Yangpachen (Tibet dag 1 trip)

Reisverhalen - China



inleiding


’s Morgens vroeg hebben we afgesproken bij ons hostel; twee jongedames, een stel en ik – allemaal Nederlands. Tijdens onze 5-daagse -verplichte- bustour vanuit Kathmandu, Nepal naar Lhasa in Tibet hebben we afgesproken dat bij aankomst in de hoofdstad van dit prefect we er samen op uit trekken.

 

Ons visum is nog een dag of tien geldig en we besluiten een auto te huren voor drie dagen. Dit schijnt veruit de meest efficiënte manier te zijn om een stukje Tibet te bezoeken waar je anders niet zo snel kunt komen met beperkte middelen.

 

We hadden niet veel tijd om prijzen te vergelijken maar we weten enigszins wat er hier gevraagd wordt en waar we op moeten letten. Op een klein papiertje hebben we deze, voor ons, belangrijke dingen even opgekrabbeld.  

 

We komen aan bij de parkeerplaats waar auto’s te huur zijn en mengen ons tussen de lokale mannen die natuurlijk zeer nieuwsgierig zijn naar wat wij willen. Na wat heen- en weer gepraat en onderhandel vinden we voor ons de geschikte man die ons een paar dagen zal rondrijden in een jeep net groot genoeg voor 6 personen.

 

Het is misschien niet helemaal zoals het zou moeten gaan maar we hebben toch een soort van contractje opgesteld en vragen z’n handtekening. Enigszins wantrouwend zet de jongeman z’n krabbel eronder.

 

Wij gooien onze tassen op het dak en binden de hele boel vast.


nam tso meer


Bij de eerst benzinepomp betalen we de rest van het bedrag van wat we hebben afgesproken. Het is m’n beurt om in de achterbak te zitten of beter gezegd liggen.

 

De wegen in Lhasa zijn nog prima te noemen maar hoe verder we buiten de stadgrenzen komen hoe slechter de weg. Het is iets verder dan 100 kilometer maar in Tibet betekent dat uren rijden over stoffige wegen.

 

We zien een lichtbruin doods landschap met hoge pieken aan weerszijden en soms zelfs wat sneeuw op de bergen. Hier en daar zien we wat yaks ronddolen. Af en toe een boerenerf. Bij een groot stuk sneeuw langs de weg stappen we even uit om foto’s te maken.

 

Dan wijst onze chauffeur, die zeer gebrekkig Engels spreekt, op het meer in de verte. Het Nam Tso meer, een van de voor Tibetanen heilige meer. De lokalen noemen dit zoutmeer het “Hemelse” meer en is een bekend bedevaartsoord. Pelgrims lopen tegen de klok in het meer rond in een kora-ritueel. Ook is het een populaire plek voor trekvogels.  

 

Een tweedehands winkeltje

We kunnen nu ook de kleine eilandjes zien liggen in het turquoise gekleurde meer wat prachtig afsteekt met de bruine bergen, de hemelsblauwe lucht en de paar wolkjes. Niet voor niets is dit een nationaal park. We stoppen vlakbij een schiereiland waar we het klooster “Tashi Dor” zien liggen gebouwd om een grot. Er staan twee gigantische verticale rotsen opgesierd met miljoenen sjaals en slierten gekleurd papier.

 

Het is binnen klein en er zijn een aantal verschillende ruimtes met de inmiddels bekende bekers, vlaggen en altaartjes. Het ruikt naar wierook en muf van de rotsen en ik moet denken aan een tweedehands winkeltje met zoveel kleren dat je niet meer kunt kiezen. Dit schijnt van de Tibetaans boeddhistische nyingma-orde te zijn wat dat ook mogen betekenen. Nadat ik hier een beker heb gekocht lunchen we bij Namtso Qu waar we erachter komen waarom we zo buiten adem zijn. Het ligt op meer dan 4500 meter hoogte!  

 

Na het eten rijden we terug naar de weg waar we wat donkerbruine nomadenhutjes zien staan aan de oevers van het meer. De chauffeur brengt ons erheen en als we de auto uitstappen komen tientallen kinderen aan rennen. Dit moet zeer arme mensen zijn want de kinderen lopen allemaal in vodden rond. Geiten lopen de hutjes in en uit. We mogen even kijken in deze zeer Spartaanse hutjes waar voor ons heel veel rommel in ligt.

 

We zwaaien iedereen gedag en gaan de jeep weer in.



yangpachen klooster


Het is niet zo heel ver naar het klooster van Yangpachen waar we uitgeruimd de jeep uitklauteren. Hier gaan we proberen vannacht te slapen wat niet zo vreemd is in Tibet. We parkeren de jeep op het terrein van het klooster en kloppen aan bij een heuse rode poort.

 

Aan de muur hangen tientallen gouden ronde bellen. Eerst spreken we een jonge monnik aan die we proberen duidelijk te maken dat het onze intentie is hier vandaag te blijven. Er wordt een oudere monnik gehaald en ondanks z’n glimlach wordt het al snel duidelijk dat hij geld voor ons verblijf wil hebben.

 

Op zich is dat niet zo’n probleem, in een hotel moeten we ook betalen – de vraag is alleen hoeveel. We praten omstebeurt als brugman maar veel verder komen we niet ondanks alle beleefdheden die we uitwisselen. We besluiten eerst het klooster te bekijken om dan nog een poging te wagen.

 

We doen een poging

Het is na sluitingstijd en de sfeer in het nu donker wordende klooster is mystiek te noemen. We mogen boter in de kaarsenstandaards gieten, witte Tibetaanse sjaals gooien om de Boeddha’s beelden halzen en we doen een donatie. Dit klooster is gesticht in het jaar 1504 en werd zoals vele andere kloosters tijdens de Culture Revolutie in 1966 totaal verwoest. Daar is nu gelukkig niets meer van te merken.

 

De oppermonnik blijft bij z’n besluit en wij concluderen dat dit gewoonweg geldklopperij is; slapen in een klooster moet een geste zijn waar we best iets voor willen betalen maar het is geen hotel. We besluiten te gaan en bedanken de monniken die het nu wel jammer vinden dat we niet blijven.  

 

Door al dat gevlei is het laat geworden en we moeten nog eten. In het nabijgelegen “Yangpachen” eten we iets in een lokaal restaurantje en vragen of we hier ergens kunnen overnachten. Maar eerst tanken we op vooroorlogse wijze met een pijp die in een oude ton wordt gezet. Het is al donker als we bij het populaire “heetwaterbron” hotel aankomen vlakbij de stad. We proberen de kosten te drukken door met z’n allen in een kamer te verblijven.

 

Het is nog een heel gedoe omdat er bedden van andere kamers gehaald dienen te worden maar uiteindelijk lukt het.



lees verder:



zie ook: