Reisverhalen - Cuba

sierra maestra Np (Bartolome Maso)



Op weg naar fidel's hoofdkwartier


In Santiago de Cuba word ik als koning behandeld als ik bij het busstation vraag om een vervoermiddel (maakt niet uit wat) naar Bartolome Maso. Ik mag achter iemand aanlopen die naar de eerste truck wijst die klaarstaat. Mijn tas moet ik direct bij de deur laten staan, wat inhoud dat ik niet zo ver weg ga zitten. Stampvol zit ie als we wegrijden. 

 

Ik knik wat naar de mensen om mij heen en ze lachen wat terug als ik elke keer m’n knieën in een heupzwaai moet gooien als er iemand langs wil.

 

Ik hoop maar de man die mensen in- en uitlaat (er is een soort van ijzeren trappetje gebouwd waar je de truck in komt lopen inclusief deurtje met haak en ijzeren haak voor extra veiligheid) mij een beetje in de gaten houd en wel op het goede moment mij er ook weer uitlaat.

 

We moeten al een uur aan het rijden zijn als ie opeens mij aanwijst en ik als enige uitstap. Hij wijst op een tegenover staande truck en ik zeg nog maar ‘ns dat ik naar “Bartholomeo Malo” wil. Daar stap ik de truck in en neem plaats.  

 

Na nog een keer overstappen stoppen we in m’n bestemming en ik weet dat er hiervandaan geen openbaar vervoer meer verder gaat. Tegen beter weten in vraag ik toch en ik wandel met een mooie vrouw op leeftijd de straat uit (ze proberen mij eerst een paardentaxi in te krijgen) waar ze naar een motel wijst. Vele fietstaxi’s maar ook taxi’s met paard staan te wachten maar ik loop liever een stukje.

 

Alto de Naranho

Er staat een kleine club toeristen en de man wijst op de jeep die blijkbaar vandaag nog naar “Alto de Naranho” gaat, het dorp hoog in de heuvels waaruit vandaan je de wandeltocht kan maken naar het hoofdkwartier, zo heb ik gelezen. Ik kan mijn geluk niet op – de man wil mij wel brengen maar niet voor niets natuurlijk.

 

Hij vraagt nog een redelijk hoog bedrag maar ik weet ook dat als ik er vandaan heen wil (en dat wil ik) dan moet ik nu gaan (’s middags gaat de tent dicht want het is nog een behoorlijk stuk wandelen) en daarnaast is het stuk tussen Santa Domingo en Alto zo steil dat dit niet voor een “normale” auto te doen is.

 

Ik probeer nog wat te “ritselen” maar de man is onverbiddelijk en roept maar dat het voor het bedrijf is en niet voor hem. Natuurlijk had ik eigenlijk gehoopt dat de Fransen nog zouden gaan en ik mee zou kunnen voor een luttel bedrag, maar zo gelukkig ben ik nou ook weer niet.


het nationale park


Ik wordt gedropt bij een zeer modern uitziend toeristencomplex met groot restaurant, cabana’s en een informatiepunt waar ik aan een tafeltje wordt gezet. Omdat ik ook weer terug moet stelt ze voor een pakket te kopen waarin naast de jeeptocht heen- en weer ook het entreebedrag, de verplichte gids zit en een soort van lunchpakketje.

 

M.b.t. de steilheid was niets teveel gezegd – het is stijl en ik ben blij dat de jeep 4WD heeft en zonder enig probleem de weg naar boven weet te vinden. Het uitzicht is prachtig – groene bossen, af en toe een hutje maar vooral hoge bergen, een meer en veel bos. Mijn grote tas laat ik op de achterbank liggen en ik maak kennis met m’n gids die helaas heel weinig Engels spreekt helaas.

 

Op een bord zie ik staan welke kant we op moeten en ook dat de afstand zo’n 3 kilometer is. Daaronder staat het tijdsschema van zo’n 4 uur. Het geiten pad is naturel en is dus ook veelvuldig gebruikt door de rebellen en hun helpers. Stenen, kiezels, beekjes dwars door de jungle heen. Dan weer omhoog dan weer steil naar beneden en het is dan ook niet zo vreemd dat ik een zwaar bezweet toeristisch stel tegenkom.

 

Halverwege vraagt de gids of ik wellicht een camera bij mij heb – die heb ik en hij stelt voor deze weg te stoppen anders moet je nog een extra 5 CUC betalen, waar ik dus echt geen zin meer in heb. Ik stop hem weg en er wordt inderdaad bij het huisje gevraagd of ik een toestel bij mij heb. Ik lieg dat ik nooit foto’s neem en alles opsla in m’n geheugen.



het hoofdkwartier


Na nog zo’n stuk wandelen door het oerwoud komen we eindelijk aan bij wat bordjes die aangeven dat we bij het hoofdkwartier beland zijn. Er volgt een eerste rieten hut (helemaal leeg) die als eerste controlepost diende. We lopen steil verder het pad op en komen op een open stuk gras waar in het midden een stukje zand te zien is en als helikopterlandingsplaats heeft gediend.

 

Waar het bos weer begint staat een houten barak waarin het museum in gevestigd is. Hier hangen foto’s aan de muur met Fidel en z’n strijders (inclusief Che) maar ook gebruiksvoorwerpen zoals een typemachine, pen en een zuurstofmachine.

 

Het terrein is groot en verspreid – de rebellen schijnen in hangmatten her en der in het bos te overnachten terwijl Fidel een eigen hut heeft die we later zullen zien.

 

Zoals te zien is op de grote maquette die in het museum staat zijn een aantal barakken overgenomen door de natuur, weer en de hitte en niet meer te zien helaas, maar de meeste wel. We lopen verder omhoog en passeren aan de linkerzijde de begraafplaats.

 

Er zijn drie gaten in de grond te onderscheidden en verderop staat een prachtig graf met hekjes en een groot kruis. M’n gids legt uit maar ik begrijp er eerlijk gezegd weinig van wie hier moet liggen. Ik neem aan dat de man later gedood is en hier begraven wilde worden.


rozen en hangmatten


Een nieuwe hut met strooien dak die dienst deed als opslagplaats; voorraden eten, drinken maar ook uniformen en wapens lagen hier opgeslagen. Erachter is een kleine keuken dat niet meer is dan een stuk houten vlonder met een grote houten bak. We klauteren verder de berg op en komen bij de grote keuken aan.

 

Als het regende en de rebellen niet buiten konden blijven slapen in hun hangmatten was het hier een drukte van jewelste.  Nu komen we bij Fidel's huis zelf waar zelfs een slaapkamer in gebouwd is. Ik vraag waarom Fidel wel een huis had en de rest niet, zeker aangezien je weet dat hij juist voor gelijkheid (communisme) was. M’n gids legt uit dat het juist de soldaten waren die wilden dat hij een huis kreeg met wat luxe.

 

Twee luiken worden geopend (waarschijnlijk om het weer buiten te houden) en er zijn twee kamers te zien – eentje is de slaapkamer met een bed en een tweepersoons matras, en in de ander staat een tafel met wat stoelen die hoogstwaarschijnlijk gebruikt werden om nieuwe plannen te smeden. Achter is zelfs een terrasje te zien die dan wel weer uitkijk geeft op de persoonlijke wc van de leider.

 

Overal zijn rozen gepland en ik vraag tegen beter weten in of dat naturel is; m’n gids legt uit dat de secretaresse van Fidel de plek een beetje gezellig wilde maken en de planten heeft gepland.



niets maar toch alles


Het is indrukwekkend om te zien hoe deze kleine groep rebellen zonder enige comfort hier vijf maanden heeft vertoefd en nooit gevonden zijn door de troepen van dictator Batista. Er loopt nog een pad verder de berg op en m’n gids vraagt (en ik begrijp na enige keren te herhalen) dat het nog mogelijk is om de radioantenne te bekijken boven op de berg. 

 

Ik ben hier niet voor niets, knik ja en heb na honderd meter steil omhoog klimmen (trappen zijn hier niet) eigenlijk al spijt. Eerst komen we nog een rieten hut tegen, dan het elektriciteitshuisje (ze hadden zo’n uur elektra per dag en die werd alleen gebruikt om radioverbinding te maken). Nog verder omhoog en dan voel ik de frisse wind – we moeten er wel zijn. Een huisje met een prachtig uitzicht over een groot meer verderop en de bergen om ons heen.

 

Verbazingwekkend genoeg staat er nog veel (vervallen) communicatieapparatuur. Nu ben ik even blij dat ik “verwend” een lunchpakket mee heb genomen en nog belangrijker – ik heb het bewaard tot nu. Ik pak het broodje uit het papier en maak mijn blikje sinas open. Nieuwe energie die ik broodnodig nodig heb.

 

Naar de top

M’n gids krijgt er geen genoeg van en vraagt of ik nog verder omhoog wil klimmen waar de radio-antenne-mast werd neergezet en ach, we zijn nu toch goed bezig. Er is een gat in de grond te zien waar de antenne geplaats werd en voor de rest eigenlijk niets. We wandelen terug en ik begin m’n kuiten echt goed te voelen nu.  

 

Bij een nieuwe afslag vraagt m’n gids of ik nog naar het hospitaal wil en ja, dat wil ik wel. Ook hier houden de houten trappetjes op en klimmen we steil naar beneden over een grindpad met stenen en kiezels. Onderaan de heuvel vlakbij de rivier (die je ook hoort) zijn drie mooie barakken gebouwd met strodaken en een aantal houten vlonderterrasjes – het zou niet misstaan als toeristen cabana’s.

 

Het eerste hokje is nagenoeg leeg maar in de grote zie je duidelijk houten kastjes waar de verschillende medicijnen hebben gestaan. Ook de houten tafel die gebruikt werd voor operaties staat er nog en ik moet er toch niet aan denken. Het is tijd om terug te wandelen en het zweet stroomt over m’n gezicht. Op de terugweg komen we geen enkele toerist meer tegen en op het terrein van het hoofdkwartier ben ik alleen een Frans stel tegengekomen. Na 15 minuten wandelen we het laatste stuk terug waar Vladimir, m’n chauffeur al op ons zit te wachten.



het campismo in stijl


Ik twijfel wat te doen want ik ken het probleem van openbaar vervoer hier – zal ik bij de camping gaan slapen of toch terug naar Bartolome Maso waar ik dan ook nog terugmoet naar Bayamo. Ik kies voor het eerste; ik ben doodop en wil mijzelf opfrissen en ik heb natuurlijk ook een reservering gemaakt. 

 

Tenslotte wil ik ook een keer op een  “campismo” slapen. Ik voel me wat ongemakkelijk met de gids op de achterbank want ik hoop niet dat hij ook nog (na het belachelijke hoge bedrag van 65 CUC) dat ik ook nog fooitjes ga geven. Gelukkig stapt hij uit en geeft mij een hand zonder extra’s te vragen. Wel stappen er wat lokale mensen in waar ik geen bezwaar tegen heb. De camping ligt een kilometer bij de weg vandaan en zelfs onze jeep heeft problemen met het weggeslagen grindpad wat we nu oprijden.

 

Hutjes van stro, houten hekjes en wat geiten staan er langs de weg en dan een oase van rust – de camping. Bij de receptie maak ik duidelijk dat ik degene ben geweest die gisteren een reservering heb gemaakt en m’n chauffeur vraagt hoe laat ik morgen opgehaald wens te worden.

 

Wauw, alles wat ik verwacht had maar ik zeg zonder te aarzelen – 900? Campings in Cuba zijn geen echte campings, maar een verzameling van kleine cabana’s bij elkaar in een groene omgeving met een restaurant en andere activiteiten.

 

Watertekort

Het kamertje ziet er prima uit; groot met twee bedden, een aparte wc en douche en schoon ook. Ik heb m’n T-shirt nog niet uitgetrokken of m’n chauffeur staat te kloppen; hij is er toch niet morgen maar wat ik begrijp komt er iemand anders. Eerlijk gezegd zal het mij worst zijn wie mij komt ophalen als er maar iemand komt. Ik kleed mij uit en draai de kraan van de douche open maar er komt niets. Ik trek de wc door en ook niets. De kraan van de wasbak dan – ook niets. Heb ik iets gemist – iets over het hoofd gezien? Kleren weer aan en ik wandel terug naar de receptie. Ik pak m’n spullen weer in en ga naar een andere cabana.

 

Daar hebben we een discolamp die blijkt flikkeren en wederom bitter weinig water. De TL wordt verwisselend en ik begrijp als de vrouw met een emmer water aan komt zeulen dat water hier een probleem is. Ik neem een emmer-water-douche en rust wat op bed.


badkuipen zonder water


Over een betonnen paadje wandel ik naar het restaurantje of cafeetje verderop. Er zitten twee mensen druk te werken aan de administratie en alle stoelen staan nog op de tafels. Maar ze zijn open en ik bestel wat water en een koud Chrystal biertje. Doe wat huiswerk en zie wat geiten en paarden voorbijlopen die hier blijkbaar gewoon loslopen.

 

Het is zo verdomd rustig hier, volgens mij ben ik de enige gast op het hele terrein waar toch zeker 30 huisjes staan. De twee staan op en wijzen op een ander cafeetje verderop en ik pak m’n spullen op en volg. Op een open terrein waar je kunt midgetgolfen ofzoiets staan wel 20 badkuipen opgesteld – wat? Er komt geen water uit de kraan en hier staan badkuipen?

 

Het terras is een stuk vriendelijker als de andere en voordat ik besteld heb staat m’n hele tafel vol met eten; soep, rijst, patat met kip en een zoete saus van cuava en een stukje kaas. Er komt nog een ouder stel het terras op en het blijken fietsende Nederlanders te zijn. Het contact is gelegd en we babbelen wat terwijl ik na het eten nog een biertje bestel. Natuurlijk krijg ik gezelschap van een kleine zwarte teckel die niet meer van m’n zijde wijkt.

 

Zoals eerder opgemerkt wordt het opeens aardedonker en ik bedenk mij dat ik nog een nieuwe emmer water moet gaan halen, tenminste als ik het waterkraantje vind. Het personeel rekent af en sluit direct de deuren. Ik strompel terug naar m’n huisje, doe het licht buiten aan, vind de waterpomp en mijmer nog wat over de dag als ik het licht uitdoe.



lees ook: