Achtergrondinformatie - België

"aanval op België" ("fall gelb") (1940)



inleiding


In 1920 had België een militair verdrag gesloten met Frankrijk om in geval van een Duitse aanval hun inspanningen op elkaar af te stemmen. Omdat Frankrijk niet reageerde op de Duitse bezetting van de gedemilitariseerde zone van het Rijnland in 1936 twijfelde België aan de Franse geloofwaardigheid en koos voor neutraliteit.

 

Voor de zekerheid werden wel oude forten rond Luik en Namen opgeknapt en verbeterd en er werden ook  nieuwe forten gebouwd om de oostgrens te beveiligen tegen een nieuwe dreiging. Zo werd het sperfort “Eben-Emael” nabij het Albertkanaal en de Maas gebouwd wat als onneembaar werd bestempeld. Drie dagen na het “Molotov-Ribbentrop” pact op 23 Augustus 1939 mobiliseerde België. Frankrijk beperkte zich tot een oorlogsverklaring (net als Engeland), de mobilisatie van de reserves en een beperkt en mislukt offensief in de Saar.

 

Na de capitulatie van Polen eind September 1939 oordeelt België dat Duitsland wellicht het Westen aan wil vallen. Zij stuurt al haar troepen naar de frontlinie in het Oosten. Als de noodlanding op 10 januari 1940 in België van een Duitse verdwaalde “Messerschmitt” liaisonvliegtuig, met aan boord de plannen voor het offensief wordt werkelijk alarm geblazen.

 

Een laatste werkelijk alarm werd afgekondigd op 9 april 1940 toen de Duitsers Denemarken en Noorwegen binnen vielen. Tot de dag van de invasie op 10 mei zal België consequent vasthouden aan zijn neutraliteitspolitiek.

 

Er worden geen vreemde troepen toegelaten in België. Franse troepen en het Britse Expeditiekorps (BEF) zijn in Frankrijk aan de Zuid Belgische grens gestationeerd.


geallieerde plannen


Het Belgische veldleger telde ongeveer 600.000 manschappen (8% van de Belgische bevolking) in 22 divisies. Daarmee was het in verhouding tot het aantal inwoners één van de grootste Europese legers.

 

In weerwil van de neutraliteitspolitiek werkten de Belgische en Franse legertop met de Britten en de Nederlanders “in het geheim” een gemeenschappelijk verdedigingsplan uit. Ze verwachten een soort heruitgave van het Schlieffenplan van 1914 en, zoals in 1914, een Duitse opmars doorheen de vlakke landen om de “Maginotlinie” te vermijden.

 

Terugblikkend op de gebeurtenissen kan dat nu naïef lijken. Ten onrechte, want in de eerste Duitse plannen voor de veldtocht in het Westen lag het zwaartepunt van de aanval inderdaad in noordelijk België. De gemeenschappelijke “strategie” komt er op neer het defensief te voeren op een ononderbroken “weerstandsstelling” gaande van Breda tot Zwitserland.

 

De grote 5 stellingen

De Belgische verdediging in de diepte bestond uit vijf soorten stellingen. Nadat er alarm was geslagen (alarmstellingen) moest de soldaten in de vooruitgeschoven stelling de sterkte van de Duitse troepen testen en proberen weerstand te bieden zodat het gros van het veldleger zonder vijandelijke druk de dekkingsstelling in Antwerpen, Albertkanaal en de Maas tot Namen in kon nemen.

 

Met uitzondering van de forten rondom Antwerpen, Luik en Namen was deze linie qua fortificatie niet bijzonder sterk, hoewel het halve Belgische leger erin was ondergebracht. De weerstandstelling (of KW stelling of “Dijle” linie), was de eerste hoofdweerstandslinie, die werd gevormd door bunkers, tankversperringen en anti-tankgrachten.

 

De linie begon bij Fort Koningshooikt van de Versterkte Stelling van Antwerpen en liep via Leuven, Waver, Gembloers tot Rhisnes waar ze aansloot op het versterkte fort van Namen. Bij een Duitse aanval zouden het Franse leger en de British Expeditionary Force (BEF) optrekken tot deze stelling. Tenslotte waren daar de “verouderde” binnenlandse stellingen die veelal bestonden uit oude fortificaties rondom de Vlaamse grote steden.

 

Door verbinding met de havens was men verzekerd van brandstof en voorraden.


het duitse aanvalsplan


Het oorspronkelijke Duitse aanvalsplan, voorzien voor uitvoering in de herfst van 1939, was tot op zekere hoogte een heruitgave van het Schlieffenplan van augustus 1914. Tijdens de wintermaanden werd echter een totaal nieuw plan ontwikkeld dat in mei 40 zal uitgevoerd worden. Erich Von Manstein stelde dat heel Nederland en België bezet moest worden.

 

Daarom stelt Manstein voor dat de inval in België door de legergroep B enkel zou dienen om de Britten en Fransen te misleiden en hun strijdkrachten naar België lokken. De hoofdkrachtsinspanning echter moest bij de legergroep A gelegd worden.

 

Dwars door de Ardennen

Pantserdivisies van de legergroep A moesten ongemerkt oprukken door de Ardennen, de Maas oversteken in de buurt van Sedan en dan op de waterscheidingslijn tussen het Seinebekken en Sommebekkenbekken in het Zuiden en het Maas- en Scheldebekken in het Noorden onversaagd doorstoten naar de Kanaalkust.

 

De Belgisch-Britse-Franse strijdkrachten zouden dan afgesneden worden van hun basissen en overgeleverd aan de vernietiging. Tegelijk moesten ook, door offensieve acties tussen Maas en Moezel, gunstige uitgangsposities veroverd worden om later een vernietigend offensief in te kunnen zetten naar het Zuiden van Frankrijk. De nieuw soortige pantserdivisies zullen nieuwe tactische procedés volgen: snelheid, gewaagde diepe penetraties, vuursteun door vliegtuigen, aangepaste bevelvoering.

 

Via diplomatieke kanalen ontvingen de Belgen en Nederlanders informatie dat een Duitse invasie op til was. De Belgische en Nederlandse militaire attachés te Berlijn, respectievelijk kolonel Goethals en majoor Sas, werden getipt door de toenmalige kolonel Hans Oster, een Duitse officier uit de Abwehr die al sinds de Nacht van de Lange Messen in 1934 het nazibewind niet goed meer gezind was.

 

Deze informatie werd doorgespeeld doch nooit op waarde geschat. Op 9 mei 1940, om 23.30 uur, stuurde kolonel Goethals vanuit Berlijn een gecodeerd bericht dat de aanval in de vroege ochtend van 10 mei 1940, om 4.35 uur van start zou gaan. Het bericht werd op ongeloof onthaald. Een vergelijkbaar bericht van majoor Sas aan de Nederlandse regering werd evenmin serieus genomen.



"fall Gelb" neemt z'n aanvang


In de nacht van 9 mei op 10 mei zouden Duitse vliegtuigen magnetische mijnen in kustgebieden bij Oostende en Zeebrugge leggen. Ook werd de Belgische luchtmacht gedecimeerd op de grond en werden militaire doelen, zoals luchtafweergeschut bestookt. De Geallieerden werden volkomen verrast. In de ochtend valt de Legergroep B Nederland en België binnen. Na de grootschalige luchtaanvallen werden er eerst luchtlandingen uitgevoerd. 

 

Het Duitse 6 leger o.l.v. generaal “Von Reichenau” krijgt opdracht via de aanvalslijn “Aken-Venlo” z.s.m. de Maasbruggen bij Maastricht te veroveren, de kanaalbruggen bij “Kanne”, “Vroenhoven” en “Veldwezelt” ten noorden van fort “Eben-Emael” in te nemen, het zogenaamde onneembare fort “Eben-Emael” zelf in te nemen en daarna luchtsteun te geven vanaf het fort op de veroverde bruggen.

 

Eben-Emael - het megafort

Er moest opgerukt worden richting “Tienen”. De bruggen bij Vroenhoven en Veldwezelt over het Albertkanaal vielen intact in Duitse handen en “Eben-Emael” werd bij verrassing aangevallen door zweefvliegtuigen en parachutisten met o..a “holle lading” bommen.

 

De (vooruitgeschoven) stellingen worden op meerdere plaatsen aangevallen tussen “Neeroeteren” en “Briegden”. Het gaat om Duitse troepen die de Maas zijn overgestoken en de Belgische verdediging aftasten.

 

De Belgische troepen slagen erin om alle bruggen over de kanalen op tijd te laten springen en krijgen tegen 17:00 het bevel om zich van hun stelling terug te trekken naar het Albertkanaal. Alle eenheden slagen daarin.

 

Het Franse oppercommando is er nu van overtuigd dat de onderstellingen waarop het “Dijle” plan gebaseerd is gerealiseerd worden. Het gemotoriseerde 7de Franse Leger wordt richting Breda gestuurd. Het 1ste Franse Leger en het 9de Franse Leger trekken volgens plan België binnen om hun stellingen Zuid van Waver en op de Maas te bezetten. De Dekkingsstelling liep langs het Albertkanaal, de forten rond Luik, de Maas tot Namen.

 

Langs het Albertkanaal stond om de 600 meter een bunker met twee mitrailleurs (ter hoogte van de waterspiegel). Alle bruggen werden ondermijnd met springladingen, velden werden onder water gezet en tankversperringen opgebouwd. Deze stelling werd bemand door 14 divisies, meer dan de helft van het Belgisch leger.


belgische troepen moeten terug


Aangezien de stelling bij het “Albertkanaal” door de verrassende zeer snelle inname van de Duitsers van het strategische “Eben Emael” al een feit is na een dag vechten trekt het Belgische leger, vier dagen eerder dan hun bondgenoten gepland hadden, terug naar de KW stelling.

 

Het sterke Duitse 6e leger dat uit 17 divisies bestaat trekt inmiddels Midden België binnen en komt al snel tegen de Geallieerde hoofdmacht te staan; de krachtige BEF van negen divisies, het elite Franse Eerste Leger en vrijwel het hele Belgische leger, samen een veertigtal divisies.

 

Op zich had de aanval dus geen enkele kans van slagen; omdat het Belgische leger zich nog in de Albertkanaalstelling bevond was het zelfs maar de vraag of de Duitse opmars verder dan Luik zou komen. Een falen zou heel Fall Gelb in gevaar brengen: zonder een bindingsaanval in het oosten zouden de “Entente” legers naar het zuiden verplaatst kunnen worden, vooral omdat men het bruggenhoofd bij Sedan eerst vijf dagen wilde opbouwen.

 

Het gat van "Gembloers"

De Duitsers bewogen op 11 mei meteen het 3e en 4e pantserdivisie naar voren om een uitval te doen door het “Gat van Gembloers”; de Fransen zetten daarop troepen in om die poging te blokkeren. Dit zou de enige slag zijn tijdens “Fall Gelb” die de Fransen zouden winnen.

 

Op 12 mei kwam het zo bij “Hannuit” tot de verwachte tankslag, met zo'n 1.600 deelnemende pantservoertuigen de grootste die de wereld tot op die dag gezien had. De eerste dag werd de Duitse aanval afgeslagen. Op 13 mei gelukte het door een concentratie van beide Duitse divisies uiteindelijk door het dekkingsscherm van Franse tanks heen te breken, die op de 14e succesvol werden teruggenomen achter de nu ingegraven troepen; ze hadden ongeveer 105 tanks verloren, de Duitsers zo'n 160.

 

De Duitsers zouden na nog meer tanks te hebben verloren tot in de avond van de 15e doorbreken. Dat was nu echter irrelevant geworden, want de hele aanval van het Zesde leger had zijn taak als schijnbeweging al vervuld: in het zuiden hadden de ontwikkelingen hun beslissende loop gehad.



de duitse hoofd-aanval


Al op 9 mei hadden kleine Duitse eenheden de grens met Luxemburg overschreden; er was in de nacht van 10 mei ook een mislukte luchtlanding bij Nives en Witry (Operatie “Niwi”), die had moeten voorkomen dat Belgische grenstroepen versperringen stelden. De Ardennen boden zeer goede verdedigingsmogelijkheden, maar die werden slecht benut.

 

Terwijl in Midden België de strijd hevig is trekt ondertussen de Duitse Legergroep A in zuidwestelijke richting door Luxemburg en de Ardennen. Deze hoofdaanval bestaat uit drie legers (4e, 12e en 16e) bestaande uit 45 divisies waarbij 1600 tanks. Twee pantserlegerkorpsen met duizenden vrachtwagens rijden voorop o.l.v. de legendarische generaal Guderian.

 

Alleen dekkingstroepen probeerden de Duitse opmars te hinderen. Vanuit het westen trokken de zwakke Franse Divisions Légères de Cavalerie de Duitsers tegemoet maar werden al snel teruggedrongen.

 

Grote files

De grootste belemmering voor de Duitse opmars bleken de Duitsers zelf. Al gauw liep het opmarsschema in het honderd: alle wegen raakten verstopt en er begonnen zich files te vormen die tot ver over de Rijn reikten. De verkeerschaos was zo groot dat Franse luchtaanvallen eenvoudig de kwetsbare vrachtwagens hadden kunnen vernietigen om zo een voortijdig einde te maken aan de hele operatie.

 

Tot grote opluchting van de Duitse commandanten bleven die echter uit. De ogen van de Entente waren op Legergroep B gericht en de Franse luchtmacht was hoe dan ook niet van zins met haar kleine bommenwerpermacht het luchtoverwicht van de Luftwaffe zo dicht bij de Duitse grens te betwisten.

 

De Fransen maakten zich derhalve geen zorgen – de bevelen waren al uitgegaan om indien nodig verse troepen naar de Ardennen te sturen. Op 12 mei bereikten, tot grote Franse verbazing, de voorste Duitse eenheden  o.a. dankzij doeltreffend stafwerk en de marsdiscipline van de uitvoerders bereiken ze in goede orde de Maas, ten Zuiden van Namen ter hoogte van Sedan. 


doorbraak sedan en nederland capituleert


Na luchtbombardementen door de beruchte duikbommenwerpers, de “Stuka’s”, staken Duitse pantserinfanterie-eenheden al op 13 mei de Maas over. De Geallieerden waren totaal verrast door deze snelle hoofdaanval. Een brug wordt geslagen en op 14 mei in de namiddag zijn drie pantserdivisies overgezet.

 

Andere pantserdivisies kunnen de Maas oversteken te Monthermé en bij Dinant. Het 9de Franse Leger, grotendeels samengesteld uit weder opgeroepen eenheden, heeft geen noemenswaardige weerstand kunnen bieden.

 

De doorbraak in het zuiden en de uitzichtloze situatie van het Nederlandse leger in het noorden na amper 3 dagen (Nederland capituleerde op 14 mei) dwongen de legerleiding om de goede stellingen (o.a. de KW-linie die de Duitsers de IJzeren Muur noemden) prijs te geven zonder of na weinig strijd, waardoor het moreel van de Belgische troepen fel werd geschaad. Toch werd nog gepoogd om op vier opeenvolgende linies (Scheldelinie, Terneuzen-Gent-Oudenaarde, Leielinie en de lijn Ieper-Roeselare) stand te houden tegen de overweldigende overmacht.

 

Maar ondanks het protest van de Belgische koning Leopold III moest op bevel van de Franse opperbevelhebber generaal “Gamelin” de Scheldelinie (Antwerpen-Brussel- kanaal van Charleroi tot de Franse grens) nog dezelfde dag verlaten worden. Het 7e Franse Leger, dat intussen in Nederland door één enkele Duitse pantserdivisie was teruggeslagen, trok zich bij gebrek aan discipline, inefficiënte planning en controle samen met het Belgische leger terug.

 

Op enkele pogingen na om de Duitse doorbraak op de flanken aan te pakken komen te laat of zijn te zwak. De Geallieerden laten de vijand ongehinderd de Schelde oversteken. 



laatste kans


In een poging een continue defensielijn met de Fransen te bewaren wordt het teruggetrokken op opeenvolgende defensieve stellingen. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Zuid-Noord rivieren en de bestaande ingerichte binnenlandse stellingen. In de nacht van 22 op 23 mei 1940 verlaten de Belgische troepen het Tête de Pont de Gand waar ze gevaar liepen afgesneden en omsingeld te geraken.

 

Ze trekken terug naar de volgende verdedigingslijn aan de rivier “de Leie” waar ze standhouden tegen de Duitse overmacht. Van 23 mei tot aan de capitulatie op 28 mei gaf het slechts enkele kilometers terrein prijs. Er sneuvelden circa 3000 Belgische soldaten maar een groter aantal Duitse soldaten. Alleen al op 27 mei telde het Duitse leger bij Vinkt 150 doden en 1500 gewonden.

 

Op 26 mei besluiten de Engelsen tot herinscheping van hun BEF in Duinkerken. In een laatste inspanning levert het Belgische leger een bijdrage aan de bescherming van de herinscheping van de vertrekkende Britten. Op 28 mei is het Belgische leger samen met miljoenen vluchtelingen tegen de zee samengedrukt op een klein oppervlak, zonder reserves, uitgeput.

 

De munitievoorraad was praktisch volledig opgebruikt. Koning Leopold III waarschuwde de geallieerde hoofdkwartieren dat het Belgische leger zonder geallieerde logistieke steun zou moeten capituleren. Er kwam echter geen hulp meer.

 

Verder weerstand bieden kan alleen zorgen voor grote verliezen bij de eigen troepen en bij de vluchtelingen. Voor de Belgische koning en de legerleiding is duidelijk geworden dat de strijd verloren is. Leopold III vreesde een definitieve Duitse overwinning en een daaruit voortvloeiend vredesverdrag ten koste van België. Hij besloot dan ook tegen het advies van zijn ministers in om zijn functie van opperbevelhebber te laten primeren op die van politiek staatshoofd en net zoals zijn vader, koning Albert I, bij zijn soldaten te blijven en hun lot te delen.

 

Hij capituleerde samen met zijn troepen op 28 mei 1940.


België capituleert


De beslissing van de Belgische koning om bij z’n soldaten te blijven werd zowel door de gevluchte Belgische regering als de Franse legertop flink bekritiseerd.

 

Het debat wordt nog scherper door zijn beslissing als krijgsgevangene in het land te blijven, zijn houding ten aanzien van de Duitse bezetter en zijn huwelijk in oorlogstijd met Lilian Baels. Na de Tweede Wereldoorlog mondt het uit in de Koningskwestie.

 

De Belgische regering vlucht even later van Frankrijk naar Engeland. De Fransen zouden nog lang blijven hameren op de tekortkomingen van het Belgische leger om hun eigen fouten te verdoezelen.

 

Ongeveer 6000 Belgische soldaten en ongeveer evenveel burgers hadden het leven gelaten door de militaire operaties. De Britten waren ondertussen ingescheept vanuit Duinkerken, maar ook vanuit Oostende, Nieuwpoort en De Panne vertrok men richting de Engelse Kanaalkust. Van de in totaal 600.000 Belgische militairen werden er 225.000 naar Duitse krijgsgevangenkampen gebracht. Na enkele maanden werden de meeste Vlamingen vrijgelaten.

 

Slechts circa 70.000 (alle officieren die na enige tijd gegroepeerd werden te Prenzlau, beroepsonderofficieren en Waalse militairen) bleven tot het einde van de oorlog gevangen. 



nasleep


Het Britse leger en een beperkt aantal Franse troepen slagen er in te ontkomen met achterlating van hun zware wapens en materieel. Het Duitse leger herneemt het offensief richting de rest van Frankrijk (Fall Rot). Uiteindelijk moet ook het Franse Leger capituleren. Het is 22 Juni 1940 als naast Luxemburg, Nederland en België nu ook Frankrijk grotendeels is bezet.

 

De 18-daagse Veldtocht van mei 1940 wordt soms voorgesteld als de totale afgang van de Belgische strijdkrachten en de staat die ze dienden. Dat beeld moet bijgesteld worden. Met de Achttiendaagse Veldtocht had het Belgische leger maar een beperkt aandeel in het débacle van de geallieerde defensieve operaties. Het verlies van Eben Emael en twee bruggen op het Albertkanaal was pijnlijk maar niet doorslaggevend.

 

Op militair operationeel vlak werd het lot van het Belgische leger bepaald door het foute gebruik van het mobiele 7de Franse leger en de BEF in het Dijleplan en vooral door de ineenstorting van de Franse verdediging achter de Maas en te late reactie op de doorbraak.

 

Een omsingeling aanvaarden of de terugtocht aanvangen was onvermijdelijk. België koos voor de tweede mogelijkheid. Op vier opeenvolgende lijnen werd slag geleverd. De falende laattijdige tegenaanvallen op de flank van de doorgebroken Duitse divisies bezegelden ten slotte het lot van het Brits expeditiekorps en het Belgische Leger.