelfs niet het begin van het einde, maar het is misschien wel het einde van het begin." De slag was Montgomery's grootste overwinning.

 

Hij kreeg de titel "Viscount Montgomery of Alamein" toen hij in de adelstand verheven werd.

 

De geallieerde landing in november 1942 in Marokko, Algerije en Tunesië (Operatie Toorts) betekende een bespoediging van het einde. De Duitse en Italiaanse troepen in Noord-Afrika werden toen vanuit het oosten en het westen in de tang genomen.

 

De aftocht van de As-mogendheden in Noord-Afrika was nu onvermijdelijk ook al zou Hitler telkens bevelen om tot de laatste man stand te houden. Op 13 mei 1943 gaven de laatste troepen as-strijdkrachten in Noord-Afrika zich over.


zie ook: